Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 december 2013;
- de akte houdende overlegging producties;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring, met producties;
- de incidentele conclusie van antwoord, met één productie.
€ 260.953,48 te betalen, althans al hetgeen door [eiser] ter zake van de extra loskosten van de zendingen graniet ex BAO HENG aan [betrokkene1] is betaald, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente ex artikel 6:119a BW, althans ex artikel 6:119 BW, met ingang van de dag van de betaling door [eiser] aan [betrokkene1], althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot de dag van de algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
- [eiser] is een bedrijf dat expeditie- en agentuurwerkzaamheden verricht;
- [gedaagde] handelde tot 19 januari 2012 onder de naam ‘[betrokkene1]’ (hierna: [betrokkene1]);
- naast [gedaagde]/[betrokkene1] bestaat het bedrijf [gedaagde] Deep Sea Terminal B.V. (hierna: [betrokkene1]); [betrokkene1] is de rechtsopvolgster van [betrokkene2]
- medio 2010 ontving [eiser] van [betrokkene1] het verzoek na te gaan wat de lostarieven zijn die [betrokkene1] in rekening zou brengen voor het lossen uit zeeschepen in Rotterdam van zendingen graniet die zijn verpakt in kratten en big bags;
- vervolgens, nadat [betrokkene1] bij e-mailbericht van 28 april 2010 aan [eiser] een offerte had uitgebracht met daarin de verzochte lostarieven, heeft [eiser] bij e-mailbericht van 6 augustus 2010 op basis van deze offerte van [betrokkene1] op haar beurt een offerte gedaan aan [betrokkene1] (prod. 3 van [eiser]); deze offerte van [eiser] dient te worden gekwalificeerd als een aanbod in de zin van artikel 6:217 lid 1 BW;
- [betrokkene1] heeft vervolgens op 10 september 2010 een brief aan [eiser] (prod. 4 van [eiser]) gezonden, die moet worden gekwalificeerd als een aanvaarding van genoemd aanbod;
- bij brief van 8 oktober 2010 (prod. 5 van [eiser]) heeft [betrokkene1] [eiser] een tweede opdracht gegeven tot het lossen van graniet;
- na ontvangst van deze opdrachten van [betrokkene1] heeft [eiser] op haar beurt haar eigen opdracht aan [betrokkene1] bevestigd;
- [betrokkene1] heeft bij [eiser] extra loskosten in rekening gebracht; op haar beurt heeft [eiser] voor deze extra lossingskosten op 20 januari 2011 een factuur (prod. 11 van [eiser]) gestuurd aan [betrokkene1];
- hoewel zij contractueel gehouden is jegens [eiser] tot betaling van deze factuur, heeft [betrokkene1] tot op heden nagelaten deze factuur te voldoen;
- de overeenkomst tussen [eiser] en [betrokkene1] waarop [eiser] haar onderhavige vordering baseert, is de overeenkomst die tot stand is gekomen door genoemde opdrachtbevestiging van [betrokkene1] aan [eiser] van 10 september 2010, welke opdrachtbevestiging, als gezegd, moet worden aangemerkt als aanvaarding van het in genoemd e-mailbericht van 6 augustus 2010 neergelegde aanbod van [eiser] aan [betrokkene1].
3.Het geschil in het incident
- in haar opdrachtbevestiging van 10 september 2010 verklaart [betrokkene1] de meest recente versie van de ‘
Allgemeine Deutsche Spediteurbedingungen’ (ADSp) van toepassing; [eiser] heeft deze toepasselijkverklaring niet afgewezen en evenmin naar haar eigen algemene voorwaarden verwezen, zodat de ADSp van toepassing zijn op de overeenkomst tussen [eiser] en [betrokkene1];
- artikel 30.2 ADSp kent een forumkeuzebeding voor alle rechtsgeschillen die voortvloeien uit of verband houden met de overeengekomen opdracht; voor het bepalen van de bevoegde rechter wordt aangeknoopt bij de vestigingsplaats van de ‘Spediteur’, derhalve [betrokkene1] (lees: [gedaagde]), die gevestigd is in Mannheim, Duitsland, zodat op grond van artikel 23 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo) deze rechtbank onbevoegd is kennis te nemen van de vordering van [eiser].
Wir arbeiten”; hiermee wordt aangegeven dat [betrokkene1] opdrachten als opdrachtnemer aanneemt en uitvoert en dat op die uitvoering (
Arbeit) door [betrokkene1] in de verhouding tot haar opdrachtgever de ADSp van toepassing zijn. Wat de onderhavige rechtsverhouding betreft, zijn deze rollen nu juist omgekeerd, aangezien [betrokkene1] zélf geen diensten verricht en er derhalve geen sprake is van ‘werkzaamheden’ van [betrokkene1] als bedoeld in bovengenoemde verwijzingstekst.
Over dit argument van [eiser] overweegt de rechtbank als volgt.
Wir” aan het begin van genoemde eerste volzin dus uitsluitend bedoeld zijn [betrokkene1]. Deze eerste volzin kan dan ook uitsluitend aldus worden verstaan dat de ADSp van toepassing zijn op werkzaamheden van
[betrokkene1], niet op werkzaamheden van [eiser]. In het onderhavige geval wordt betaling gevorderd als vergoeding van werkzaamheden van
[eiser]. Aangezien, als gezegd, de toepasselijkverklaring van de ADSp in de eerste volzin van bovengenoemde verwijzingstekst uitsluitend betrekking heeft op werkzaamheden van [betrokkene1], missen de ADSp, waaronder genoemd forumkeuzebeding van artikel 30.2 ADSp, derhalve toepassing.
-
salaris advocaat € 452,00 (1 punt x tarief € 452,00)totaal € 452,00.
in de hoofdzaak
5.De beslissing
901/32