ECLI:NL:RBROT:2014:1974

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
C/10/422127 / HA ZA 13-387
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendom van bedrijfsinventaris na faillissement en bewijsvermoedens

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de eigendom van de bedrijfsinventaris van Hollandse InDruk B.V. (HI) centraal, na het faillissement van deze vennootschap op 4 december 2012. De curator, mr. [A], vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat de inventaris op de faillissementsdatum eigendom was van HI, en dat een escrowbedrag van € 200.000,00 aan de curator toekwam. Barwil Barendrecht B.V., de gedaagde, voerde verweer en stelde dat zij zelf eigenaar was van de inventaris, die zij had gekocht uit de boedel van HI en JB&A c.s. De rechtbank onderzocht de bewijsvermoedens van artikel 3:109 en 3:119 BW, die de curator in zijn voordeel aanvoerde, maar oordeelde dat Barwil voldoende bewijs had geleverd dat zij de eigenaar was van de inventaris. De rechtbank concludeerde dat de curator niet had aangetoond dat HI op de faillissementsdatum eigenaar was van de inventaris, en wees de vorderingen van de curator af. In reconventie werd de vordering van Barwil om het escrowbedrag te ontvangen eveneens afgewezen, omdat de rechtbank geen grondslag voor toewijzing aan Barwil kon vaststellen. De proceskosten werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/422127 / HA ZA 13-387
Vonnis van 5 maart 2014
in de zaak van
MR. [A],
thans opgevolgd door
MR. [curator],
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLLANDSE INDRUK B.V.,
ex artikel 1:14 BW wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat voorheen mr. V. van den Bos, thans mr. S. van Wijk te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BARWIL BARENDRECHT B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.G. Princen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de Curator en Barwil genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 juni 2013 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de brief van 2 september 2013 van Barwil waarbij producties zijn toegezonden;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 16 september 2013 en de ter comparitie door beide partijen overgelegde pleitnotities;
  • de brief van 1 oktober 2013 van de Curator, waarin hij opmerkingen heeft gemaakt over het proces-verbaal van comparitie, de ontbrekende pagina 4 van de dagvaarding heeft toegezonden en de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 13 september 2013 heeft overgelegd, waarbij mr. [A] als curator is ontslagen en mr.[curator] in zijn plaats is benoemd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast.
2.1.
Hollandse InDruk B.V. heeft een drukkerij geëxploiteerd. Vanaf de oprichting op 12 november 1992 tot 1 november 2011 was haar naam [Hi](hierna wordt de gefailleerde vennootschap steeds zonder onderscheid HI genoemd). HI was in de periode vóór 4 december 2012 gevestigd te Rotterdam aan de Bergambachtstraat 2. Barwil is de moedermaatschappij en enig aandeelhouder van HI.
2.2.
De aandelen in HI worden sinds 2005 middellijk gehouden door [B] Zij houdt ook middellijk alle aandelen in[C](hierna: [C]) en in [D] (hierna: [D]).
2.3.
Op 5 maart 2009 heeft de curator in de faillissementen van verschillende vennootschappen, gezamenlijk aangeduid als JB&A c.s., een overeenkomst tot verkoop en overname van activa gesloten met onder meer Barwil, waarbij de bedrijfs- en kantoorinventaris van de vestiging aan de Bergambachtstraat 2 te Rotterdam aan Barwil is verkocht voor een bedrag van in totaal € 885.000,00.
2.4.
Bij ongedateerde huurovereenkomst heeft Barwil aan Drukkerij JB&A van Driel B.V. (hierna: JB&A van Driel) met ingang van 1 april 2009 de op bijlage 1 van de overeenkomst omschreven roerende zaken verhuurd voor een bedrag van € 30.000,00 per maand. Deze overeenkomst is namens beide partijen ondertekend door dezelfde persoon.
2.5.
In de loop van 2009 zijn de activiteiten van HI overgedragen aan JB&A van Driel en is de naam van deze laatste vennootschap gewijzigd in 3L Drukkerij B.V. (hierna: 3L). De offsetactiviteiten van [C] zijn eveneens overgedragen aan 3L.
2.6.
Op 30 mei 2011 hebben HI, [D] en 3L een overeenkomst tot overdracht van een onderneming gesloten waarbij de ondernemingen van [D] en 3L per 1 juni 2011 zijn overgedragen aan HI. Levering vond plaats in de bedrijfslocatie aan de Bergambachtstraat te Rotterdam.
