ECLI:NL:RBROT:2014:1142

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
19 februari 2014
Zaaknummer
C-10-428756 - HA ZA 13-727
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Discussie over erfgrens en verjaring van eigendom van perceel grond te Schoonhoven

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 19 februari 2014, hebben eisers, wonende te Ammerstol en Schoonhoven, een vordering ingesteld tegen het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en de Gemeente Schoonhoven. De zaak betreft een geschil over de erfgrens van de voortuin van het perceel van eisers, gelegen aan [adres 1] te Schoonhoven. Eisers stellen dat zij door verjaring eigenaar zijn geworden van een perceel grond van 41,45 m2, dat integraal deel uitmaakt van hun onroerend goed. De Gemeente en het Hoogheemraadschap betwisten deze eigendom en stellen dat de erfgrens op 2,93 m uit de voorgevel ligt, zoals aangegeven door het huidige hekwerk.

De rechtbank heeft in haar vonnis verwezen naar eerdere uitspraken en de procedure die heeft geleid tot het verstekvonnis van 20 januari 2010. In dit vonnis werd reeds vastgesteld dat eisers rechthebbende zijn op de eigendom van de grond die bij hun perceel hoort. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren tegen het dwingende bewijs dat eisers door verjaring in eigendom hebben verkregen. Dit betekent dat de Gemeente en het Hoogheemraadschap moeten aantonen dat de erfgrens niet zoals door eisers gesteld, maar op de door hen aangegeven afstand ligt.

De rechtbank heeft verder bepaald dat indien de Gemeente en het Hoogheemraadschap niet in hun tegenbewijs slagen, de vorderingen van eisers zullen worden toegewezen. De rechtbank heeft ook de procedure voor het horen van getuigen en het indienen van bewijsstukken uiteengezet. De beslissing over de verdere procesvoering is aangehouden, waarbij de rechtbank de partijen heeft geïnformeerd over de te nemen stappen in het bewijsleveringsproces.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/428756 / HA ZA 13-727
Vonnis van 19 februari 2014
in de zaak van

1.[Eiser 1]

