ECLI:NL:RBROT:2014:10849

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2014
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
10/651035-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige wegens ontucht met twee meisjes van twaalf jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 15-jarige verdachte, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met twee meisjes van twaalf jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn broer seksuele handelingen heeft verricht met de aangeefsters, wat in strijd is met de sociaal-ethische normen en de wetgeving, zoals vastgelegd in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die het ontuchtige karakter van de handelingen konden ontkennen, ondanks het geringe leeftijdsverschil tussen de verdachte en de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 111 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en heeft een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd, waarbij de verdachte moet meewerken aan Multi Systeem Therapie - Problem Sexual Behaviour (MST-PSB). De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd met de slachtoffers. De zaak benadrukt de bescherming van de seksuele integriteit van minderjarigen en de verantwoordelijkheid van de rechtbank om te waken over de belangen van kwetsbare slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team Jeugd
Parketnummer: 10/651035-13
Parketnummer van vordering TUL VV: 10/652236-11
Datum uitspraak: 1 april 2014
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
raadsman mr. H. Bijlsma, advocaat te Rotterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 maart 2014.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. P. Swaak heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 111 dagen met aftrek;
- oplegging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen in voorwaardelijke
vorm, met een proeftijd van twee jaar met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde dat
de verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of
namens Bureau Jeugdzorg, stadsregio Rotterdam, afdeling jeugdreclassering, zolang deze
instelling dit noodzakelijk vindt, welke aanwijzingen mede kunnen inhouden het
meewerken aan Multi Systeem Therapie - Problem Sexual Behaviour (hierna: MST-PSB) en
de dadelijke uitvoerbaarheid van die bijzondere voorwaarden.

VORDERING TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE VEROORDELING

De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenuitvoerlegging zal worden gelast van de taakstraf groot 20 uren die aan de verdachte voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis d.d. 17 mei 2011 van de kinderrechter in deze rechtbank.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.

MOTIVERING VRIJSPRAAK

Feit 1 primair
Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft dit ook gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsman. De rechtbank zal deze vrijspraak dan ook niet nader motiveren anders dan met de overweging dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte dit feit heeft begaan.
Feit 2 primair
De officier van justitie heeft voorts ter terechtzitting gevorderd dat het onder 2 primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 primair ten laste gelegde, gelet op de tegenstrijdige verklaringen van [aangeefster 1].
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de [aangeefster 1] zoals afgelegd bij de politie weliswaar op hoofdlijnen consistent zijn, maar ook meerdere inconsistenties bevatten, hetgeen met name naar voren is gekomen bij haar verhoor bij de rechter-commissaris. Een en ander maakt het moeilijk om de verklaringen van de [aangeefster 1] op waarde te schatten, nu de verdachte de gestelde dwang ontkent en voorts uit de verklaringen van [getuige] blijkt dat zij verbaasd was over het feit dat de [aangeefster 1] aangifte had gedaan omdat de [aangeefster 1] het zelf ook wilde.

BEWEZENVERKLARING

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. Subsidiair
hij in
of omstreeksde periode van 1 november 2012 tot en met 1 maart 2013
te Rotterdam,
meermalen, althans eenmaal (telkens)ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten [aangeefster 2] (geboren op [geboortedatum] 2000), buiten echt een
of meerontuchtige handeling
(en)te plegen, die bestond
(en)uit
of mede bestond(en) uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 2],
- heeft geprobeerd zijn penis in de mond van die [aangeefster 2] te brengen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Subsidiair
hij
in
of omstreeksde periode van 1 november 2012 tot en met 31 maart 2013
te Rotterdam,
meermalen,
althans eenmaal (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren had bereikt, te weten [aangeefster 1] (geboren op [geboortedatum]
2000) buiten echt,
een of meerontuchtige handeling
(en
)
heeft gepleegd, die bestond
(en
)uit
of mede bestond(en) uithet seksueel
binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 1],
hebbende verdachte(n)namelijk dat zijzijn/hun, verdachtes, penis
(sen
)en
/ofvinger
(s
)in de vagina en
/ofde mond van die
[aangeefster 1]
hebbengeduwd/gebracht;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