2.7.
Tussen Barwil en HI is een ongedateerde huurovereenkomst gesloten, waarin onder meer het volgende is vermeld:
Verhuurster(rechtbank: Barwil)
verhuurt aan huurster(rechtbank: HI)
de roerende zaken, die eigendom zijn van verhuurster ten behoeve van de exploitatie van een drukkerij in Rotterdam, gelijk huurster die huurt van verhuurster. Partijen zijn bekend met de goederen waarom het gaat; dat blijkt uit de administratie, en uit de situatie ter plaatse. Deze overeenkomst is een vervolg op de overeenkomst tussen [E] en [D] en op de overeenkomst tussen verhuurster en Drukkerij JB&A van Driel BV, en betreft na de samenvoeging van de drukkerijen thans het gehele machinepark en de inventaris, ook zoals die van tijd tot tijd zullen wijzigen.
De overeenkomst bepaalt voorts dat de huur ingaat op 1 oktober 2011 en dat de huurprijs € 50.000,00 per maand bedraagt. De overeenkomst is namens beide partijen ondertekend door dezelfde persoon.
2.8.
Op 31 oktober 2011 is de vervangingswaarde van de bedrijfsinventaris van HI door [F] (hierna: [F]) getaxeerd op € 2.223.885,00.
2.9.
[E] (hierna: [E]) heeft een factuur d.d. 28 juni 2012 aan Barwil gestuurd voor een bedrag van € 1.067.271,00 voor de verkoop van machines per 1 oktober 2011. Op de factuur staat dat de factuur op last van de accountant is gewijzigd, dat eerder een bedrag van € 165.901,00 is gefactureerd, dat een te betalen bedrag van € 901.370,00 resteert en dat vrijgesteld is van btw.
2.10.
Op 2 november 2012 is de liquidatiewaarde van de kantoor- en bedrijfsinventaris, de voorraad en operational lease van HI door [F] getaxeerd op € 1.030.000,00. Daarin is een bedrag van € 1.011.500,00 opgenomen als waarde van de bedrijfsinventaris van Barwil.
2.11.
ING Bank heeft kredieten verstrekt aan de groep waartoe HI behoort. Alle tot de groep behorende vennootschappen waren daarvoor voor het geheel aansprakelijk. ING Bank heeft onder meer een pandrecht verkregen op de vorderingen, de inventaris, het machinepark, de bedrijfsmiddelen, vervoermiddelen en voorraad.
2.12.
In november 2012 heeft ING Bank het krediet opgezegd en afgifte gevorderd van aan haar verpande zaken. Daarvoor is een bodemverhuurconstructie gekozen.
2.13.
Op 27 november 2012 is aan HI surseance van betaling verleend. Op 4 december 2012 is zij in staat van faillissement verklaard, met benoeming van achtereenvolgens mr. [A] en mr.[curator] tot curator.
2.14.
In december 2012 is de inventaris die zich in de bedrijfsruimte van HI bevond met medewerking van alle betrokkenen door Barwil verkocht en geleverd aan een derde voor een bedrag van € 1.500.000,00. Op de betreffende factuur is vermeld dat de vordering is verpand aan ING Bank. De koopsom is gestort op de rekening ten name van Barwil bij ING Bank.
2.15.
Barwil heeft een ("escrow-")bedrag van € 200.000,00 gestort op de derdengeldrekening van de Curator.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De Curator heeft gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat de in het taxatierapport van [F] d.d. 2 november 2012 beschreven kavels met de nummers 78 tot en met 238, met uitzondering van de kavels met de nummers 80, 84, 85, 155 en 156, op de datum van faillissement eigendom waren van HI;
te bepalen dat dientengevolge het door Barwil op de derdengeldrekening van de Curator gestorte escrowbedrag van € 200.000,00 aan de Curator toekomt;
Barwil te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen de eventueel nog te leggen beslagen, alsmede in de nakosten van € 131,00 in geval van niet betekenen van het vonnis en € 199,00 in geval van betekenen van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente over de volledige proceskosten indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan de veroordeling is voldaan.
3.2.
Barwil heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen en geconcludeerd tot afwijzing ervan, met veroordeling van de Curator in de kosten van de procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.
in reconventie
3.4.
