ECLI:NL:RBROT:2014:1990

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
C-10-434246 - KG ZA 13-1026
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorschot schadevergoeding en schending zorgplicht door financiële dienstverlener

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde eiseres, wonende te Dordrecht, een voorschot op schadevergoeding van AEGON Levensverzekering N.V. wegens tekortkomingen in de zorgplicht van de financiële dienstverlener. De procedure begon met een dagvaarding op 20 september 2013, gevolgd door verschillende schriftelijke stukken en een mondelinge behandeling op 11 februari 2014. Eiseres had hypotheken bij AEGON en was lid van de Vereniging van Eigenaren (VvE) van haar appartementencomplex. De VvE had besloten tot renovatie van het pand, waarvoor eiseres een eigen bijdrage van € 23.275,07 moest betalen. Eiseres had AEGON verzocht om toestemming voor het vestigen van extra hypotheken ten behoeve van een laagrentende lening van de gemeente Dordrecht, maar AEGON weigerde dit. Eiseres stelde dat AEGON haar zorgplicht had geschonden door niet te wijzen op de mogelijkheid om een beroep te doen op de hardheidsclausule van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). De voorzieningenrechter oordeelde dat AEGON toerekenbaar tekort was geschoten in haar zorgplicht, omdat zij eiseres niet had geïnformeerd over de hardheidsclausule. De rechter wees de vordering van eiseres toe en veroordeelde AEGON tot betaling van een voorschot van € 8.600,00 op de nog nader vast te stellen schadevergoeding, alsook in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de bijzondere zorgplicht van financiële instellingen jegens hun cliënten en de noodzaak om hen te informeren over relevante mogelijkheden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/434246 / KG ZA 13-1026
Vonnis in kort geding van 20 maart 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Dordrecht,
eiseres,
advocaat mr. G.A. Soebhag,
tegen
naamloze vennootschap
AEGON LEVENSVERZEKERING N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. J.N. Drenth.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Aegon genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 20 september 2013, met producties,
  • de bij brief van mr. Drenth van 4 november 2013 namens Aegon toegezonden en ter zitting overgelegde producties,
  • de bij brieven van mr. Soebhag van 7 en 8 november 2013 namens [eiseres] toegezonden en ter zitting overgelegde producties,
  • het proces-verbaal van de zitting d.d. 11 november 2013,
  • de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 11 februari 2014,
  • de pleitnota van [eiseres],
  • de pleitnota van Aegon,
  • de fax en brief van de raadslieden van partijen van 7 maart 2014 waarbij wordt meegedeeld dat geen overeenstemming is bereikt en vonnis wordt gevraagd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is gerechtigd tot de appartementsrechten van woning, berging en garage aan de [adres]9 te Dordrecht (hierna tezamen ook de onderpanden) en van rechtswege lid van de Vereniging van Eigenaren gebouw [adres]13 tot en met 40 te Dordrecht (verder: de VvE).
2.2.
Aegon heeft aan [eiseres] diverse leningen verstrekt, waarvoor ten gunste van Aegon drie hypotheken zijn gevestigd op de woning, twee hypotheken zijn gevestigd op de berging en één hypotheek is gevestigd op de garage. Het saldo van de leningen bedroeg per 31 december 2009 € 142.506,46.
2.3.
In de hypotheekakte van 16 mei 2001, waarbij [eiseres] aan Aegon het recht van eerste hypotheek op de woning en berging verleende, zijn de Algemene Bepalingen van geldlening van Aegon van toepassing verklaard. Ingevolge artikel 8 lid 3 van deze voorwaarden is het [eiseres] niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van Aegon aan derden beperkte rechten op die appartementsrechten te verlenen. Voorts is op de eerste hypothecaire lening de Nationale Hypotheek Garantie (verder: NHG) van toepassing.
2.4.
Bij besluit van 23 februari 2009 heeft de VvE besloten tot renovatie van het gehele pand. De eigen bijdrage voor deze renovatie voor [eiseres] is door de VvE vastgesteld op € 23.275,07. De renovatie was noodzakelijk omdat door de slechte staat van de woningen de bewoonbaarheid en de gezondheid van de bewoners in gevaar zou komen.
2.5.
De Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (verder: SVNG) heeft in samenwerking met de gemeente Dordrecht aan [eiseres] een laagrentende lening aangeboden, te weten een zogenaamde Gemeentelijk Stimuleringslening ter hoogte van maximaal € 21.000,- tegen een rente van 2% per jaar. Voorwaarde voor deze lening, waarvoor de gemeente Dordrecht garant zou staan, was een hypotheekrecht op de onderpanden.
2.6.