BEWIJSMOTIVERING

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

NADERE BEWIJSOVERWEGING

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van - onder meer - het onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste gelegde. De verdachte bekent weliswaar het seksueel contact tussen hem en de aangeefsters, maar er is volgens de raadsman geen sprake van ontuchtige handelingen, nu er sprake is van een gering leeftijdsverschil tussen de aangeefsters en de verdachte en voorts van een situatie waarin zij op vrijwillige basis seks met elkaar hebben gehad.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of het seksueel contact tussen de aangeefsters [aangeefster 2] en [aangeefster 1] en de verdachte in de gegeven omstandigheden ontuchtige handelingen opleveren als bedoeld in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Blijkens de wetsgeschiedenis strekt artikel 245 Sr tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Artikel 245 Sr beschermt deze jeugdige personen ook tegen verleiding die mede van henzelf kan uitgaan.
Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing van dergelijke omstandigheden valt in haar algemeenheid niet te geven. Zoals uit de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis blijkt, heeft de wetgever bij de totstandkoming van artikel 245 Sr in dit opzicht als maatstaf voor ogen gestaan of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard.
Het verrichten van seksuele handelingen door een 15-jarige met een 12-jarige is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de sociaal-ethische norm, zoals door de wetgever is bedoeld bij het strafbaar stellen van dergelijke gedragingen in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. Van omstandigheden die maken dat in de onderhavige gevallen aan de seksuele handelingen van de verdachte met de aangeefsters het ontuchtig karakter ontbreekt, is de rechtbank niet gebleken. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een gering leeftijdsverschil tussen de aangeefsters en de verdachte; de aangeefsters waren 12 jaar en de verdachte was 15 jaar. In dit verband is in het bijzonder relevant dat de aangeefsters en de verdachte in verschillende levensfasen verkeerden, namelijk die van een basisscholier versus een middelbare scholier. Ook de aard van de seksuele handelingen bezien tegen de jonge leeftijd van de aangeefsters is naar het oordeel van de rechtbank niet zonder betekenis.
Dat zowel de aangeefster [aangeefster 2], de verdachte en [getuige], hebben verklaard dat de aangeefster [aangeefster 2] en de verdachte elkaar kenden en dat zij met elkaar bevriend waren en dat de verdachte heeft verklaard dat zij een affectieve relatie met elkaar hadden, legt in dit verband onvoldoende gewicht in de schaal om tot een andersluidend oordeel te komen.
Dit geldt evenzeer ten aanzien van de aangeefster [aangeefster 1]. De verdachte heeft verklaard dat de seks die de verdachte met de aangeefster [aangeefster 1] heeft gehad bestond uit zowel het vingeren van de [aangeefster 1], het zich laten pijpen door de [aangeefster 1] als het hebben van geslachtsgemeenschap met de [aangeefster 1] en dat deze seks plaatsvond in een kelder en in de bosjes bij een kerk. De verdachte heeft verklaard dat hij de [aangeefster 1] twee dagen eerder op straat had ontmoet en dat zij elkaar nauwelijks kenden. Volgens de verdachte en de [aangeefster 1] hadden zij geen affectieve relatie met elkaar. Voorts heeft de verdachte verklaard dat zijn tweelingbroer ook seks met de [aangeefster 1] heeft gehad en dat hij heeft toegekeken. Naar het oordeel van de rechtbank onderstrepen al deze omstandigheden reeds het ontuchtig karakter van de handelingen van de verdachte.
In onderhavig geval is, gezien voornoemde omstandigheden en de aard van de handelingen, naar het oordeel van de rechtbank sprake van seksuele handelingen die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Deze handelingen hebben daardoor een ontuchtig karakter. De verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin de aangeefsters zich bevonden. De verdachte heeft vergaande seksuele handelingen verricht met de aangeefsters terwijl er geen affectieve relatie met hen bestond. Bovendien vonden de handelingen met de aangeefster [aangeefster 1] plaats in een kelder en op een openbare plek. Het op deze wijze hebben van seks met meisjes van twaalf jaar oud acht de rechtbank niet passend bij de leeftijd van deze meisjes en in strijd met de sociaal-ethische norm.

STRAFBAARHEID FEIT

Het bewezen feit levert op:
1. subsidiair
Poging tot met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
2. subsidiair
Medeplegen van met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het feit is strafbaar.

STRAFBAARHEID VERDACHTE

De verdachte is strafbaar.