Barwil heeft gevorderd de Curator te gebieden het depot van € 200.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van storting tot aan de dag van betaling, binnen 48 uur na betekening van het vonnis te storten op rekening 66.82.90.978 ten name van Barwil bij ING Bank, met veroordeling van de Curator in de kosten van het geding.
3.5.
De Curator heeft verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd tot afwijzing ervan.
3.6.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Het gaat in deze procedure om de vraag of HI op 4 december 2012 (de datum van haar faillissement) eigenaar was van de inventaris die zich in haar bedrijfsruimte bevond. Volgens de Curator moet deze vraag bevestigend worden beantwoord, volgens Barwil ontkennend. Barwil stelt zich op het standpunt dat zij zelf eigenaar was van de betreffende inventaris.
4.2.
Barwil heeft aangevoerd dat de Curator geen belang heeft bij de onderhavige procedure, omdat de inventaris inmiddels is verkocht en de opbrengst ten goede is gekomen aan de pandhouder (ING Bank). De Curator heeft aangevoerd dat, indien de inventaris tot de boedel behoort, i) de opbrengst gezien artikel 57 Fw vanwege het fiscale bodemvoorrecht dient te worden afgedragen aan de boedel, of, indien de bodemverhuurconstructie zou zijn geslaagd, HI recht heeft op een boedelbijdrage over de verkoopopbrengst en ii) door de uitwinning ten gunste van ING Bank mogelijk een (omvangrijke) regresvordering is ontstaan op de overige hoofdelijk voor de groepsfinanciering aansprakelijke vennootschappen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Curator met deze stellingen zijn belang bij de procedure genoegzaam aangetoond.
4.3.
De Curator stelt zich op het standpunt dat HI op grond van artikel 3:119 BW wordt vermoed rechthebbende te zijn, nu de inventaris zich bevond in haar bedrijfsruimte. Ingevolge artikel 3:119 lid 1 BW wordt de bezitter van een goed vermoed rechthebbende te zijn. Bezit is het houden van een goed voor zichzelf (artikel 3:107 lid 1 BW). Artikel 3:109 BW bepaalt dat wie een goed houdt, wordt vermoed dit voor zichzelf te houden. In combinatie met het bepaalde in artikel 3:119 BW geldt dus dat degene die een goed houdt, wordt vermoed rechthebbende te zijn. De wettelijke vermoedens van artikel 3:109 BW en artikel 3:119 lid 1 BW zijn weerlegbaar. De wederpartij dient aan te tonen dat er sprake is van houderschap voor een ander, respectievelijk dat hij zelf een beter recht heeft.
De rechtbank ziet aanleiding de bodemverhuurconstructie in dit kader buiten beschouwing te laten, nu over de rechtsgeldigheid daarvan - waarover partijen twisten - in deze procedure geen oordeel is gevraagd en de feiten op dat punt ook niet vast staan.
4.4.
Barwil heeft, ter weerlegging van de hiervoor bedoelde bewijsvermoedens, het volgende aangevoerd.
a. Een deel van de inventaris die zich in de bedrijfsruimte van HI bevond is afkomstig van de door [D] gevoerde onderneming. Van die activa was niet [D], maar [E] eigenaar, zo blijkt uit:
  • de jaarrekening over 2009 van [E] (productie 11 bij dagvaarding),
  • het activaoverzicht per 31 december 2009 van [E] (productie 6 bij conclusie van antwoord),
  • de balans van [D] per ultimo 2010 en 2011 (productie 8 bij conclusie van antwoord) en
  • het in oktober 2007 door Deloitte ten behoeve van de overname van de [G] opgestelde informatiememorandum (productie 9 bij conclusie van antwoord).
[E] heeft deze activa overgedragen aan Barwil (productie 7 bij conclusie van antwoord, zie ook hiervoor onder 2.9), zodat Barwil daarvan eigenaar is geworden.
Het andere deel van de inventaris in de bedrijfsruimte van HI betreft de bedrijfs- en kantoorinventaris die door Barwil is gekocht vanuit de faillissementen van JB&A c.s. (productie 10 bij conclusie van antwoord, zie ook hiervoor onder 2.3). Met betrekking tot die activa is per 1 april 2009 een huurovereenkomst gesloten tussen Barwil en JB&A van Driel (productie 12 bij conclusie van antwoord, zie ook hiervoor onder 2.4).
