ECLI:NL:RBROT:2014:1557

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2014
Publicatiedatum
4 maart 2014
Zaaknummer
10/050080-97
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging terbeschikkingstelling na voorwaardelijke beëindiging van dwangverpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 februari 2014 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een ter beschikking gestelde, die eerder was onderworpen aan dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat de wijziging van artikel 509t, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) inhoudt dat beëindiging van de tbs niet eerder kan plaatsvinden dan nadat de verpleging van overheidswege minimaal een jaar voorwaardelijk is beëindigd. In dit geval was de verpleging voorwaardelijk beëindigd, maar nog niet gedurende de vereiste termijn van een jaar. De rechtbank onderzocht of een verlenging van de tbs, met behoud van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, in strijd zou zijn met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en/of artikel 2 van het Vierde Protocol bij het EVRM. De rechtbank concludeerde dat het onverkort toepassen van de laatste volzin van het tweede lid van artikel 509t Sv in strijd is met deze artikelen. Daarom werd de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen. De rechtbank benadrukte dat er geen bewijs was dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen een verlenging van de tbs eiste. De beslissing werd genomen in een meervoudige openbare raadkamer, waarbij de ter beschikking gestelde, zijn raadsman en deskundigen aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de ter beschikking gestelde, ondanks zijn ontwikkelingsstoornis, geen verhoogd recidivegevaar vertoonde en dat hij in staat was om met de geboden hulpverlening te functioneren. De rechtbank wees de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling af, waarmee de ter beschikking gestelde de kans kreeg om zijn leven zonder dwangverpleging voort te zetten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/050080-97
Datum uitspraak: 10 februari 2014
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige openbare raadkamer voor strafzaken, op de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement tot verlenging van de terbeschikkingstelling na voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege opgelegd aan:

(…), hierna ook te noemen de ter beschikking gestelde,geboren te (…) op (…),

(formeel) verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum “De Kijvelanden” te Poortugaal (hierna: de kliniek),
feitelijk verblijvende op het adres: (…),
raadsman mr. J.C. de Goeij, advocaat te Alkmaar.

PROCEDURE

Bij vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 7 juli 1998, is (…) ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging) ter zake van moord.
De termijn van de terbeschikkingstelling is aangevangen op 12 februari 1999.
Bij beslissing van deze rechtbank van 19 maart 2013 is de terbeschikkingstelling laatstelijk verlengd met één jaar en is het bevel tot dwangverpleging voorwaardelijk beëindigd.
Op 7 januari 2014 is op de griffie van de rechtbank binnengekomen de op dezelfde datum gedateerde vordering van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), met daarbij gevoegd een advies van Reclassering Nederland, gedateerd 4 december 2013, en een advies van psychiater D. van Dam, die zelf de ter beschikking gestelde heeft onderzocht, gedateerd 9 januari 2014.
Het advies van Reclassering Nederland strekt ertoe de tbs maatregel - met voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging - niet te verlengen, mits deze door een BOPZ maatregel wordt gevolgd. Indien dit niet mogelijk is, geeft de reclassering in overweging de tbs-maatregel met een jaar te verlengen met als doel het begeleidingscontact voort te zetten.
Het advies van voornoemde psychiater strekt ertoe de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met behoud van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, af te wijzen.
Tevens zijn bij de vordering van het openbaar ministerie gevoegd het eerste en het tweede Voortgangsverslag TBS van Reclassering Nederland van respectievelijk 9 juli 2013 en 10 september 2013.
In openbare raadkamer van 10 februari 2014 is de vordering behandeld. De officier van justitie mr. B.G.H. de Ruijter, de ter beschikking gestelde, bijgestaan door zijn raadsman en de deskundige D. van Dam, psychiater, en J. Lieuwma, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, zijn gehoord.
De officier van justitie heeft tijdens de behandeling in openbare raadkamer geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
De ter beschikking gestelde en de raadsman hebben eveneens afwijzing van de vordering bepleit.