STRAFMOTIVERING

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met twee twaalfjarige meisjes, waarbij de verdachte de grenzen van een seksuele ‘verkenningstocht’ heeft overschreden en zijn eigen seksuele verlangens heeft laten prevaleren boven de lichamelijke en psychische integriteit van de aangeefsters.
Op dergelijk feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van jeugddetentie van enige duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 februari 2014 reeds eerder is veroordeeld voor medeplegen van bedreiging met zware mishandeling en een mishandeling.
De officier van justitie heeft ter zake van het ten laste gelegde gerekwireerd dat aan de verdachte naast een jeugddetentie een voorwaardelijke PIJ-maatregel dient te worden opgelegd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet de bedoeling kan zijn, daarbij aanvoerend dat zowel de kinder- en jeugdpsychiater als de GZ- psycholoog een GBM hebben geadviseerd en de verdachte door middel van het volgen van het harde kerntraject deze intussen tijdens zijn schorsing positief heeft afgerond.
Door kinder- en jeugdpsychiater, G.C.G.M. Broekman, is op 16 juli 2013 een rapport uitgebracht omtrent de persoon van de verdachte.
De kinder- en jeugdpsychiater concludeert dat bij de verdachte sprake is van zowel een ziekelijke stoornis als van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Bij de verdachte is sprake van zogeheten kindeigen problematiek in de vorm van een oppositioneel opstandige gedragsstoornis, zwakbegaafdheid en van ADHD. Hiermee samenhangend vertoont hij een zwakke impuls- en agressieregulatie (met een impulsieve gedragsstijl), een zelfbepalende houding, moeite met regels en gezag en een onrijpe emotionele, sociale en lacunaire gewetensontwikkeling. Bij uitblijven van adequate begeleiding, behandeling en structuur in zijn verdere opvoeding is de kans op ongewenst recidive gedrag groot. De verdachte is wel gevoelig voor positieve aansturing, wat als positief kan worden opgevat. Behandeling en begeleiding zijn noodzakelijk. Pedagogisch zal door de moeder van de verdachte een andere koers moeten worden gevaren, met meer toezicht en controle op het gedrag van de verdachte. MST kan hiervoor worden aangewend, .
De kinder- en jeugdpsychiater heeft het advies van de voorwaardelijk PIJ-maatregel overwogen, maar vindt het kader van de GBM (waarin direct sturend kan worden ingegrepen) meer passend.
Drs. T. Smits, GZ-psycholoog, komt in zijn rapport d.d. 26 juli 2013 tot dezelfde conclusies en hetzelfde advies. De GZ-psycholoog concludeert voorts dat vanuit gedragsdeskundig oogpunt ook een Multi Systeem Therapie, variant Problem Seksual Behaviour (MST-PSB) wordt geadviseerd en dat deze door De Waag kan worden geboden.
Ter zitting heeft de Jeugdreclassering aangevoerd dat de GBM komt te vervallen, nu de verdachte deze - in de vorm van het volgen van het harde kerntraject - al positief heeft afgerond. Omdat er nog wel zorgen zijn wordt een voorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd die als flinke stok achter de deur zou kunnen dienen.
Omtrent de noodzaak om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de evaluatie Plan van Aanpak van 14 maart 2013 van Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering blijkt dat de verdachte de afgelopen zes maanden het Harde Kern Traject heeft gevolgd en dat hij dit traject positief heeft afgerond, alsook zijn traject bij De Waag.
Het enige waarmee de verdachte nog aan de slag zou moeten is MST-PSB. Gelet op de positieve wijze waarop de hulpverlening tot nu toe is verlopen acht de rechtbank een voorwaardelijke PIJ-maatregel daarom niet aan de orde. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat door de gedragsdeskundigen uitdrukkelijk een GMB is geadviseerd. Door het positief afronden van het HKA-traject, hetgeen normaliter de invulling zou zijn geweest van een GBM is het advies om een GBM-maatregel op te leggen daardoor achterhaald. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel blijkens de adviezen van de deskundigen pas in beeld komt bij mislukking van een GBM, hetgeen hier niet het geval is. Gelet hierop zal de rechtbank aan de verdachte een jeugddetentie gelijk aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht opleggen en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde dat de verdachte moet meewerken aan MST-PSB, zoals geadviseerd door de gedragsdeskundigen.
Aan de verdachte zal een contactverbod met beide meisjes worden opgelegd.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij op tegenspraak gewezen vonnis d.d. 17 mei 2011 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte terzake van medeplegen van bedreiging met zware mishandeling veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 20 uren, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is op grond van artikel 77y, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht ingegaan op 1 juni 2011 en op 21 augustus 2012 door de kinderrechter verlengd met een jaar.
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd.
Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan nieuwe strafbare feiten, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Gelet is op de artikel 45, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77za, 77dd, 77gg en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de tijd van
111 (honderdelf) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte voorts tot
jeugddetentievoor de tijd van
3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze
jeugddetentie, groot
drie maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een
proeftijdvast van
2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking
verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, stadsregio Rotterdam, afdeling jeugdreclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt, ook als dat inhoudt het meewerken aan MST-PSB;
- dat de veroordeelde op geen enkele wijze contact zal hebben met [aangeefster 2], geboren op [geboortedatum] 2000 en met [aangeefster 1], geboren op [geboortedatum] 2000;
verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis d.d. 17 mei 2011 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke
werkstrafvoor de duur van 20 uren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. O.E.M. Leinarts, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.J. van den Broek-Prins en M.A. van der Laan-Kuijt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W. Mathoera, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 april 2014.
Bijlage bij vonnis van 1 april 2014:

TEKST TENLASTELEGGING.

