Hij betwist dat hij gedurende lange tijd en structureel overlast veroorzaakt. Daarbij stelt hij voorop dat niet alle woongeluiden als overlast kunnen worden gekwalificeerd. Van overlast is eerst sprake als een huurder gedrag vertoont dat afwijkt van wat in het maatschappelijk verkeer betamelijk is. De overlast moet ook naar objectieve maatstaven kunnen worden vastgesteld, los van de verdraagzaamheid van bewoners.
De Stichting en in het bijzonder de als getuige gehoorde buren hebben echter een subjectief beeld gegeven. Het betreft kennelijk uitsluitend hun eigen -subjectieve- bevindingen.
Daarnaast heeft de Stichting onvoldoende gemotiveerd welke klachten zij met de door de buren afgelegde verklaringen wilde onderbouwen. Hoofdzakelijk wordt in die verklaringen gesproken over muziek, praten bij thuiskomst, geblaf althans het bij binnenkomst aanslaan van de hond en het dichtgooien van de buitendeur en de voordeur; dat kan objectief gezien niet als overlast worden beschouwd.
Verder is van belang dat mensen die, zoals hier, in een flat wonen, er rekening mee moeten houden dat zij op alle momenten van de dag met leefgeluiden van andere bewoners kunnen worden geconfronteerd, zoals het doortrekken van de wc, voetstappen en het blaffen van honden. Wel dient men de overlast die men veroorzaakt en die niet vermeden kan worden, tot een minimum te beperken. [gedaagde] merkt uitdrukkelijk op niet de intentie te hebben huiselijke geluiden te produceren louter om de buren overlast te bezorgen.
[gedaagde], die niet gehuwd is of samenwoont en dus ook wel ’s-nachts thuiskomt, heeft weliswaar een van de andere bewoners van het complex afwijkend leefpatroon, maar dat wil niet zeggen dat dan iedere vorm van overlast dient te worden vermeden; wel dient hij zich zodanig te gedragen dat overlast tot een minimum wordt beperkt. De vermeende overlast deed zich vaak voor bij het thuiskomen van [gedaagde] en met name in het weekeinde. Misschien wordt er dan tijdens de avond- en nachtelijke uren een half uur tot drie kwartier al dan niet luid gesproken. Verder blaft de hond van [gedaagde] bij thuiskomst; dat is niet te vermijden. Overigens is het [gedaagde] toegestaan een hond te houden. Het betreft derhalve eigenlijk normale woongeluiden, die door de gehorigheid van de woning gemakkelijk aan andere bewoners worden doorgegeven.
Voorts betwist [gedaagde] dat uit de door de voorgebrachte getuigen afgelegde verklaringen kan worden afgeleid dat er -objectief gezien- sprake is van overlast. Daarbij merkt hij op dat aan de objectiviteit van [B] kan worden getwijfeld, nu zij, terwijl zij twee verdiepingen boven [gedaagde] woont, volgens haar verklaring meer overlast van [gedaagde] zou ondervinden dan [D] volgens haar verklaring, terwijl [D] dichterbij [gedaagde] woont. Ook zijn er geen politierapporten overgelegd waaruit de gestelde structurele en voortdurende overlast blijkt.
[gedaagde] concludeert dat, alles bij elkaar genomen, er geen bewijs van overlast is.
De vordering dient dan ook te worden afgewezen.
Daarnaast verzet [gedaagde] zich tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten.