ECLI:NL:RBROT:2014:2627

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2014
Publicatiedatum
7 april 2014
Zaaknummer
C/10/413400 / HA ZA 12-1033
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Hoogheemraadschap voor schade door dijkversterkingswerkzaamheden

In deze zaak vorderen eisers, wonende aan de Lekdijk te Lekkerkerk, schadevergoeding van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De eisers stellen dat hun woning schade heeft opgelopen door dijkversterkingswerkzaamheden langs de rivier De Lek. De rechtbank moet beoordelen of de eisers ontvankelijk zijn in hun vorderingen of dat zij de weg van nadeelcompensatie moeten volgen op basis van de Nadeelcompensatieverordening Schieland en Krimpenerwaard. De rechtbank oordeelt dat er gedeeltelijk sprake is van rechtmatig overheidshandelen, waardoor de eisers de weg van nadeelcompensatie moeten volgen. Voor het onrechtmatig handelen van het Hoogheemraadschap, dat zich uit in het overschrijden van de zelfgestelde trillingsgrens, wordt een deskundigenbericht gelast om de schade te beoordelen.

De procedure begint met een aansprakelijkstelling van het Hoogheemraadschap door de advocaat van eisers, mr. R.C. van Wamel, waarin schade van € 93.088,38 wordt geclaimd. Het Hoogheemraadschap erkent geen aansprakelijkheid voor de materiële schade aan de woning, maar biedt wel een schadevergoeding van € 9.300,00 aan voor inkomensschade. De rechtbank stelt vast dat de schade aan de woning en het woongenot van eisers niet voldoende is onderbouwd door het Hoogheemraadschap, en dat er geen formele rechtskracht is aan de afwijzing van de schadeclaims. De rechtbank besluit dat de eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering voor schade die onder de Nadeelcompensatieverordening valt, maar dat er wel een deskundigenonderzoek moet plaatsvinden voor de schade die voortvloeit uit onrechtmatig handelen.

De rechtbank verwijst de zaak naar de rolzitting voor verdere behandeling en stelt partijen in de gelegenheid om zich uit te laten over de deskundigen die benoemd moeten worden. De zaak blijft open voor verdere argumentatie over de vochtoverlast en de verantwoordelijkheden van het Hoogheemraadschap.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/413400 / HA ZA 12-1033
Vonnis van 16 april 2014
in de zaak van

1.[eiser1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiser2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. R.C. van Wamel,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HOOGHEEMRAADSCHAP VAN SCHIELAND EN DE KRIMPENERWAARD,
zetelende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. G.J.M. de Jager.
Eiseres zullen hierna gezamenlijk[eisers] genoemd worden en ieder afzonderlijk Visscher respectievelijk [persoon1]. Gedaagde zal hierna het Hoogheemraadschap genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 24 april 2013,
  • het tussenvonnis van 3 juli 2013,
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 februari 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers]zijn sinds 2001 eigenaar van de woning aan de [adres] (hierna: de woning). De onderaan de dijk langs de rivier de Lek gelegen
woning is gebouwd omstreeks 1888 en is gefundeerd op staal.
2.2.
[eisers]hebben de woning in 2007/2008 van binnen en van buiten geheel opgeknapt.
2.3.
[persoon1] hield tot medio 2009 aan huis praktijk als “Heilpraktiker”. [eisers]drijft vanuit de woning zijn ICT-onderneming.
2.4.
Bij vonnis van 16 juli 2008 heeft de rechtbank Den Haag met betrekking tot het voor de dijkversterking benodigde deel van de grond van [eisers]de onteigening uitgesproken. Bij vonnis van 21 oktober 2008 heeft de rechtbank Den Haag (onder meer) de waarde van het onteigende bepaald op € 32.150,00 en de waardevermindering van het overblijvende gedeelte van het perceel van [eisers]vastgesteld op € 16.500,00.
2.5.
In 2006 heeft Bouwkundig Ingenieursbureau Van Rossum in opdracht van het Hoogheemraadschap een bouwkundige inspectie van de woning uitgevoerd in verband met het bepalen van de bouwwerkcategorie van de woning conform de door de Stichting Bouwresearch opgestelde meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen (= de zgn. SBR-richtlijn A: Schade aan gebouwen).
2.6.