wonende te Ammerstol,
2.
[Eiser 2],
wonende te Schoonhoven,
eisers,
advocaat mr. A.M.C. Marius-van Eeghen,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
HOOGHEEMRAADSCHAP VAN SCHIELAND EN DE KRIMPENERWAARD,
zetelend te Rotterdam,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE SCHOONHOVEN,
zetelend te Schoonhoven,
gedaagden,
advocaat mr. U.T. Hoekstra.
Partijen zullen hierna [eisers] en het Hoogheemraadschap resp. de Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 september 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 20 januari 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 20 januari 2010 heeft de rechtbank ’s-Gravenhage, sector civielrecht, een verstekvonnis gewezen in een procedure [eisers] en de Gemeente. In dit vonnis staat, onder meer, het volgende vermeld:
“De rechtbank wijst – onder verwijzing naar de aangehechte dagvaarding – het daarin onder Ia, Ib, Ic, Id, II-2 en III gevorderde toe, evenals het onder II-1 primair gevorderde. (…)”
2.2.
In de dagvaarding die is aangehecht aan het hiervoor genoemde vonnis komt – voor zover thans van belang – het volgende voor:
De feiten
Eisers zijn gezamenlijk eigenaar van een woonhuis aan de [adres 1]te [postcode] Schoonhoven (…).
(…)
Het betreft een woonhuis met tuin en erf, begrensd (…) aan de voorzijde (noord) door de rijbaan van de asfaltweg [adres 3]
(…)
7. De voortuin van het door eisers bewoonde woonhuis aan de [adres 1] te Schoonhoven maakt integraal deel uit van het gehele onroerend goed en wordt al sinds jaar en dag als zodanig gebruikt, verzorgd en onderhouden.
8. De afmetingen van de tuin, die omheind is door een hekwerk, zijn circa 13,5 x 3,07m.
(…)
16. Overigens zijn eisers bereid de kosten van de notariële akte en de inschrijving van de wijziging van de tenaamstelling in de Openbare Registers voor hun rekening te nemen, aangezien hen dit redelijk voorkomt.
(…)
Mitsdien
het uw Rechtbank behage, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
te verklaren voor recht dat:
a)
eisers rechthebbende zijn op de eigendom van grond ingericht als hun voortuin behorende bij het perceel [adres 1] te Schoonhoven met ene omtrek van circa 15 m2, thans kadastraal nummer Schoonhoven C [xxxx], zijnde een gedeelte daarvan;
b)
eventuele aanspraken van de Gemeente op revindicatie van de hiervoor onder a) genoemde strook grond zijn verjaard;
c)
eisers het recht hebben dat het hiervoor onder a) genoemde stuk grond formeel op hun naam wordt gesteld en dat de Gemeente daaraan haar volle medewerking behoort te verlenen;
d)
de huidige registratie bij de Openbare Registers, voor zover het gaat om het bedoelde stuk grond, onjuist is en gewijzigd behoort te worden, zodanig dat eisers behoren te worden vermeld al zijnde rechthebbenden op de eigendom van de eerder genoemde grond;
II.
de Gemeente te veroordelen tot:
1e) het ten spoedigste, althans binnen een redelijke termijn, waarvan de duur door Uw rechtbank in goede justitie zal worden bepaald, verlenen van volledige medewerking aan de ondertekening van een notariële akte tussen partijen bij de onderhavige procedure, waarbij van de grond onder de voortuin van het perceel [adres 1] te Schoonhoven, groot circa 15 m2, met kadastraal nummer Schoonhoven C [xxxx]:
a)
primair:
op naam van eisers wordt gesteld:
(…)
2e) het verlenen van medewerking aan inschrijving in de Openbare Registers overeenkomstig art. 3:17 lid 1 sub i en f BW en art. 3:27 en 3:28 BW van de eigendom van het hiervoor onder 1e) genoemde stuk grond ten name van eisers alsmede aan de doorhaling van de eigendomsrechten van de Gemeente;
(…)
III.
te bepalen dat: in geval door de Gemeente niet binnen 8 dagen na betekening aan het door uw Rechtbank te wijzen vonnis heeft voldaan, (…)”
2.3.
Op 14 september 2010 is de akte ‘Uitvoering vonnis’ ten overstaan van notaris mr. W.K. Vonk te Schoonhoven verleden tussen de Gemeente en [eisers] In deze akte staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
Inroeping verjaring
- Op grond van de reeds lang bestaande feitelijke situatie heeft partij [eisers] verklaard dat zij door verjaring eigenaar is geworden van een perceel grond, gelegen nabij de [adres 1] te Schoonhoven, uitmakende een gedeelte ter grootte van ongeveer een en veertig centiare of ter zodanige grootte als na uitmeting zal blijken te zijn van het perceel kadastraal bekend gemeente Schoonhoven, sectie C nummer [xxxx], zoals bij benadering is aangegeven op de aan deze verklaring gehechte tekening, welke ter inschrijving zal worden aangeboden bij het Kadaster;
- de rechtbank heeft (…) dit gevorderde toegewezen.
- de gemelde tekst van de dagvaarding en het vonnis zullen eveneens bij de Dienst van het kadaster worden ingeschreven. Hetgeen aldaar breder is omschreven geldt als hetgeen rechtens tussen partijen geldt.
Verzoek tot inschrijving
-
Tevens is in gemelde dagvaarding gevorderd, welke vordering blijkens gemeld vonnis is toegewezen en welke beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dat van het vorenstaande een notariële akte wordt opgemaakt; (…)”
2.4.
In verband met de uitvoering van een algeheel dijkverzwaringsprogramma in de directe omgeving is onder meer de [adres 3]te Schoonhoven verzwaard. In het kader van die werkzaamheden heeft het Hoogheemraadschap het hek aan de noordzijde van de tuin van [eisers] verwijderd. Het Hoogheemraadschap heeft in april 2012 een hek teruggezet.
2.5.
Op 19 maart 2013 is de landmeter van het Kadaster aanwezig geweest voor de aanwijzing door partijen van de nieuwe grens. [eisers] wilde de grens aanwijzen op 3.07 m uit de voorgevel terwijl de Gemeente het hek, staande op 2.93 m uit de voorgevel, wilde aanwijzen als grens.
2.6.
Op 10 april 2013 heeft [betrokkene 1] van de Gemeente aan (de advocaat van) [eisers] per e-mail het volgende bericht:
“(…) Onze gemeente wenst de grens aan te wijzen, zoals op dit moment zichtbaar in het terrein (zie bijgaande foto). Op de foto is te zien dat de nieuwe grens in lijn is met de nieuwe grens voor de woningen [adres 2](…)”