Eerst in 2011 is HI gebruikt als nieuwe vennootschappelijke jas voor de activiteiten van de in Rotterdam samengevoegde drukkerijen. Dat beeld wordt bevestigd door de jaarstukken van HI uit 2009 en 2010 (productie 2 bij conclusie van antwoord): er waren geen of nauwelijks materiële activa meer. Uit het activaoverzicht van HI per 31 december 2010 (productie 3 bij conclusie van antwoord) blijkt dat de op de balans vermelde activa geen betrekking hebben op de goederen die thans door de Curator ter discussie worden gesteld.
Uit de overeenkomst van 30 mei 2011 (productie 2 bij dagvaarding en productie 4 bij conclusie van antwoord, zie ook hiervoor onder 2.6) blijkt dat door [D] en 3L uitsluitend roerende goederen zijn overgedragen aan HI, die kwalificeren als voorraad en kantoorinventaris. Geen enkele machine is overgedragen. Dat blijkt tevens uit de huurovereenkomst tussen Barwil en HI (productie 5 bij conclusie van antwoord, zie ook hiervoor onder 2.7).
Op naam van HI was geen verzekering afgesloten voor de bedrijfsinventaris, dat is wel gebeurd ten behoeve van Barwil (productie 7 bij dagvaarding). De achtergrond is eenvoudig: Barwil was eigenaar en HI niet.
4.5.
Ad a) de inventaris van [D]
4.5.1.
De jaarrekening van [E] over 2009 vermeldt een bedrag van € 1.084.212,00 ter zake van machines en installaties. Anders dan de Curator ziet de rechtbank in het enkele feit dat sprake is van een samengestelde jaarrekening van een aan Barwil gelieerde onderneming geen aanleiding om aan de juistheid van de jaarrekening te twijfelen. In het activaoverzicht van [E] zijn (onder meer) de in het taxatierapport van 2 november 2012 als nummers 78, 79, 82 en 83 beschreven drukkerijmachines vermeld. In de balans van [D] zijn per 31 december 2010 en 31 december 2011 geen vaste activa opgenomen. De als nummers 78, 79 en 82 in het taxatierapport beschreven machines komen ook terug in het informatiememorandum van Deloitte. In het memorandum wordt eveneens een snijmachine genoemd, die overeen zou kunnen komen met de als nummer 147 in het taxatierapport bedoelde machine. Het memorandum bevestigt tevens dat het machinepark van de [G] is ondergebracht in [E].
4.5.2.
Met de door haar overgelegde stukken (de facturen van 28 juni 2012 en 28 december 2011, het rekening-courantafschrift en het mutatieoverzicht) heeft Barwil genoegzaam aangetoond dat Broekzitter Beheer haar machinepark per 1 oktober 2011 aan Barwil heeft verkocht voor een totaalbedrag van € 1.067.271,00. Barwil heeft toegelicht dat de eerste factuur (van 28 december 2011) is opgemaakt tegen boekwaarde omdat sprake was van een overgang binnen een fiscale eenheid en dat de overdracht op verlangen van de accountant uiteindelijk heeft plaatsgevonden tegen taxatiewaarde, in welk kader de tweede factuur (van 28 juni 2012) is opgemaakt. Hoewel de stukken, zoals de Curator ook aanvoert, geen specificaties vermelden over de verkochte machines, zijn er - zoals blijkt uit hetgeen hiervoor onder 4.5.1 is vermeld - wel degelijk duidelijke aanwijzingen dat het gaat om de thans in het geding zijnde inventaris.
4.6.
Ad b) de inventaris van JB&A c.s.
Niet in geschil is dat Barwil in maart 2009 de bedrijfs- en kantoorinventaris van de vestiging aan de Bergambachtstraat 2 te Rotterdam uit de boedels van JB&A c.s. heeft gekocht, dat zij die inventaris heeft verhuurd aan JB&A van Driel, dat de naam van JB&A Van Driel is gewijzigd in 3L en dat 3L haar onderneming heeft overgedragen aan HI. Zoals hierna onder 4.8 zal blijken, heeft 3L daarbij volgens de Curator geen machines aan HI overgedragen. Ook in zoverre zijn er dus sterke aanwijzingen dat Barwil eigenaar is van de inventaris die zich in de bedrijfsruimte aan de Bergambachtstraat te Rotterdam bevond. In het op 23 februari 2009 door Troostwijk Taxaties opgestelde taxatierapport van de kantoor- en bedrijfsinventaris van JB&A van Driel zijn (onder meer) de in het taxatierapport van 2 november 2012 als nummers 84, 85 en 148 bedoelde machines vermeld. De nummers 84 en 85 zijn in de onderhavige procedure niet in geschil, nummer 148 wel.