GeoDelft heeft in december 2006 in opdracht van het Hoogheemraadschap een
“Trillingsprognose ten behoeve van dijkversterking Nederlek. Beoordeling schadekans belendingen”opgesteld [productie 4 bij antwoord].
2.7.
Op 5 februari 2008 heeft KakesWaal B.V. in opdracht van het Hoogheemraadschap een vooropname van de woning verricht. Daarvan is op 1 juli 2008 een rapport opgemaakt [productie 3 bij antwoord].
2.8.
In opdracht van [eisers]heeft bouwkundig adviesbureau BouwCheck op
28 maart 2008 een vooropname van de woning gedaan en daarvan een rapport opgemaakt [productie 2 bij dagvaarding].
2.9.
Op 2 mei 2008 startten de dijkversterkingswerkzaamheden ter hoogte van de woning met graaf- en boorwerkzaamheden ten behoeve van het aanbrengen van nieuwe leidingen voor nutsvoorzieningen en het verwijderen van een deel van het oorspronkelijke talud van de dijk.
2.10.
Begin augustus 2009 startten de graafwerkzaamheden ten behoeve van de damwand. Dit vond plaats ongeveer 7 meter voor de woning. Vervolgens zijn 20 meter lange damwandprofielen en daarna damwandankers in de grond getrild.
2.11.
Het intrillen van de damwandprofielen vóór de woning van [eisers]gebeurde op 11, 12 en 13 augustus 2009. Met behulp van een door het Hoogheemraadschap op de woning geplaatst kastje zijn de trillingen als gevolg van het intrillen van de damwand-profielen gemeten. Van die metingen zijn grafieken geprint [productie 17 van [eisers]] die het Hoogheemraadschap op verzoek van [eisers]aan hen ter beschikking heeft gesteld.
2.12.
Op 19 augustus 2009 heeft BouwCheck in opdracht van [eisers]een opname van de woning gedaan en daarvan een rapport opgemaakt [productie 3 bij dagvaarding).
2.13.
Na het plaatsen van damwandprofielen en damwandankers is een deklaag van
70 cm aangebracht en is voor de woning van [eisers]een (van een leuning voorziene) trap geplaatst.
2.14.
Op 24 maart 2011 heeft KakesWaal in opdracht van het Hoogheemraadschap een bouwkundige na-opname gedaan. Daarvan is op 10 mei 2011 een rapport opgemaakt [productie 5 bij antwoord]. Daarin staat onder meer het volgende:
“(...) Entree / hal (...)
Mevrouw [persoon1] meldt dat de lambrisering door vocht is aangetast en meer wijkt.
-
Aan de binnenzijde trapkast vochtproblemen. (...).”
2.15.
De werkzaamheden zijn in oktober 2011 opgeleverd.
2.16.
BouwCheck heeft op 1 september 2011 en op 11 november 2011 in opdracht van [eisers]een eindopname van de woning gedaan. Daarvan is op 26 november 2011 een rapport opgemaakt [productie 6 bij dagvaarding]. In dat rapport staat onder meer:
“(...) De deur is door het optrekkende vocht geheel rot en beschimmeld. De borstweringpanelen (zie foto 32 + 33), wisselen en er zijn bollingen in het plaatmateriaal ontstaan door het optrekkend vocht, wat na de verhoging/verbreding van de dijk is opgetreden, en een gevolg is van de werkzaamheden van de dijkwerkzaamheden. Het asfalt van de dijk is, (van 5,14 m' +NAP aan de buitendijks-zijde tot 4,92 +NAP aan de binnendijks-zijde) afwaterend aangebracht conform een dijktekening, wat fors is voor deze wegbreedte, waarbij normaliter het regenwater naar de kanten van de weg loopt en daar in goten met straatkolken wordt afgevoerd, wat bij dit pand door onbekende reden niet is gemaakt, echter door de bewoning onderaan de dijk dient men langs de weg voorzieningen te treffen om dit water weg te leiden. De afwatering van de weg geschiedt nu zonder waterkering naar deze woning toe en komt bij regen als een waterval van de dijk stromen (zie het korte filmpje van bewoners op de CD). Er zijn nergens maatregelen getroffen (goot en/of een straatkolk) om dit water naast de weg af te leiden. Door de enorme water toestroom door de dijkaanpassing ontstaan, welk water zich onder het huis verzamelt en in vloeren en muren trekt, waardoor de bewoners nu last van schimmelvorming in kasten, wanden en vloeren hebben gekregen, wat voorheen nimmer het geval was Verschillende vloertegels zijn los gekomen en veel houtnaden zijn open gaan staan. Door ons is een vochtpercentage gemeten (bij zonnig droog weer) in de wanden uiteenlopend van 32% tot 53%. In de kasten in de hal is een vochtpercentage van de vloer van liefst 33% t/m 55% (zie foto 35). Optrekkend vocht is duidelijk zichtbaar bij de achterwand. De vloer van de hal heeft een vocht percentage 50% t/m 52%. Normale vochtpercentages in muren en vloeren is tot maximaal 20%. De onderzijde deurstijl (zie foto 34) en onderdorpel van het deurkozijn naar voorkamer-praktijk-ruime is nu geheel verrot (zie foto 36), dit alles ontstaan door de dijkwerkzaamheden.”