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert  samengevat –
I. een verklaring voor recht dat
a) de omtrek van de voortuin van het perceel van [eisers] 41,45 m2 bedraagt, zijnde het product van 3,07 en 15,5m, althans in elk geval circa 41 m2;
b) de erfgrens van die voortuin aan de noordzijde loopt op een afstand van 3,07 m loodrecht gemeten vanuit de voorgevel van de opstal op het perceel en over de gehele lengte van het perceel van 13,5m;
c) de registratie bij de Openbare Registers gewijzigd behoort te worden, overeenkomstig de daadwerkelijke eigendomssituatie en dat deugdelijke inmeting en registratie ervan in de Openbare Registers behoort plaats te vinden;
d) het Hoogheemraadschap en de Gemeente hun volle medewerking behoren te verlenen aan inmeting door het Kadaster zoals hiervoor vermeld onder I sub b);
II. te bepalen op grond van artikel 5:47 BW dat de erfgrens aan de noordzijde van de voortuin van het perceel van [eisers] parallel loopt aan de rijbaan van de [adres 3]en op een afstand overeenkomstig de beschrijving hiervoor onder I sub b);
III. veroordeling van het Hoogheemraadschap en de Gemeente tot verlenen van hun volledige medewerking aan de kadastrale inmeting van de grond behorende bij de voortuin, zoals vermeld hiervoor onder I sub a) en b);
IV. veroordeling van de Gemeente tot vergoeding van de door [eisers] geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat;
V. veroordeling van het Hoogheemraadschap en de Gemeente hoofdelijk tot betaling aan [eisers] van
1. een dwangsom ad € 1.000 voor elke dag dat zij verzuimen te voldoen aan hun verplichtingen ingevolge het hiervoor gestelde onder III;
2. een bedrag ad € 1.500 ter zake van kosten als bedoeld in artikel 6:96, lid 2 aanhef en onder b en c BW;
3. kosten onderzoek kadaster ad € 5,90;
4. de proceskosten, de buitengerechtelijke kosten en de nakosten.
3.2.
Ter onderbouwing van hun vordering hebben [eisers] gesteld dat zij door verjaring eigenaar zijn geworden van de (volledige) voortuin van het perceel van [eisers] 41,45 m2 bedraagt, zijnde het product van 3,07 en 13,5m. De Gemeente weigert aan de kadastrale inmeting mee te werken.
3.3.
Het Hoogheemraadschap en de Gemeente voeren hiertegen aan de grens van het door [eisers] door bezit en verjaring in eigendom verkregen perceelsgedeelte wordt bepaald door de buitenkant van de palen van het (huidige) hek in de voortuin van [eisers] Deze afstand is 2.93m uit de voorgevel. Buiten het hek zijn [eisers] geen eigenaar.