Bij brief van 10 maart 2010 heeft de tussenpersoon van Aegon, Stater Nederland B.V. (verder: Stater) op het door notaris B.H.J. van der Meer namens [eiseres] gedaan verzoek om toestemming te verlenen voor het vestigen van een 2e, 3e en 4e hypotheek op de onderpanden ten behoeve van SVNG medegedeeld dat Aegon daarmee niet akkoord ging. Als reden heeft Stater aangevoerd dat conform de normen en waarden 2010 NHG de verhoging dient te worden afgesloten bij de geldgever waarbij ook de eerdere hypotheken zijn afgesloten.
2.7.
Bij brieven van 18 maart 2010 en 25 april 2010 heeft [eiseres] Aegon verzocht haar besluit te herzien. Hierop heeft Stater bij brief van 25 mei 2010 medegedeeld – voor zover hier van belang - :
“AEGON Levensverzekering N.V. geeft onder voorbehoud toestemming voor het vestigen van een vierde hypotheek op het onderpand [adres]9 te Dordrecht. Bij het afgeven van dit akkoord is uitgegaan van de volgende gegevens.
De totale lening incl. de 4-e hypotheek EUR 182.459,00 uitgaande van een maximale verstrekking bij een executiewaarde van EUR 140.000,00. De WOZ waarde dient EUR 155.500,00 te zijn. Graag ontvangen wij van u een WOZ verklaring waaruit een waarde blijkt van EUR 155.000,00.”
[eiseres] beschikte niet over een WOZ verklaring voor die waarde, noch over 2009 noch over 2010.
2.8.
Bij brief van 20 augustus 2010 heeft Stater [eiseres] – voor zover hier van belang – medegedeeld:
“[…]
U vraagt een reden te geven voor het opsturen van de WOZ-waarde. Dit vraagt AEGON Levensverzekering N.V. om de waarde van uw woning te bepalen. Dit is nodig voor het vestigen van een vierde hypotheek op uw woning. Zoals aangegeven in ons schrijven van 10 maart 2010 is uw lening afgesloten met normen en voorwaarden van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woning.
Conform deze normen en voorwaarden dient de verhoging te worden afgesloten bij de geldgever waarbij ook eerdere hypotheken zijn afgesloten. Om die reden is het niet mogelijk om de inschrijving van de geldlening van de gemeente Dordrecht te accepteren.
U kunt wel een verzoek voor de verhoging bij indienen bij ons.
[…]”
2.9.
Aegon heeft zich tegenover de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen verbonden namens deze stichting de NHG-voorwaarden toe te passen. In de voorwaarden 2010 NHG is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“[…]
1.2
Hardheidsclausule
De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen kan in bijzondere gevallen afwijking toestaan van de Normen 2010 indien de gevolgen van handhaving ervan jegens een aanvrager onevenredige gevolgen zou hebben in verhouding tot het met de bepaling te dienen doel. Een gemotiveerd schriftelijk verzoek hiertoe dient door of namens de aanvrager(s) te worden gericht aan de stichting.
[…]
10.2
Aanvullende lening
Een aanvullende lening is mogelijk onder de voorwaarde dat:
  • de restantschuld van de bestaande hypothecaire lening(en) niet meer bedraagt dan de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik voordat de kwaliteitsverbetering is uitgevoerd;
  • tot zekerheid voor de vordering(en) uit hoofde van de aanvullende lening een eerste dan wel tweede hypotheek en/of een eerste dan wel tweede pandrecht op de woning wordt gevestigd overeenkomstig artikel A2, lid 2, van de Algemene Voorwaarden voor Borgtocht 2010,
  • deze wordt afgesloten bij de geldgever van de bestaande lening.
[…]”
2.10.
Bij vonnis van de rechtbank Dordrecht van 13 oktober 2011 is [eiseres] veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 23.275,07 aan de VvE ter zake de eigen bijdrage (zie 2.4). [eiseres] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Deze procedure is op 24 mei 2012 geëindigd met een vaststellingsovereenkomst waarin [eiseres] en de VvE zijn overeengekomen dat [eiseres] € 26.923,- aan de VvE zal betalen.
2.11.
Bij exploot van 17 juli 2013 heeft de VvE de grosse van het proces-verbaal van 24 mei 2012 met de vaststellingsovereenkomst aan [eiseres] doen betekenen en haar gesommeerd tot betaling onder aanzegging van executie.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - Aegon te bevelen aan haar binnen zeven dagen na het wijzen van dit vonnis wegens tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen een voorschot van € 27.014,30 op de nog nader vast te stellen schadevergoeding te voldoen, althans een dusdanige schadevergoeding/bedrag als de voorzieningenrechter vermeent te behoren.
3.2.