2.17.
Bij brief van 30 januari 2012 [productie 7 bij dagvaarding] heeft de raadsman van [eisers]het Hoogheemraadschap uit hoofde van onrechtmatig handelen aansprakelijk gesteld. Het Hoogheemraadschap werd aansprakelijk gehouden voor schade ad € 93.088,38 + p.m. als gevolg van de dijkversterkingswerkzaamheden, bestaande uit schade aan de woning, aantasting van het woongenot, immateriële schade, inkomensschade en kosten in verband met het vaststellen van de schade.
2.18.
Op 6 februari 2012 heeft KakesWaal in opdracht van het Hoogheemraadschap een expertiserapport opgesteld, waarin een
“schade-voorstel Sans Prejudice”is opgenomen van € 1.525 voor de kosten van herstel van gebreken gerelateerd aan de dijkversterking [productie 6 bij antwoord].
2.19.
Bij brief van 27 april 2012 [productie 8 bij dagvaarding] heeft mr. Van Wamel aan het Hoogheemraadschap onder meer het volgende geschreven:
“(...) Mijn brief van 6 maart jl. is kennelijk voor u geen reden geweest voor beantwoording van mijn brief d.d. 30 januari 2012 ook maar enigszins te bespoedigen. In opdracht van cliënten heb ik thans een dagvaarding in concept gereed liggen. Alvorens de deurwaarder opdracht te verstrekken tot betekening hiervan over te gaan, verzoek ik u mij uw standpunt kenbaar te maken ten aanzien van het volgende.
Op grond van de Nadeelcompensatieverordening Schieland en de Krimpenerwaard kent het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap op verzoek van degene die schade lijdt als gevolg van de rechtmatige uitoefening door of namens het hoogheemraadschap van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak een naar redelijkheid en billijkheid te bepalen vergoeding toe voor zover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van verzoeker behoort te blijven en voor zover de schade niet of niet geheel voldoende anderszins is verzekerd (artikel 2). De verordening is van toepassing op verzoeken om vergoeding van schade als gevolg van (onder andere) het door of onder verantwoordelijkheid van het Hoogheemraadschap aanleggen, wijzigen of onderhouden van waterstaatswerken en de uitvoering van andere werken of werkzaamheden door of onder verantwoordelijkheid van het Hoogheemraadschap (artikel 3).
Uit de toelichting bij de verordening blijkt expliciet dat het bestuur het zich tot zijn taak en verantwoordelijkheid rekent om zich te beraden over de vraag of de schade onder het bereik van de verordening valt of niet. Uit mijn brief van 30 januari 2011 blijkt duidelijk wat de door cliënten geleden en nog te lijden schade is en dat deze schade is toe te rekenen aan de door en onder verantwoordelijkheid van het Hoogheemraadschap uitgevoerde dijkversterkingswerkzaamheden.
In verband met een efficiënte procesvoering stel ik u in de gelegenheid om mijvóór 4 mei aanstaandete informeren of u de door cliënten geclaimde schade beschouwt als schade die valt onder het bereik van de Nadeelcompensatieverordening Schieland en de Krimpenerwaard en in dat geval onder de vigeur van die verordening de claim van cliënten zal afhandelen. Mocht ik niet vóór de hiervoor genoemde datum hieromtrent een reactie van u hebben ontvangen, dan ga ik er van uit dat u van oordeel bent dat de geclaimde schade niet onder het bereik van de verordening valt. In dat geval heb ik van cliënten opdracht om uw schap zonder nadere aankondiging te dagvaarden uit hoofde van onrechtmatige daad. Datzelfde geldt indien u als uw mening te kennen geeft dat geen sprake is van schade die onder het bereik van de verordening valt.