BEOORDELING

Het rapport van de reclassering houdt, voor zover van belang, het volgende in.
De tbs-maatregel is begin maart 2013 verlengd met 1 jaar met een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De ter beschikking gestelde kan nog veel leren.
Hij is bereid problemen aan te pakken samen met de hulpverleners om ze tot een goed einde te brengen. Er zal het een en ander gaan veranderen in de contacten met de hulpverleners die hij heeft als de maatregel wordt beëindigd. De ter beschikking gestelde heeft nu één keer per twee weken contact met de reclassering.
In het gehele proces is de ter beschikking gestelde al langere tijd buiten een kliniek. Nimmer is er sprake geweest van dusdanige problematiek dat terugplaatsing in de kliniek noodzakelijk was. Geconcludeerd wordt dat het goed gaat met de ter beschikking gestelde, al zijn er op sommige momenten spanningen die hij het hoofd moet bieden. Het gaat goed, omdat hij de samenwerking zoekt met de hulpverlening die hem vertrouwd is. Hij communiceert open over wat hem bezig houdt en volgt de raad en adviezen die hij krijgt op. Wonen en werken lijken nu meer stabiel te zijn. Zijn financiën zijn op orde en tot op heden heeft er geen enkele terugvordering plaatsgevonden. Het sociaal netwerk verdient nog aandacht, zeker waar het gaat om de contacten binnen het primaire netwerk.
De reclassering is van mening dat de ter beschikking gestelde nimmer zonder professionele hulpverlening kan functioneren. Om die reden adviseert de reclassering regulier zorg aan te bieden in het kader van een rechterlijke machtiging.
De getuige Lieuwma heeft tijdens de behandeling in openbare raadkamer zijn rapport toegelicht. Omdat de gevorderde rechterlijke machtiging in het kader van de BOPZ is afgewezen wordt verlenging van de maatregel voor de duur van 1 jaar geadviseerd.
Het rapport van psychiater D. van Dam houdt, voor zover van belang, het volgende in.
Bij de ter beschikking gestelde is evident sprake van een ontwikkelingsstoornis: sinds de vroege jeugd zijn er problemen met sociale interactie, met taal, met cognitief functioneren, met motoriek en met zijn gedrag. In het dagelijks leven is hij rigide en dwangmatig in zijn routine. Dit kan geclassificeerd worden als pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anderszins omschreven, een stoornis in het autisme-spectrum. Het betreft geen klassiek autisme daar de ter beschikking gestelde goed oogcontact maakt, juist erg op zoek is naar sociaal contact en dit ook lijkt te vinden in zijn dagelijks leven - hoewel op zijn eigen manier. Zijn sociale vaardigheden zijn beperkt en de ter beschikking gestelde behoeft zeer veel structuur en intensieve begeleiding - maar wanneer die geleverd worden blijkt dat goed resultaat te hebben. Na enkele woonvormen met oplopende niveaus van zelfstandigheid woont de ter beschikking gestelde inmiddels zelfstandig, ontvangt hij regelmatig begeleiding van BAVO-Europoort en heeft hij regelmatig contact met de reclassering. Ook heeft hij zinvolle dagbesteding door mee te werken aan klusprojecten. Op sociaal vlak ontplooit de ter beschikking gestelde zich ook: hij heeft een relatie met een vrouwelijke collega van zijn vrijwilligerswerk en hij zegt een aantal mensen te kennen via een buurtcafé. Hij gebruikt geen middelen en hij heeft geen incidenten of ander delictgedrag vertoond. De ter beschikking gestelde is tevreden met zijn dagelijkse leven, accepteert behandeling en zegt ook toe deze nog langere tijd te willen accepteren.
De ter beschikking gestelde is een angstige, ego-zwakke man met een autisme-spectrum stoornis en weinig probleem-inzicht, die vermoedelijk levenslang externe structuur en begeleiding nodig zal hebben. Maar omdat het gevaar niet langer als verhoogd geschat wordt, hij hulp accepteert en er geen maatschappelijke stressoren of andere destabiliserende factoren zijn, wordt geadviseerd de tbs-maatregel onvoorwaardelijk te beëindigen.
De deskundige Van Dam heeft tijdens de behandeling in openbare raadkamer zijn rapport toegelicht. Hij heeft daarbij het volgende verklaard.
Ik ben het eens met de reclassering dat er nazorg moet zijn, maar ik zie een rechterlijke machtiging in het kader van de BOPZ niet als essentieel voor het beëindigen van de tbs maatregel. De ter beschikking gestelde accepteert immers hulp en hij heeft woonbegeleiding. Als het mis gaat, moet een nieuw traject worden opgestart, maar dan nog zie ik geen recidivegevaar. De ter beschikking gestelde heeft zich de afgelopen 15 jaar aan geen enkel incident schuldig gemaakt en geen drugs en geen geweld gebruikt. Het is juist dat de ter beschikking gestelde alleen een netwerk heeft dat uit hulpverleners bestaat, maar dat is geen reden voor (verlenging van) de tbs maatregel.
Bij mijn risico-inschatting heb ik het gevaar dat de ter beschikking gestelde zich aan de hulpverlening onttrekt betrokken. De ter beschikking gestelde werkt overal aan mee en er zijn geen incidenten geweest, dus de kans op recidive is laag. Ook al zou de ter beschikking gestelde in de war raken, dan acht ik de kans nog laag dat hij in een geweldsincident vervalt. Palier is specifiek voor forensische problematiek en zij kunnen opschalen tot opname indien nodig.
Als volgt wordt overwogen.
Ingevolge artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht kan de maatregel alleen worden verlengd als de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging eist.
Gelet op de inhoud van voormelde rapporten en gehoord de verklaring van de deskundige Van Dam in openbare raadkamer, is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat de geestesgesteldheid van de ter beschikking gestelde, die mede aanleiding en oorzaak vormde voor het delict, nog in zodanige mate aanwezig is dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de maatregel eist.
De wijziging van artikel 509t, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) houdt onder meer in dat beëindiging van de terbeschikkingstelling niet eerder kan plaatsvinden dan nadat de verpleging van overheidswege gedurende minimaal een jaar voorwaardelijk beëindigd is geweest.
In het onderhavige geval, waarin niet is komen vast te staan dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen een verlenging van de tbs maatregel eist, de verpleging van overheidswege reeds voorwaardelijk maar nog niet gedurende ten minste een jaar is beëindigd, dient te worden onderzocht of een verlenging van de terbeschikkingstelling met behoud van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, gelet op de daaraan verbonden voorwaarden, strijd oplevert met artikel 5 EVRM en/of artikel 2 Vierde Protocol bij het EVRM.
De rechtbank is van oordeel dat in een dergelijk geval onverkort toepassing geven aan de laatste volzin van het tweede lid van artikel 509t Sv in strijd is met artikel 5 EVRM dan wel artikel 2 Vierde Protocol bij het EVRM. Om die reden dient de laatste volzin van het tweede lid van artikel 509t Sv buiten toepassing te worden gelaten. De vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met behoud van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, zal daarom worden afgewezen.

BESLISSING

De rechtbank:
wijst afde vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met behoud van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. B.E. Dijkers en E.M.M. Engbers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2014.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak en de ter beschikking gestelde binnen veertien dagen na betekening daarvan hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.