Aegon voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang bij de gevorderde voorlopige voorziening volgt uit de op 17 juli 2013 aangezegde executie. De door Aegon ter betwisting van die spoedeisendheid aangevoerde omstandigheid dat de discussie tussen partijen over het verlenen van de toestemming al vanaf begin 2010 loopt, maakt dat niet anders. Hetzelfde geldt voor de door haar aangevoerde omstandigheid dat de VvE al op 3 december 2011 executoriaal beslag heeft doen leggen. Uit de daarna gesloten vaststellingsovereenkomst blijkt immers dat de (restant)vordering eerst na 1 maart 2013 opeisbaar is geworden.
4.2.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.3.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat Aegon als haar financiële dienstverlener is tekortgeschoten in haar zorgplicht door de beslissing steeds weer uit te stellen, ten onrechte verwachtingen te wekken en [eiseres] niet te wijzen op de mogelijkheid om een beroep te doen op de hardheidsclausule van de NHG. Aegon betwist dat en voert daartoe aan dat zij gerechtigd is het verzoek van [eiseres] voor zichzelf en namens NHG te weigeren omdat zij bij overkreditering en overbelasting van de onderpanden in hun belangen worden geschaad. Tevens voert Aegon aan dat [eiseres] in 2010 of 2011 zelf een beroep had moeten doen op de hardheidsclausule, althans dat zij daarop door de Hypotheker, als de tussenpersoon die [eiseres] bijstond, gewezen had moeten worden.
4.4.
Op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt rust op Aegon, als financiële instelling, een bijzondere zorgplicht jegens haar cliënten en derden met wier belangen zij rekening behoort te houden. De reikwijdte van die zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat, zoals [eiseres] onweersproken heeft gesteld, de Algemene Bankvoorwaarden van toepassing zijn en dat Aegon ingevolge artikel 2 van die voorwaarden bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht dient te nemen en daarbij naar beste vermogen rekening dient te houden met de belangen van de cliënt.
4.5.
In een geval als de onderhavige waarin Aegon door haar cliënt (een consument) toestemming wordt gevraagd voor een hypothecaire inschrijving ten behoeve van een derde strekken de voormelde verplichtingen ertoe dat zij onderzoek doet naar het belang dat de cliënt daarbij heeft en dat zorgvuldig afweegt tegen de belangen van derden waarmee zij rekening dient te houden en haar eigen belangen.
4.6.
Uit het doel van de hypothecaire geldlening van SVNG (de noodzakelijke renovatie) en de lage rente daarvan volgt dat [eiseres] een zwaarwegend belang had bij de aan Aegon gevraagde toestemming voor het vestigen van de hypotheken ten behoeve van SVNG. Die hypotheken zouden een lagere rang krijgen dan de ten behoeve van Aegon gevestigde hypotheken. Voorts zou niet NHG maar gemeente Dordrecht garant staan voor de hypothecaire geldlening van SVNG. Derhalve kan zonder nadere toelichting niet worden ingezien dat NHG in haar belangen zou kunnen worden geschaad indien de hypothecaire geldlening van SVNG tot overkreditering van de onderpanden zou leiden. Evenmin kan worden ingezien dat Aegon in dat geval benadeeld zou kunnen worden, anders dan door de gevolgen van het niet toepassen van de NHG-voorwaarden. Vorenbedoelde toelichting is niet door Aegon gegeven en in de afwijzingen van de verzoeken van [eiseres] is ook niet door Aegon als reden opgegeven dat zij of NHG in hun belangen geschaad zouden kunnen worden. Aegon heeft daarin uitsluitend als reden aangevoerd dat ingevolge de door haar toe te passen voorwaarden van de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (ook aangeduid als de NHG-voorwaarden) de verhoging dient te worden afgesloten bij de geldgever die ook de eerdere hypotheken heeft afgesloten.
4.7.
Niet in geschil is dat Aegon jegens NHG gehouden is de NHG-voorwaarden toe te passen en dat artikel 10.2 van de NHG-voorwaarden in de weg stond aan honorering van het verzoek. De invulling die Aegon daarbij aan haar zorgplicht jegens haar cliënt dient te geven brengt echter mee, dat zij tevens acht dient te slaan op de mogelijkheden die de NHG-voorwaarden de cliënt bieden en die daarover te informeren. Voor dat laatste kan Aegon niet vertrouwen op de tussenpersoon die de cliënt bij haar heeft aangebracht indien zij buiten die tussenpersoon om wordt benaderd.
4.8.