4.7.
Ad c) de jaarstukken en het activaoverzicht van HI
Volgens Barwil blijkt ook uit de financiële stukken van HI dat HI niet de eigenaar is van de in het geding zijnde inventaris. De Curator heeft dat niet, althans niet gemotiveerd weersproken. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft de Curator verklaard dat in de jaarrekening van HI geen gegevens over machines staan en dat hij ook verder niets in de administratie heeft aangetroffen waaruit volgt dat de machines die in het door HI gehuurde pand zijn aangetroffen eigendom waren van HI. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de Curator dat hij niet in de administratie van de andere groepsvennootschappen kan kijken en voor het weerspreken van het verweer nadere informatie nodig heeft van de bestuurder van HI, nu niet is onderbouwd welke informatie dan precies ontbreekt en evenmin is gebleken dat de Curator op enige wijze heeft getracht de beschikking over die informatie te verkrijgen. Dat het, zoals de Curator heeft gesteld, uitsluitend zou gaan om afgeschreven machines die om die reden niet op de balans staan, is onvoldoende gebleken.
4.8.
Ad d) de overdracht van de ondernemingen van [D] en 3L naar HI
4.8.1.
Ter weerlegging van het bewijsvermoeden dat HI rechthebbende op de inventaris is, heeft Barwil voorts aangevoerd dat [D] en 3L bij de overdracht van hun ondernemingen aan HI geen inventaris hebben overgedragen. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft de Curator in dit kader verklaard dat op bijlage 1 en 3 bij de overeenkomst van 30 mei 2011 de overgedragen activa en voorraden staan, maar dat daarop geen machines staan. Dat op de bijlagen wel (een gedeelte van) de thans in het geding zijnde inventaris is vermeld (en zo ja, om welke zaken het dan gaat), is door de Curator niet gesteld.
4.8.2.
Een sterke aanwijzing voor de juistheid van het standpunt van Barwil is voorts de huurovereenkomst die tussen Barwil als verhuurster en HI als huurster is gesloten met betrekking tot “het gehele machinepark en de inventaris” na de samenvoeging van de drukkerijen (volgens de overeenkomst per 1 oktober 2011). Ter comparitie heeft de Curator bevestigd dat HI huur heeft betaald aan Barwil, al is het de Curator niet duidelijk sinds wanneer zij dat heeft gedaan. Barwil heeft aangevoerd dat vanaf 1 oktober 2011 maandelijks een bedrag van € 50.000,00 aan huur is betaald door HI, wat overeenkomt met de tekst van de overeenkomst (zie hiervoor onder 2.7). Volgens de Curator is voorts onduidelijk of het de huur van de machines betreft waarom het in deze procedure gaat. De rechtbank ziet echter geen enkele reden om ervan uit te gaan dat de in het taxatierapport van 2 november 2012 bedoelde inventaris niet onder de strekking van de huurovereenkomst zou vallen. De tekst van de huurovereenkomst is duidelijk: het gaat om het gehele machinepark en de inventaris. Daarbij is tevens vermeld dat uit de administratie en uit de situatie ter plaatse blijkt om welke goederen het gaat en dat dat voor partijen duidelijk is. Indien de Curator van mening is dat de thans in het geding zijnde inventaris daarbuiten valt, had hij dat nader dienen te onderbouwen.
4.9.
Ad e) de verzekering
Barwil beroept zich tenslotte op de verzekeringspolis die door haar is afgesloten. De polis heeft betrekking op machinebreuk en het risicoadres is Bergambachtstraat 2 te Rotterdam. Ingangsdatum is 1 januari 2012. Als verzekerde objecten zijn (onder meer) de in het taxatierapport van 2 november 2012 als nummers 78, 79, 82 en 83 genoemde machines vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee genoegzaam komen vast te staan dat de inventaris in de bedrijfsruimte van HI met ingang van 1 januari 2012 door Barwil is verzekerd. Dat, zoals de Curator heeft aangevoerd, op de verzekeringspolis geen serienummers of specifieke aanduidingen zijn vermeld, maakt dat niet anders. Voldoende duidelijk is immers dat het gaat om de machines die zich bevonden op het adres waar HI gevestigd was.
