ECLI:NL:RBROT:2014:2551

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
ROT 14/855
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure betreffende aanvraag algemene bijstand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekster, een inwoner van Schiedam, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 januari 2014, waarbij haar aanvraag om algemene bijstand buiten behandeling was gesteld. In het kader van dit bezwaar heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Tijdens de procedure heeft verweerder, het college van burgemeester en wethouders, aangegeven dat zij de aanvraag van verzoekster alsnog in behandeling zouden nemen en een voorschot op de bijstand zouden verstrekken. Verzoekster heeft vervolgens aan de voorzieningenrechter laten weten dat zij haar oorspronkelijke verzoekschrift als ingetrokken beschouwde, mits de gemeente bereid was om zowel het griffierecht als de proceskosten te vergoeden. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen een proceskostenveroordeling.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen mogelijkheid biedt voor een voorwaardelijke intrekking van een rechtsmiddel. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoekster haar verzoek onvoorwaardelijk heeft ingetrokken en dat verweerder aan de voorwaarden voor proceskostenveroordeling heeft voldaan. De voorzieningenrechter heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 487,-, en heeft bepaald dat het betaalde griffierecht van € 45,- door verweerder aan verzoekster zal worden vergoed.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 14/855
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 april 2014 als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[Naam], te Schiedam, verzoekster,

gemachtigde: mr. K. Küçükünal,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam, verweerder,
gemachtigde: T. Baltus.

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om algemene bijstand buiten behandeling gesteld.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Voorts heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de voorzieningenrechter bericht dat het besloten heeft de aanvraag verder in behandeling te nemen en dat hij verzoekster een voorschot heeft verstrekt.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter vervolgens bericht dat het oorspronkelijke verzoekschrift als ingetrokken mag worden beschouwd indien de gemeente Schiedam bereid is zowel het griffierecht alsmede de proceskosten te vergoeden.
Verweer heeft de voorzieningenrechter in aansluiting hierop bericht dat hij geen bezwaar heeft tegen een proceskostenveroordeling. Verzoekster heeft ten slotte toestemming verleend een zitting inzake het verzoek om vergoeding van proceskosten achterwege te laten.

Overwegingen

1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet de figuur van een voorwaardelijke intrekking van een rechtsmiddel kent, doch dat gelet op de artikelen 6:21 en 8:75a van de Awb uitsluitend een onvoorwaardelijke intrekking van een bezwaar of beroep mogelijk is en dat daarbij tegelijkertijd kan worden verzocht om een proceskostenveroordeling. Gelet op de artikelen 8:81, vierde lid, en 8:84, vijfde lid, van de Awb geldt dit evenzeer voor een verzoek om voorlopige voorziening. Voorts kan het bestuursorgaan gelet op artikel 8:82, zesde lid, van de Awb in het laatste geval het betaalde griffierecht vergoeden.
2.
Gelet hierop houdt de voorzieningenrechter het ervoor dat verzoekster het oorspronkelijke verzoek heeft ingetrokken onder gelijktijdig verzoek aan de voorzieningenrechter toepassing te geven aan artikel 8:75a van de Awb en het verzoek aan verweerder toepassing te geven aan artikel 8:82, zesde lid, van de Awb.
3.
Nu verweerder mede naar aanleiding van het oorspronkelijke verzoek de aanvraag alsnog in behandeling heeft genomen en een voorschot heeft toegekend is hij tegemoetgekomen aan dat verzoek, zodat is voldaan aan de toepassingsvoorwaarde van artikel 8:75a in verbinding met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb.
4.
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder daarom in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 487,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).
5.
De voorzieningenrechter verstaat voorts dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht van € 45,- zal voldoen.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van
€ 487,-, te betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Schreuder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. dr. R. Stijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.