4.De beoordeling

4.1.
[eisers] stellen belang te hebben bij hun vordering tegen de Gemeente en het Hoogheemraadschap. In de conclusie van antwoord is ter zake daarvan door het Hoogheemraadschap aangevoerd dat het voor hem niet goed begrijpelijk is waarom het Hoogheemraadschap is gedagvaard.
4.1.1.
Ter gelegenheid van de comparitie van partijen is namens de Gemeente en het Hoogheemraadschap verklaard dat de Gemeente de voortuinen van de woningen aan de [adres 4] en dus ook de reep grond waarover partijen van mening verschillen inmiddels heeft verkocht aan het Hoogheemraadschap maar dat zij nog niet zijn overgegaan tot levering van de grond gelet op dit geschil. In dat licht hebben [eisers] belang bij het instellen van vorderingen tegen zowel de Gemeente als het Hoogheemraadschap.
4.2.
Volgens vaste jurisprudentie komt het bij de beantwoording van de vraag wat geleverd is aan op de in de notariële leveringsakte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die moet worden afgeleid uit de in deze akte naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte uit te leggen, omschrijving van de over te dragen onroerende zaak. Hierbij levert die akte op de voet van artikel 157 lid 2 Rv dwingend bewijs op van hetgeen partijen hebben verklaard te hebben verkocht respectievelijk gekocht, met dien verstande dat daartegen in beginsel tegenbewijs openstaat.
Voormeld criterium brengt – mede gelet op de bescherming van derden, die op de inhoud van de openbare registers moeten kunnen afgaan – met zich dat bij de uitleg van de notariële akte geen rekening mag worden gehouden met de feitelijke situatie en omstandigheden ten tijde van de koop c.q. levering, noch met tekeningen en kaarten waarnaar de notariële akte niet verwijst of die niet met deze akte zijn ingeschreven en dat er geen plaats is voor (bewijslevering ter zake) van deze akte afwijkende afspraken, welke niet uit deze akte blijken.
4.2.1.
In deze procedure wijkt de situatie enigszins af omdat het niet gaat om een koop- en levering maar om een verstekvonnis en een akte Uitvoering vonnis.
Gelet op de inhoud van die akte waarin
- het door [eisers] door verjaring in eigendom verkregene is omschreven als volgt:
“een perceel grond, gelegen nabij de [adres 1] te Schoonhoven, uitmakende een gedeelte ter grootte van ongeveer een en veertig centiare of ter zodanige grootte als na uitmeting zal blijken te zijn van het perceel kadastraal bekend gemeente Schoonhoven, sectie C nummer [xxxx]”,
  • staat vermeld dat de rechtbank dit gevorderde heeft toegewezen;
  • staat vermeld dat de tekst van de dagvaarding en het vonnis eveneens bij de Dienst van het kadaster zullen worden ingeschreven en hetgeen in die stukken breder is omschreven, betreft hetgeen rechtens tussen partijen geldt,
levert die akte dwingend bewijs op dat [eisers] door verjaring in eigendom hebben verkregen de voortuin, uitmakende een perceel grond van 13,5 m x 3,07 m, ofwel 41,445 centiare.
De betwisting bij gebrek aan wetenschap door de Gemeente en het Hoogheemraadschap dat het perceel van [eisers] 13,5 m breed is, baat hen niet nu zowel de Gemeente als het Hoogheemraadschap bekend zijn met de plaatselijke situatie, zoals volgt uit door (of in opdracht van) die partijen vervaardigde tekeningen (prod. 23 van [eisers] (vervaardigd door de Gemeente –cva 24-) en prod. 5 van de Gemeente en het Hoogheemraadschap) en een andere breedtemaat van het perceel is gesteld noch gebleken.
Daar komt nog bij dat op de door de Gemeente vervaardigde tekening (prod. 23 van [eisers]) de tekst “Overdracht van een perceel grond, groot ca. 41 m2 aan de heren[eisers] staat vermeld.
4.2.2.
De Gemeente en het Hoogheemraadschap hebben terecht opgemerkt dat op de aan de akte gehechte tekening een klein strookje grond niet lijkt te zijn gearceerd. De Gemeente en het Hoogheemraadschap stellen zich op het standpunt dat dit strookje dus eigendom van de Gemeente is gebleven en niet door [eisers] in bezit is genomen. [eisers] hebben hiertegen aangevoerd dat zij er door de notaris niet op zijn gewezen dat een heel klein strookje op de tekening niet gearceerd was, alsmede dat er van de Gemeente niemand bij het passeren van de akte aanwezig was. De burgemeester had een volmacht verleend.
Gelet op de tekst van de akte, de omstandigheid dat bedoelde tekening deel heeft uitgemaakt van de dagvaarding (zie 2.2.) noch van het vonnis (zie 2.1) en de onweersproken stelling van [eisers] dat de tekening bij het passeren van de akte door de notaris niet aan de orde is gesteld, leidt niet tot een ander oordeel.
