Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 oktober 2013;
- het proces-verbaal van de op 6 januari 2014 gehouden comparitie van partijen.
2.De feiten
“Ik was aan het fietsen op de fietsstrook toen de tegenpartij([betrokkene 1]; toevoeging rechtbank)
vanuit zijn weghelft de fietsstrook inschoot”.
“Ik woon op [adres 1]te Rotterdam (…). Op mijn werkplek hoorde ik ’s-middags ruzieachtig geschreeuw en gepraat op straat. Ik heb door mijn raam gekeken en zag mevrouw [eiseres] naast mijn geparkeerde auto (…) staan met haar fiets aan de hand. Zij stond bijna ingeklemd tussen mijn auto en een auto die naast haar stond, deels op de rijweg en deels op het fietspad. Er leek mij weinig ruimte meer om over het fietspad rechtdoor te fietsen”.
“Toen ik op de ’[adres 3] reed, zag ik een parkeerplek. (…) Vervolgens ben ik gedeeltelijk op de fietsstrook gaan staan om te kunnen inparkeren. (…)Toen ik een klein stukje achteruit was gereden, zag ik een vrouw op een fiets met een normale vaart aankomen. Dat was mevrouw [eiseres]. (…). Het leek erop dat zij rechtdoor wilde rijden. Ik ben toen gestopt met achteruitrijden. Mevrouw [eiseres] reed inderdaad rechtdoor en probeerde tussen mijn auto en de auto die rechts daarnaast stond te rijden. Dat paste niet en zij raakte mijn rechterzijspiegel. Haar fiets stond vervolgens ingeklemd tussen mijn auto en de auto naast mij”.
3.Het geschil
- te verklaren voor recht dat ASR aansprakelijk is voor het op 5 september 2009 aan haar overkomen verkeersongeval;
- veroordeling van ASR tot het vergoeden van de door [eiseres] als gevolg van het ongeval geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- veroordeling van ASR in de kosten van deze procedure.
4.De beoordeling
Aansprakelijkheid
“reeds voor het ongeval [eiseres] regelmatig bij de huisarts was. Er wordt gesproken van een chronisch pijnsyndroom. Gelet op de veelvuldige medische consumptie ook voor het ongeval is de vraag of dit wel indirect als ongevalsgevolg kan worden gezien”.
1.DE SITUATIE MET HET ONGEVAL
Consistentie
2.DE SITUATIE ZONDER HET ONGEVAL
3.OVERIG
5.De beslissing
26 maart 2014voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage (zie r.o. 4.7),