ECLI:NL:RBROT:2014:1849

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
13 maart 2014
Zaaknummer
C/10/415491 / HA ZA 13-7
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrijgende verjaring van tuinen gelegen op de kade door eigenaren woonboot; houderschap en bezit; inversie van houderschap; ontruiming gevorderd in reconventie

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers, eigenaren van woonboten, vorderingen ingesteld tegen de Gemeente Schiedam. De eisers claimden dat zij door verkrijgende verjaring eigenaar zijn geworden van de grond tussen hun woonboten en de kade, die zij als tuin in gebruik hebben genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers de grond al meer dan twintig jaar in bezit hebben, maar de Gemeente Schiedam betwistte dit en voerde aan dat er sprake was van een bruikleenovereenkomst. De rechtbank overwoog dat voor verkrijgende verjaring het bezit van de grond gedurende twintig jaar vereist is, en dat de eisers niet konden aantonen dat zij het bezit hadden gehad in de zin van artikel 3:105 BW. De rechtbank concludeerde dat de eisers als houders van de grond moeten worden gekwalificeerd en dat zij geen recht op verjaring konden doen gelden. In reconventie vorderde de Gemeente Schiedam ontruiming van de percelen, maar ook deze vordering werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente onvoldoende zwaarwegende belangen had aangevoerd voor de ontruiming, en dat de gronden thans bestemd zijn als tuinen volgens het bestemmingsplan. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten, terwijl de Gemeente ook in de proceskosten werd veroordeeld in reconventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/415491 / HA ZA 13-7
Vonnis van 19 februari 2014
in de zaak van

1.[Eiseres 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[Eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3.
[Eiseres 3],
wonende te [woonplaats],
4.
[Eiseres 4],
wonende te [woonplaats],
5.
[Eiser 5],
wonende te [woonplaats],
6.
[Eiseres 6],
wonende te [woonplaats],
7.
[Eiser 7],
wonende te [woonplaats],
8.
[Eiseres 8],
wonende te [woonplaats],
9.
[Eiseres 9],
wonende te [woonplaats],
10.
[Eiser 10],
wonende te [woonplaats],
11.
[Eiseres 11],
wonende te [woonplaats],
12.
[Eiser 12],
wonende te [woonplaats],
13.
[Eiseres 13],
wonende te [woonplaats],
14.
[Eiseres 14],
wonende te [woonplaats],
15.
[Eiseres 15],
wonende te [woonplaats],
16.
[Eiser 16],
wonende te [woonplaats],
17.
[Eiseres 17],
wonende te [woonplaats],
18.
[Eiser 18],
wonende te [woonplaats],
19.
[Eiseres 19],
wonende te [woonplaats],
20.
[Eiseres 20],
wonende te [woonplaats],
21.
[Eiseres 21],
wonende te [woonplaats],
22.
[Eiser 22],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. F. van Schaik,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE SCHIEDAM,
zetelend te Schiedam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.C.G. Franken.
Partijen zullen hierna eisers en Gemeente Schiedam genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 augustus 2013, alsmede de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de akte overlegging producties;
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 oktober 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voorzover van belang – het volgende vast:
2.1.
Eisers hebben allen een ligplaats voor hun woonboot aan de [straat] te Schiedam op grond van een publiekrechtelijke regeling. Voor het gebruik van het water zijn eisers aan Gemeente Schiedam een vergoeding verschuldigd.
2.2.
Eisers hebben, ieder afzonderlijk, de grond gelegen tussen de kade waaraan hun woonschip is afgemeerd en de [straat] als tuin in gebruik genomen.
2.3.
Op 23 juli 2012 heeft Gemeente Schiedam aan eisers een brief toegezonden waarin onder meer het navolgende is opgenomen:

Op 22 mei jongstleden hebben wij met u gesproken over de herinrichtingsplannen aan de [straat] en de consequenties voor de door u onrechtmatig gebruikte tuinen.
(…)
Vooruitlopend op een door gemeente vast te stellen beleid kan ik u mededelen dat de gemeente bereid is de door uw onrechtmatig in gebruik genomen grond tijdelijk in gebruik te geven door middel van tijdelijke bruikleenovereenkomst. (…)
Enkele belangrijke punten uit deze overeenkomst zijn:

het gebruik is tijdelijk;

het gebruik is om niet;

de gemeente en (de nutsbedrijven) dient te allen tijde toegang te krijgen voor het uitvoeren van werkzaamheden aan kabels, leidingen en wal kant;