4.10.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Barwil met de hiervoor onder 4.5 tot en met 4.9 besproken stellingen en stukken de bewijsvermoedens, dat HI de inventaris voor zichzelf houdt en rechthebbende is, genoegzaam weerlegd. Dat in deze procedure geen volledige duidelijkheid is ontstaan met betrekking tot de herkomst van alle afzonderlijke kavels in het taxatierapport van 2 november 2012, maakt dat niet anders. Barwil heeft in hoofdlijnen genoegzaam aangetoond dat niet HI, maar zij zelf eigenaar was van de inventaris. Het is vervolgens aan de Curator om het gepretendeerde eigendomsrecht van HI nader te bewijzen.
4.11.
Voor wat betreft de herkomst van de inventaris in de bedrijfsruimte van HI heeft de Curator aangevoerd dat Broekzitter en 3L hun ondernemingen, inclusief vaste activa, voorraden en werknemers, op 30 mei 2011 hebben overgedragen aan HI. Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor onder 4.8 is overwogen, gaat die stelling echter niet op. De enkele, niet onderbouwde stelling dat HI in de loop van vele jaren structureel heeft geïnvesteerd in haar machinepark, welke stelling door Barwil is betwist, kan evenmin tot het oordeel leiden dat HI eigenaar van de inventaris was.
4.12.
De Curator heeft er voorts nog op gewezen dat uit het taxatierapport van 31 oktober 2011 blijkt dat er, anders dan een jaar later, destijds nog vanuit werd gegaan dat alle inventaris van HI was. De rechtbank volgt de Curator niet in die stelling. Bij de taxatie in 2012 is onderscheid gemaakt tussen de kantoorinventaris van HI, de bedrijfsinventaris van HI, de bedrijfsinventaris van Barwil, de voorraad van HI en de leaseobjecten. Dat onderscheid is niet gemaakt bij de taxatie in 2011. In het taxatierapport van 31 oktober 2011 is bovendien expliciet vermeld dat de taxateur geen onderzoek heeft verricht naar “eigendom, bezit en daarvan afgeleide rechten met betrekking tot feitelijke aanwezige inventaris en onderdelen daarvan”. Aan de verschillen in beide rapporten kunnen dan ook niet de door de Curator gewenste consequenties worden verbonden.
4.13.
Het vereiste bewijs is tot zover aldus onvoldoende geleverd. Een concreet bewijsaanbod ontbreekt en de rechtbank ziet geen aanleiding de Curator ambtshalve bewijslevering op te dragen. Nu in rechte niet vast komt te staan dat HI op de faillissementsdatum eigenaar van de inventaris was, zullen de vorderingen bij gebreke van een grondslag worden afgewezen.
4.14.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal de Curator worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van Barwil worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat €
904,00(2 punten × tarief € 452,00)
Totaal€ 1.493,00
in reconventie
4.15.
Aan haar reconventionele vordering, die strekt tot betaling van het in escrow gestorte bedrag van € 200.000,00 op een rekening ten name van Barwil bij ING Bank, heeft Barwil ten grondslag gelegd dat het bedrag niet aan de Curator, maar aan ING Bank als pandhouder toekomt.
4.16.
Over de rechtsgeldigheid van de bodemverhuurconstructie is in de onderhavige procedure geen oordeel gevraagd. Volgens de Curator zal daarover een separate procedure worden gevoerd. In de onderhavige procedure kan dan ook niet worden geoordeeld dat het in escrow gestorte bedrag aan ING Bank als pandhouder toekomt. Bovendien heeft te gelden dat, ook indien er in rechte vanuit zou moeten worden gegaan dat het betreffende bedrag aan ING Bank toekomt, een grondslag voor toewijzing van dat bedrag aan Barwil ontbreekt. Ook toewijzing van de vordering van Barwil om het bedrag te storten op een rekening van haar bij ING Bank zou betekenen dat het bedrag aan Barwil wordt toegewezen, waartoe geen grond bestaat. De vordering in reconventie zal dan ook worden afgewezen.
4.17.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Barwil worden veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie. Die kosten zullen aan de zijde van de Curator worden vastgesteld op € 226,00 aan salaris advocaat (0,5 punt × tarief € 452,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt de Curator in de proceskosten, aan de zijde van Barwil tot op heden begroot op € 1.493,00,
in reconventie
5.3.
wijst de vordering af,
5.4.
veroordeelt Barwil in de proceskosten, aan de zijde van de Curator tot op heden begroot op € 226,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2014.
1977/1729