Aegon, althans haar tussenpersoon Stater, is in eerste instantie benaderd via een notaris en na de oorspronkelijke afwijzing door [eiseres] aangeschreven bij brieven van 18 maart 2010 en 25 april 2010. Uit die brieven blijkt niet van enige bemoeienis van de Hypotheker. Voorts moet het gelet op hetgeen onder 4.6 is overwogen Aegon duidelijk zijn geweest dat [eiseres] door het bepaalde in artikel 10.2 van de NHG-voorwaarden onevenredig kon worden benadeeld. Onder deze omstandigheden bracht de zorgplicht van Aegon mee dat zij [eiseres] uiterlijk bij de brief van Stater van 20 augustus 2010 op de hardheidsclausule had dienen te wijzen. De omstandigheid dat de Hypotheker, zoals uit de brief van Stater van 16 november 2011 (productie 6 van Aegon) ruim een jaar later nog bemoeienis met de zaak heeft gehad, laat derhalve onverlet dat aannemelijk is dat Aegon toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht jegens [eiseres]. De door Aegon aangevoerde onbekendheid met de hardheidsclausule doet evenmin daaraan af, omdat Aegon als professionele partij die verplicht was de NHG-voorwaarden toe te passen de volledige inhoud van die voorwaarden behoorde te kennen.
4.9.
Gelet op het belang van [eiseres] bij de laagrentende lening van SVNG is aannemelijk dat zij in 2010 een beroep op de hardheidsclausule zou hebben gedaan, indien zij op die clausule zou zijn gewezen. Dat belang en het doel van de lening (renovatie van de onderpanden) maken tezamen met de omstandigheid dat gemeente Dordrecht voor die lening garant zou staan aannemelijk dat NHG het beroep op de hardheidsclausule zou hebben gehonoreerd, zodat [eiseres] uiteindelijk de laagrentende lening van SVNG zou hebben gekregen.
4.10.
Aegon heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat [eiseres] in 2010 zelf de NHG-voorwaarden kende of behoorde te kennen. Indien Aegon met haar stelling dat [eiseres] in 2010 of 2011 zelf een beroep op de hardheidsclausule had moeten doen, heeft bedoeld een beroep op eigen schuld te doen, faalt dat verweer derhalve mede gelet op het hiervoor onder 4.8 laatste zin overwogene.
4.11.
Niet in geschil is dat de laagrentende lening van SVNG niet meer kan worden verkregen, omdat de eerdere acceptatie van [eiseres] niet meer geldig is en [eiseres] inmiddels werkloos is geworden.
4.12.
Een causaal verband tussen het niet krijgen van de laagrentende lening van SVNG en de renovatiekosten ontbreekt, zodat die geen onderdeel uitmaken van de door Aegon te vergoeden schade. De extra kosten van alternatieve financiering komen, zoals Aegon ook zelf heeft aangevoerd, wel voor vergoeding in aanmerking. Ondanks de betwisting van Aegon geldt hetzelfde voor de proceskosten van de VvE ad € 1.353,71 waarin [eiseres] bij het vonnis van 13 oktober 2011 is veroordeeld. Aannemelijk is dat [eiseres] de vordering van de VvE tijdig vrijwillig zou hebben voldaan indien zij de lening van SVNG zou hebben gekregen en de omstandigheid dat de VvE uiteindelijk een executoriale titel wilde verkrijgen, kan niet aan [eiseres] worden tegengeworpen. Voorts blijkt uit de inhoud van het vonnis niet dat door toedoen van [eiseres] de proceskosten van de VvE zijn toegenomen; uit dat vonnis blijkt immers dat zij de vordering heeft erkend.
4.13.
Voor de alternatieve financiering dient te worden uitgegaan van dezelfde looptijd als de lening van SVNG (25 jaar) en een te lenen bedrag van € 21.000. Aannemelijk is dat destijds daarover een rente van tenminste 5% per jaar diende te worden betaald. Het verschil tussen die rente en de over de SVNG-lening te betalen rente van € 5.892, verminderd met het fiscaal voordeel daarover en vermeerderd met de voormelde proceskosten maakt voldoende aannemelijk dat de door Aegon te vergoeden schade tenminste € 8.600 beloopt.
4.14.
Uit de schuld van [eiseres] aan de VvE en haar huidige werkloosheid volgt dat het risico reëel is dat [eiseres] het voorschot op de schadevergoeding niet zal kunnen terugbetalen indien in de bodemprocedure anders wordt beslist. Aangezien aannemelijk is dat zonder de toerekenbare tekortkoming van Aegon de schuld aan de VvE niet zou hebben bestaan, dient het spoedeisend belang van [eiseres] bij voldoening van het voorschot op de schadevergoeding echter zwaarder te wegen dan het restitutierisico, zodat de vordering als na te melden zal worden toegewezen.
4.15.
Aegon zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- door de griffier betaalde explootkosten € 69,61
- overige kosten dagvaarding 34,21
- griffierecht 75,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 994,82.
4.16.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook op de navolgende wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
beveelt Aegon aan [eiseres] binnen zeven dagen na het wijzen van dit vonnis wegens tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen een voorschot van € 8.600,00 op de nog nader vast te stellen schadevergoeding te voldoen,
veroordeelt Aegon in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 994,82, waarvan € 69,61 aan explootkosten, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 569990688 ten name van rechtbank Rotterdam onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
veroordeelt Aegon in de kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, begroot op € 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2014.
2515/2294