(…)

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Eisers vorderen bij vonnis te verklaren voor recht dat zij krachtens verjaring eigenaar zijn geworden, elk van het ten behoeve van hem/haar aangegeven stuk grond als ingetekend op de bij de dagvaarding als productie I meebetekende kaart, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Het verweer strekt tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Gemeente Schiedam vordert eisers te veroordelen om binnen drie maanden na betekening van het in deze te wijzen vonnis met al de zijnen en het zijne te ontruimen en ter vrije beschikking van Gemeente Schiedam te stellen de percelen, die op de bij de conclusie van antwoord gehechte productie, zijn aangegeven.
3.5.
Het verweer strekt tot afwijzing van de vorderingen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Eisers hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat zij – dan wel hun rechtsvoorgangers – de grond gelegen tussen hun woonschip en de [straat] al meer dan twintig jaren als bezitter voor zichzelf houden. Dit blijkt uit het feit dat eisers de betreffende gronden hebben afgescheiden, er tuinen en/of bestrating op hebben aangelegd, danwel een bouwwerk hebben geplaatst waarvoor Gemeente Schiedam in een aantal gevallen een bouwvergunning heeft verleend. De betreffende gronden zijn niet openbaar toegankelijk. Door het verloop van twintig jaren hebben eisers op grond van verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit de eigendom van de gronden verkregen (artikel 3:105 juncto 3:306 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW).
4.2.
Gemeente Schiedam heeft betwist dat (de rechtsvoorganger van) iedere eiser afzonderlijk het betreffende perceel reeds twintig jaren feitelijk in gebruik heeft conform de huidige situatie. Daartoe heeft Gemeente Schiedam foto’s uit het beeldarchief van het gemeentearchief en gemeentelijke luchtfoto’s in het geding gebracht.
Volgens Gemeente Schiedam komt aan eisers geen beroep op extinctieve verjaring toe omdat het bewijsvermoeden van artikel 3:109 BW niet opgaat. Ten eerste moet het er voor worden gehouden dat er sprake is van een stilzwijgende bruikleenovereenkomst. Eisers (dan wel diens rechtsvoorgangers) hebben in 1987 van de Gemeente Schiedam schriftelijke voorstellen voor bruikleenovereenkomsten gekregen, waarmee in ieder geval één eiser ([adres]) expliciet heeft ingestemd. Het aanvankelijke gebruik van (de rechtsvoorgangers van) ieder der eisers is daarmee als houderschap te kwalificeren en kan op grond van artikel 3:111 BW niet zonder expliciete instemming van Gemeente Schiedam veranderen in bezit hetgeen vereist is voor de gevorderde verkrijgende verjaring op grond van artikel 3:105 BW juncto 3:306 BW.
Daarnaast heeft Gemeente Schiedam betoogd dat er aan de zijde van eisers geen sprake kan zijn van een eigendomspretentie hetgeen door artikel 3:108 juncto 3:113 BW voor een geslaagd beroep op verjaring ex artikel 3:105 BW wordt verondersteld. Het aanbrengen van beplanting is daartoe onvoldoende, ook als de grond daardoor bij de tuin wordt getrokken. Hieruit volgt geen ondubbelzinnige eigenaarspretentie maar slechts die van een gebruiker. Gebruik vanuit een belendend perceel, waarbij het belendend perceel op grond van een zakelijk of persoonlijk gebruiksrecht wordt gebruikt, wijst niet ondubbelzinnig op de pretentie van eigendom. Dat ondubbelzinnig bezit dient vanuit het geobjectiveerde perspectief van de gemeente als eigenaar beoordeeld te worden. Voor de situatie van woonboten en het gebruik van zogenaamde ‘wallenkanten’ is expliciet bepaald dat het (aanvankelijke) gebruik als houderschap moet worden gekwalificeerd en dat sprake is van gebruiksovereenkomsten danwel bruikleenovereenkomsten.
Extinctieve verjaring
4.3.