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
in of omstreeks de periode van 01 november 2012 tot en met 1 maart 2013
te Rotterdam,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren had bereikt, te weten [aangeefster 2] (geboren op [geboortedatum] 2000)
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 2], hebbende verdachte zijn,
verdachtes, penis in de mond van die [aangeefster 2] geduwd/gebracht;
(Artikel 245 Wetboek van Strafrecht)(Artikel 248 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij
in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 1 maart 2013
te Rotterdam
meermalen, althans eenmaal (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door hem/hun voorgenomen misdrijf om
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten
[aangeefster 2], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk
- heeft geprobeerd zijn/hun penis(sen) in de mond van die [aangeefster 2] te brengen en/of
houden en/of
- de vagina en/of de borsten van die [aangeefster 2] heeft betast en/of
- die [aangeefster 2] tegen de muur heeft geduwd en/of vervolgens
- die [aangeefster 2] een mes heeft getoond en/of op/tegen de keel/hals heeft
gedrukt/gehouden en/of
- daarmee stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [aangeefster 2] en/of
- de schoenen van die [aangeefster 2] heeft (af)gepakt en/of
- die [aangeefster 2] op het bed heeft gegooid/geworpen en/of
- aan de trui en/of de broek van die [aangeefster 2] heeft getrokken en/of
- die [aangeefster 2] tegen haar wil geheel of gedeeltelijk heeft ontkleed en/of
- op/tegen het gezicht/voorhoofd van die [aangeefster 2] heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 242 juncto artikel 45 Wetboek van Strafrecht)(Artikel 248 Wetboek van
Strafrecht)
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 1 maart 2013
te Rotterdam,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met iemand die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
te weten [aangeefster 2] (geboren op [geboortedatum] 2000), buiten echt een of meer ontuchtige
handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 2],
- heeft geprobeerd zijn penis in de mond van die [aangeefster 2] te brengen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 245 juncto artikel 45 en 47 Wetboek van Strafrecht)
art 245 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij
in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 1 maart 2013
te Rotterdam
meermalen, althans eenmaal (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand,
te weten [aangeefster 2],
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), namelijk het (telkens) onverhoeds
- brengen en of houden van zijn penis in de mond van die [aangeefster 2] en/of
- het betasten van de vagina en/of de borsten van die [aangeefster 2],
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- tegen de muur duwen van die [aangeefster 2] en/of vervolgens
- tonen en/of voorhouden van een mes en/of
- op/tegen de nek en/of de buik van die [aangeefster 2] houden van dat mes en/of
- daarmee stekende bewegingen maken in de richting van die [aangeefster 2] en/of
- afpakken van de schoenen van die [aangeefster 2] en/of
- duwen op het bed van die [aangeefster 2] en/of
- trekken aan de trui en/of de broek van die [aangeefster 2] en/of
- die [aangeefster 2] tegen haar wil geheel of gedeeltelijk ontkleden en/of
- slaan op/tegen het gezicht/voorhoofd van die [aangeefster 2];
(Artikel 246 Wetboek van Strafrecht)
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
in of omstreeks de periode van 01 november 2012 tot en met 31 maart 2013
te Rotterdam
meermalen, althans eenmaal (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld
en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of
bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten
[aangeefster 1], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden
uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het
- brengen en/of houden van zijn/hun penis(sen) en/of vinger(s) in de vagina
van die [aangeefster 1] en/of
- brengen en/of houden van zijn/hun penis(sen) in de mond van die [aangeefster 1];
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het
- geheel en/of gedeeltelijk ontkleden van die [aangeefster 1] en/of;
- op slot doen van de (schuur(deur) en/of
- voor die afgesloten deur post te vatten en/of
- die [aangeefster 1] (aldus) gedurende enige tijd heeft belet te gaan (waarheen die
[aangeefster 1] wilde);
(Artikel 242 Wetboek van Strafrecht)(Artikel 248 Wetboek van Strafrecht)
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 31 maart 2013
te Rotterdam,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren had bereikt, te weten [aangeefster 1] (geboren op [geboortedatum]
2000) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 1], hebbende verdachte(n) zijn/hun,
verdachtes, penis(sen) en/of vinger(s) in de vagina en/of de mond van die
[aangeefster 1] geduwd/gebracht;
(Artikel 245 Wetboek van Strafrecht)(Artikel 248 Wetboek van Strafrecht)