4.2.3.
Het vorenstaande impliceert dat het Hoogheemraadschap bij het uitvoeren van de dijkwerkzaamheden en het vervolgens terugplaatsen van het hek onterecht is uitgegaan van een afstand van 2,93 m uit de voorgevel van het woonhuis van [eisers] De discussie tussen partijen of het hek al dan niet op de juiste plek is teruggeplaatst, kan in het licht van het hiervoor onder 4.2 vermelde criterium in het midden blijven.
4.3.
De Gemeente en het Hoogheemraadschap hebben tegenbewijs aangeboden en zullen daarom worden toegelaten tot het tegenbewijs van het dwingend bewijs dat [eisers] door verjaring in eigendom hebben verkregen de voortuin, uitmakende een perceel grond van 13,5 m x 3,07 m, ofwel 41,445 centiare. Voor het leveren van tegenbewijs door de Gemeente en het Hoogheemraadschap is voldoende dat zij het dwingende bewijs ontzenuwt: zij hoeven niet het tegendeel te bewijzen.
Indien de Gemeente en het Hoogheemraadschap hierin slagen, dan is het aan [eisers] alsnog te bewijzen dat zij door verjaring in eigendom hebben verkregen de voortuin, uitmakende een perceel grond van 13,5 m x 3,07 m, ofwel 41,445 centiare. Volledigheidshalve wordt erop gewezen dat de rechtbank niet eerst het tegenbewijs zal evalueren en dan pas een bewijsopdracht zal geven aan [eisers]: eventuele aanvullende bewijsvoering aan de zijde van [eisers] dient in het kader van de reactie van [eisers] op de bewijslevering door de Gemeente en het Hoogheemraadschap plaats te vinden, zodat te horen getuigen bij gelegenheid van de contra-enquête dienen te worden voorgebracht.
4.4.
Iedere nadere beslissing wordt aangehouden.
4.5.
Indien en voor zover de Gemeente en het Hoogheemraadschap niet in het tegenbewijs zullen slagen, wordt reeds nu het volgende overwogen.
4.6.
De stelling van de Gemeente en het Hoogheemraadschap dat [eisers] bij het uitblijven van een beschikking (kennisgeving) van de landmeter van het Kadaster zich hadden dienen te wenden tot een andere sector van de rechtbank (de rechtbank begrijpt: de sector bestuur), faalt.
4.6.1.
De vraag of de belanghebbenden een kennisgeving hebben ontvangen die het resultaat van de bijhouding bevat, voor zover deze heeft kunnen plaats vinden, kan in het midden blijven. Zowel bij ontvangst van een kennisgeving als bij niet-ontvangst hadden [eisers] geen belang bij het gebruik maken van de wettelijke bezwaar- en beroepsmogelijkheid op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Immers, de landmeter had in die kennisgeving slechts zijn relaas van bevindingen kunnen vermelden, in dit geval inhoudende dat partijen onderling tegenstrijdige inlichtingen verschaffen als bedoeld in artikel 57, derde lid van de Kadasterwet. Daarmee zouden [eisers] hun doel, uitmeting zoals zij die voorstaan niet hebben bereikt.
4.6.2.
Het is uiteraard mogelijk dat belanghebbenden later wel in staat zijn de benodigde inlichtingen voor bijhouding van de kadastrale registers aan de landmeter van het Kadaster te verschaffen, in dat licht liggen de vorderingen van [eisers] onder I.b) en III (uitsluitend voor zover daarin wordt verwezen naar I.b)) voor toewijzing gereed.
4.6.3.
[eisers] hebben een dwangsom gevorderd (vordering V.1) voor het geval de Gemeente en het Hoogheemraadschap verzuimen te voldoen aan hun verplichtingen ingevolge de vordering onder III. Tegen deze vordering hebben de Gemeente en het Hoogheemraadschap geen (separaat) verweer gevoerd. De dwangsom zal worden gematigd tot een bedrag van € 500 per dag en gemaximeerd tot een bedrag van € 50.000.
4.7.
[eisers] vorderen verwijzing naar de schadestaatprocedure (vordering IV). Deze vordering zal worden afgewezen. Een schadestaatprocedure strekt ertoe de omvang van de verplichting tot vergoeding van schade vast te stellen en niet de grondslag van de aansprakelijkheid voor schade. Dit laatste dient derhalve in deze procedure te worden gesteld. [eisers] hebben geen feiten gesteld waaruit aannemelijk is geworden dat mogelijk schade is geleden alsmede dat er causaal verband bestaat tussen daad c.q. tekortkoming en schade.
4.7.1.
Ten overvloede wordt ten aanzien van de notariskosten, waarop [eisers] ter comparitie hebben gewezen, nog opgemerkt dat [eisers] zich in de dagvaarding in de eerste procedure (zie 2.2) op het standpunt stelden dat het hen redelijk voorkwam dat zij die kosten voor hun rekening zouden nemen.
4.8.
