ECLI:NL:RBROT:2014:2547

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
C/10/13/820 R
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot verkorting van de looptijd van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de rechter-commissaris van de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2014 een beslissing genomen over het verzoek van de schuldenaar om de termijn van de schuldsaneringsregeling te verkorten. De schuldenaar was op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard op 24 april 2012, waarna op 18 september 2013 de schuldsaneringsregeling werd uitgesproken. De standaard termijn van de schuldsaneringsregeling bedraagt drie jaar, maar de schuldenaar verzocht om verkorting van deze termijn, omdat hij zich had gedragen alsof de regeling al van toepassing was en meer had afgedragen dan het vrij te laten bedrag. De bewindvoerder was van mening dat de gevraagde verkorting te lang was en stelde een kortere termijn voor.

De rechter-commissaris heeft de belangen van de schuldeisers en de schuldenaar afgewogen. Hoewel de schuldenaar een substantiële afloscapaciteit had, was de schuldenlast zo hoog dat er geen substantiële uitkering aan de crediteuren kon plaatsvinden. De rechter-commissaris concludeerde dat de termijn van de schuldsaneringsregeling niet kon worden verkort tot de door de schuldenaar gevraagde termijn, maar dat er wel aanleiding was om de termijn met zes maanden te verkorten. De nieuwe termijn werd vastgesteld op twee jaar en zes maanden, ingaande op de dag van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, en eindigend op 18 maart 2016.

De beslissing van de rechter-commissaris is van belang voor de schuldenaar, omdat deze nu eerder een schone lei kan krijgen, maar ook voor de schuldeisers, die hun belangen in de afwikkeling van de schulden moeten blijven beschermen. De rechter-commissaris heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de wettelijke bepalingen en de Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
wijziging termijn schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [schuldsaneringsnummer]
uitspraakdatum: 12 maart 2014
in de schuldsaneringsregeling van:
[naam schuldenaar],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te[adres],
[woonplaats],
schuldenaar,
bewindvoerder: mr. P.A. Loeff.

1.De procedure

De rechter-commissaris heeft kennis genomen van de brieven van schuldenaar van 21 oktober 2013 en 6 december 2013 alsmede van de brieven van de bewindvoerder van 12 november 2013 en 13 december 2013, alle betrekking hebbend op het verzoek van schuldenaar om de termijn van de schuldsaneringsregeling te verkorten.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 april 2012 is schuldenaar op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard.
2.2.
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 september 2013 is het faillissement van schuldenaar opgeheven en is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Gelet op het bepaalde in artikel 349a van de Faillissementswet (hierna: Fw) bedraagt de termijn van de schuldsaneringsregeling drie jaar, te rekenen van de dag van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
2.3.
Schuldenaar is met ingang van 1 september 2012 in loondienst getreden. De rechter-commissaris in het faillissement heeft op 23 oktober 2012 het maandelijks vrij te laten bedrag ex artikel 21 sub 2 Fw vastgesteld. Schuldenaar heeft over de periode vanaf september 2012 aan de boedel afgedragen. In de schuldsaneringsregeling bedraagt de boedelbijdrage op basis van de beschikking van het vrij te laten bedrag van 7 november 2013 € 989,91 per maand.
2.4.
De schuldenlast bedraagt volgens het derde faillissementsverslag van 23 mei 2013 in totaal € 12.862.621,94.

3.De standpunten

3.1.
Schuldenaar heeft verzocht de termijn van de schuldsaneringsregeling te wijzigen, in die zin dat de schuldsaneringsregeling met de periode vanaf 24 april 2012 althans 1 september 2012 tot en met 18 september 2013 wordt verkort. Volgens schuldenaar heeft hij zich gedragen alsof de schuldsaneringsregeling reeds op hem van toepassing was en heeft hij in dat verband het meerdere boven het in het faillissement geldende vrij te laten bedrag aan de boedel afgedragen.
3.2.
De bewindvoerder is van mening dat de door schuldenaar verzochte verkorting van de looptijd met anderhalf jaar of één jaar te lang is. Indien de afdracht van het inkomen tijdens de faillissementsperiode leidend zou moeten zijn bij de beslissing over een eventuele verkorting van de looptijd van de schuldsaneringsregeling, dan zou volgens de bewindvoerder een verkorting van de looptijd met acht maanden meer in de rede liggen.
3.3.
Op de standpunten van de schuldenaar en de bewindvoerder wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De toepasselijkheid van de schuldsaneringsregeling betekent in het geval van schuldenaar dat na verloop van de termijn van de schuldsaneringsregeling de vorderingen tot een bedrag van ruim € 12.000.000,-- niet langer afdwingbaar zijn.
4.2.
De standaard termijn is door de wetgever op drie jaren gesteld. Ingevolge artikel 349a Fw kan de rechter-commissaris de termijn van de schuldsaneringsregeling verkorten.
4.3.
Bij beoordeling van de vraag of en met welke termijn de schuldsaneringsregeling kan worden verkort, dienen de belangen van de schuldeisers om zoveel mogelijk betaald te krijgen te worden afgewogen tegen het belang van schuldenaar om zo snel mogelijk een schone lei te krijgen.
4.4.
Vaststaat dat schuldenaar een substantiële afloscapaciteit heeft. Dat het gelet op de forse schuldenlast zoals het zich nu laat zien niet tot een substantiële uitkering aan crediteuren kan komen doet daaraan niet af. De belangen van de schuldeisers bij handhaving van de standaard termijn is daarmee gegeven.
4.5.
Uit de stukken in het dossier blijkt dat het faillissement voortvarend door de curator is afgewikkeld, mede gelet op de complexe af te wikkelen kwesties zoals de verkoop van onroerende goederen en de ontvlechting van de vennootschap onder firma. Dat schuldenaar daaraan zijn medewerking heeft verleend is een wettelijke verplichting en heeft meegewogen in de beslissing om de wettelijke schuldsanering op schuldenaar van toepassing te verklaren. De rechter-commissaris ziet hierin geen aanleiding de termijn te verkorten, temeer nu schuldenaar zelf heeft besloten een eigen aangifte tot faillietverklaring in te dienen.
4.6.
In het feit dat schuldenaar vanaf september 2012 heeft afgedragen zoals door de
rechter-commissaris in het faillissement bepaald, ziet de rechter-commissaris aanleiding tot een verkorting van de termijn, zulks mede gelet op de haar in artikel 1.7 van de Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen toekomende discretionaire bevoegdheid. Daarbij neemt de rechter-commissaris in aanmerking dat tegenover de inkomsten van de schuldenaar in het geval van het faillissement hogere kosten staan dan in een schuldsaneringsregeling en de gezamenlijke schuldeisers van de afdrachten minder hebben geprofiteerd. Gelet op het vorenstaande zal de rechter-commissaris de termijn van de schuldsaneringsregeling verkorten met een termijn van zes maanden.

5.De beslissing

De rechter-commissaris:
- stelt de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is vast op twee jaar en zes maanden, ingaande op de dag van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, derhalve tot 18 maart 2016.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter-commissaris, op
12 maart 2014. [1]