De rechtbank overweegt dat voor extinctieve verjaring ingevolge artikelen 3:105 lid 1 BW juncto 3:314 lid 2 BW juncto 3:306 BW (juncto artikel 73 Overgangswet) geen goede trouw is vereist, maar wel bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid. De termijn van deze verjaring begint met de dag, volgend op die waarop een niet-rechthebbende bezitter is geworden of de onmiddellijke opheffing gevorderd kan worden van de toestand waarvan diens bezit de voortzetting vormt. De verjaringstermijn bedraagt twintig jaren.
4.4.
Kern van het geschil vormt de vraag of eisers het bezit van de gronden hebben gehad en of dit bezit twintig jaren heeft geduurd.
Bezit
4.5.
Volgens artikel 3:107 BW is bezit ‘het houden van een goed voor zichzelf’, waaronder moet worden verstaan het -direct of indirect- uitoefenen van de feitelijke macht over dat goed met de pretentie eigenaar te zijn.
Voorts is artikel 3:111 BW van belang, waarin is neergelegd dat indien men heeft aangevangen krachtens een rechtsverhouding voor een ander te houden, onder dezelfde titel wordt voortgegaan, zolang niet blijkt dat hierin verandering is gebracht, hetzij ten gevolge van een handeling van hem voor wie men houdt, hetzij ten gevolge van een tegenspraak van diens recht. Voormeld artikel brengt met zich, dat de houder uit zichzelf geen verandering kan brengen in zijn houderschap en/of de grondslag daarvan. Hij kan zichzelf niet tot bezitter maken, noch kan hij houderschap op grond van een andere titel verkrijgen, noch kan hij houder voor een ander worden.
4.6.
In het onderhavige geval is van belang dat het gebruik van het stuk grond als tuin verband houdt met de ligplaats van de woonboten: de bewoners hebben via de grond langs de ligplaats toegang tot hun woonboot. Tussen partijen is niet in geschil dat Gemeente Schiedam als eigenaar in de openbare registers is vermeld. Op grond hiervan staat enerzijds dan ook vast dat het hebben van een publiekrechtelijke vergunning voor een bepaalde woonboot het gebruik van die grond met zich brengt en met die vergunning is verbonden, terwijl het anderzijds niet goed denkbaar is dat bij beëindiging van de vergunning – en beëindiging van de ligplaats – dat gebruik van de grond zou blijven voortbestaan. Er moet vanuit worden gegaan dat het gebruik van de grond is begonnen op grond van houderschap met het doel om op de woonboot te kunnen komen. Nadien heeft dat gebruik, zonder dat Gemeente Schiedam daartegen is opgetreden, een ruimere omvang gekregen, onder meer door het plaatsen van hekjes en het inrichten van de stukjes grond als tuin. Wanneer dit is begonnen en in welke mate is uit de in het geding gebrachte foto’s uit het gemeentearchief niet zonder meer eenduidig af te leiden. Over de periode tussen 1970 en 1997 zijn slechts een zestal foto’s overgelegd die veelal slechts een klein gedeelte van de [straat] te Schiedam tonen.
4.7.
Voorts is voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van bezit of houderschap van belang dat niet is weersproken dat rechtsvoorgangers van eisers in 1987 van Gemeente Schiedam schriftelijke voorstellen hebben ontvangen voor een bruikleenovereenkomst. Ten bewijze van de toezending van deze schriftelijke voorstellen heeft Gemeente Schiedam een bruikleenovereenkomst van de toenmalige bewoner van [adres] te Schiedam in het geding gebracht, waaruit blijkt dat in ieder geval deze bewoner de overeenkomst heeft geaccepteerd, hetgeen door eisers niet is betwist.
Daarbij blijkt uit de overgelegde stukken (productie III bij dagvaarding) dat er op 22 mei 2012 een overleg tussen partijen is geweest over de herinrichtingsplannen van de [straat] en de door eisers gebruikte tuinen. Gemeente Schiedam heeft in haar schrijven van 23 juli 2012 een voorstel gedaan om het gebruik van de gronden schriftelijk vast te leggen in een bruikleenovereenkomst, waarin is vastgelegd dat eisers de gronden om niet mochten blijven gebruiken.
4.8.
De rechtbank leidt uit hetgeen hiervoor onder 4.6 alsmede 4.7 is overwogen, dat Gemeente Schiedam geen rekening heeft hoeven houden, maar ook dat onder eisers de verkeersopvatting leefde dat zij geen bezitters, maar houders van de gronden waren. Artikel 3:111 BW brengt vervolgens met zich, dat er bij (de rechtsopvolgers van) eisers geen sprake kan zijn van het voor verjaring geldende vereiste van bezit, nu de houder op grond van het bepaalde in artikel 3:111 BW zichzelf niet tot bezitter kan maken. Het beroep op de artikelen 3:105 lid 1 BW juncto 3:314 lid 2 BW juncto 3:306 BW (juncto artikel 73 Overgangswet) dient derhalve te worden afgewezen.
4.9.
Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Schiedam worden begroot op:
- griffierecht 589,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal €  1.493,00
in reconventie
4.10.
Gemeente Schiedam heeft in reconventie ontruiming gevorderd van de gronden die door eisers als tuin in gebruik zijn genomen. Zij voert daarbij aan dat zij een rechtens te respecteren belang heeft bij het verkrijgen van de vrije beschikking over de betreffende percelen. Enerzijds loopt onder het merendeel van de percelen een hoofdgasleiding waaraan Stedin onderhoud dient te verrichten. Anderzijds is herinrichting, wat betreft groen en parkeerplaatsen, noodzakelijk vanwege achterstallig onderhoud en verrommeling van het gebied. Op termijn zal voorts (groot danwel regulier) onderhoud noodzakelijk zijn aan de walkant conform de eisen van het Hoogheemraadschap.
4.11.
Eisers hebben betwist dat Gemeente Schiedam een rechtens te respecteren belang heeft bij het verkrijgen van de vrije beschikking over de betreffende percelen. In het thans geldende bestemmingsplan zijn vrijwel alle gronden die onderwerp zijn van het onderhavige geschil, als tuin bestemd. Voor onderhoud van de hoofdgasleiding die vermoedelijk geen eigendom van Gemeente Schiedam is, is ontruiming van de betreffende percelen niet noodzakelijk. Voor de herinrichting van het gebied is het absoluut niet noodzakelijk dat Gemeente Schiedam de beschikking krijgt over de in deze procedure bedoelde gronden. Indien en voorzover herstel van de kademuren noodzakelijk zal blijken te zijn, kan de Hoogheemraadschap dit herstel eisen van de eigenaren van de gronden.
4.12.
De rechtbank overweegt dat uit het hiervoor onder 4.6 tot en met 4.8 overwogene dient te worden afgeleid dat er sprake is van een zeker gebruiksrecht, waarvoor naar vaste rechtspraak heeft te gelden dat deze in beginsel door beide partijen kan worden opgezegd. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging steeds mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat en/of dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen (ECLI:NL:HR:2013:BZ4163).
Nu derhalve niet is komen vast te staan dat de gronden zonder recht of titel worden gebruikt, dient de vordering tot ontruiming te worden afgewezen.
Voor zover Gemeente Schiedam heeft beoogd de overeenkomst met een opzegtermijn van drie maanden op te zeggen, overweegt de rechtbank dat zij daartoe onvoldoende zwaarwegende belangen in dit geding heeft aangevoerd. In het bestemmingsplan zijn de gronden thans bestemd als tuinen en de plannen tot herinrichting en achterstallig onderhoud die tot een ontruiming zouden nopen, zijn onvoldoende onderbouwd. Voorts is gesteld noch gebleken dat de ontruiming noodzakelijk is voor het onderhoud aan de nutsvoorzieningen.
4.13.
Gemeente Schiedam zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de andere zijde worden begroot op:
- salaris advocaat
452,00(2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 452,00)
Totaal €  452,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Schiedam tot op heden begroot op € 1.493,00,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen af,
5.4.
veroordeelt Gemeente Schiedam in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 452,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Muilwijk-Schaaij en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2014.
2053/
2148