[eisers] stellen schade te hebben geleden als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 aanhef en sub b en c BW (vorderingen V.2 en V.3) ad in totaal € 1.500 en € 5,90.
Ter onderbouwing stellen zij dat [eisers] de nodige tijd aan deze kwestie hebben moeten spenderen, ten minste 10 uur, en dat een redelijk uurtarief € 50 is. De aanspraken van [eisers] worden gesteld op € 500. Voorts zijn zij genoodzaakt geweest om rechtsbijstand in te schakelen. De advocaat van [eisers] heeft ook zelf onderzoek naar de zaak moeten doen, circa 3 uur, tegen een uurtarief van € 275 excl. BTW en verschotten, hetgeen ook redelijk moet worden geacht. Voorts hebben [eisers] kosten moeten maken voor het inwinnen van informatie bij het Kadaster.
4.8.1.
De Gemeente en het Hoogheemraadschap hebben het schadebedrag betwist. Behalve het telefoongesprek van 3 april 2013 en een brief van die datum heeft de advocaat van [eisers] geen werkzaamheden verricht die niet kunnen worden aangemerkt als strekkende ter voorbereiding van de gerechtelijke procedure.
4.8.2.
Voor toewijzing van de schadevordering gebaseerd op 6:96 lid 2 aanhef en sub b BW is vereist dat, in de gegeven omstandigheden, de kosten redelijk zijn en de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren om schadevergoeding te verkrijgen. Reeds gelet op het hiervoor onder 4.7 overwogene, ligt deze vordering voor afwijzing gereed.
4.9.
Voorts hebben [eisers] nog buitengerechtelijke kosten gevorderd ingevolge Aanbeveling I/II van het rapport Voorwerk II, forfaitair vast te stellen op 2 punten alsmede schade als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 aanhef en sub c BW. De Gemeente en het Hoogheemraadschap hebben betwist dat er buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt.
Voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is slechts plaats indien de buitengerechtelijke werkzaamheden ter verkrijging van voldoening buiten rechte meer hebben omvat dan de verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te houden. Dit volgt zonder toelichting, die [eisers] niet hebben gegeven, niet uit hun stelling dat er is gecorrespondeerd. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal derhalve als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
4.10.
[eisers] hebben ter zake van het belang van hun vorderingen ter comparitie gesteld dat zij belang hebben bij duidelijkheid en dus bij een uitgemeten kadastrale erfgrens en dat het petitum in dat licht gelezen moet worden. Het belang van [eisers] na toewijzing van de vorderingen onder I.b) en III, bij de gevorderde verklaringen voor recht sub I.a), I.c) en I.d) alsmede de vordering onder II. (dv sub 59/cva 29) is derhalve gesteld noch gebleken.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
laat de Gemeente en het Hoogheemraadschap toe tot het tegenbewijs van het dwingende bewijs dat [eisers] door verjaring in eigendom hebben verkregen de voortuin, uitmakende een perceel grond van 13,5 m x 3,07 m, ofwel 41,445 centiare;
5.2.
bepaalt dat indien een partij het bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Dordrecht aan het Steegoversloot 36 voor de rechter-commissaris mr. A. Eerdhuijzen;
5.3.
bepaalt dat de partij die getuigen wil laten horen ter uitvoering van het aan deze partij opgedragen bewijs, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank
-
Administratie privaat, Postbus 7003, 3300 GC Dordrecht, faxnummer 078 6391323-
de te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met september 2014 moet opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald;
5.4.
bepaalt dat de partij die getuigen in contra-enquête wil voorbrengen, bij de opgave van verhinderdata rekening moet houden met de in dat kader (vermoedelijk) te horen getuigen; voor contra-enquête zal een dag/dagen en uur worden gereserveerd na de voor het getuigenverhoor bepaalde dag/dagen;
5.5.
bepaalt dat een partij die het aan deze partij opgedragen bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, het voornemen hiertoe binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank
-
Administratie privaat, Postbus 7003, 3300 GC Dordrecht, faxnummer 078 6391323-
en aan de wederpartij moet opgeven, waarna de verdere procesvoering zal worden bepaald;
5.6.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken, voor zover nog niet in het geding gebracht, aan de rechtbank
-
Administratie privaat, Postbus 7003, 3300 GC Dordrecht, faxnummer 078 6391323-
en de wederpartij moeten toesturen;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op
19 februari 2014. [1]

Voetnoten

1.type: 2294