Het zal u duidelijk zijn dat cliënten belang hebben bij het volgen van de voor hen minst bezwarende weg. Voor cliënten is dit reden om alsdan tevens te vorderen uw schap te veroordelen in de door hen in verband met de dagvaardingsprocedure daadwerkelijk gemaakte kosten, mocht de burgerlijke rechter naar aanleiding van de door cliënten op grond van onrechtmatig handelen van uw schap ingestoken procedure oordelen dat zij bij hem aan het verkeerde adres omdat de gevorderde schade wel onder het bereik van de verordening valt (en dus dat een verzoek om nadeelcompensatie had moeten worden ingediend). Niet alleen het in het ongewisse laten van cliënten over de te bewandelen weg maar ook het belasten van cliënten met een nodeloos door hen bewandelde, kostbare weg is uw schap in dat geval als onrechtmatig toe te rekenen. (...).”
2.20.
Bij brief van 16 mei 2012 [productie 9 bij dagvaarding] heeft het Hoogheemraad-schap gereageerd op de brief van 30 januari 2012 van mr. Van Wamel. Het schap schreef onder meer het volgende:
“(...)Materiële schade aan de woning Opperduit 442 te Lekkerkerk
(...) Het door uw cliënt ingehuurde Bouwkundige adviesburo Bouwcheck heeft (...) een rapport opgesteld, maar toont geen causaal verband aan tussen de door hen geconstateerde gebreken en de dijkversterking. Wij erkennen daarom geen aansprakelijkheid en zullen niet overgaan tot vergoeding van de schade, met uitzondering van de door Kakeswaal in het eindrapport aangetoonde schade ten bedrage van € 1.525,--. (...)
Materiële schade in verband met de aantasting van het woongenot
(...) Wij erkennen (...) geen aansprakelijkheid en zullen niet overgaan tot vergoeding van schade.
Immateriële schade
(...) Wij erkennen daarom geen aansprakelijkheid en zullen niet overgaan tot vergoeding van schade.
Inkomensschade
Verder geeft u aan dat uw cliënte, mevrouw [persoon1], inkomensschade heeft geleden als gevolg van de dijkversterkingwerkzaamheden. De eventueel hierdoor ontstane schade valt onder de Nadeelcompensatieverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Wij zijn over uw claim in overleg met de subsidiënt van de dijkversterking Nederlek, het Hoogwaterbeschermingsprogramma, en gaan er van uit dat wij u hierover eind juli 2012 uitsluitsel kunnen geven. (...).”
2.21.
Bij brief van 2 juli 2012 [productie 10 bij dagvaarding] heeft het Hoogheemraad-schap aan mr. Van Wamel gevraagd om de geclaimde inkomensschade met stukken te onderbouwen.
2.22.
In zijn brief van 19 juli 2012 [productie 21 van [eisers]] heeft mr. Van Wamel onder meer het volgende aan het Hoogheemraadschap geschreven:
“(...) Bij brief van 2 juli jl. geeft u aan dat ik namens mijn cliënten (...) bij mijn brief van 30 januari 2012 een verzoek om nadeelcompensatie heb gedaan. In verband daarmee verzoekt u mij om de namens mevrouw [persoon1] ingediende claim te onderbouwen. Kennelijk doelt u hierbij alleen op de gevorderde inkomensschade ad € 9.300,00.
Bij brief van 27 april 2012 heb ik uw schap verzocht om mij te informeren of u de door
cliënten geclaimde schade beschouwt als schade die valt onder het bereik van de Nadeelcompensatieverordening Schieland en de Krimpenerwaard (hierna: Nadeelcompensatieverordening) en in dat geval onder vigeur van die verordening de claim van cliënten zal afhandelen. Ik heb daarop van u geen duidelijk antwoord ontvangen.
Bij brief van 16 mei 2012 reageert u op mijn brief van 30 januari 2012. U verzuimt daarbij evenwel in te gaan op mijn verzoek om aan te geven of de door mijn cliënten geclaimde schade wordt beschouwd als schade in de zin van artikel 3 van de Nadeelcompensatieverordening. Alleen ten aanzien van de geclaimde inkomensschade geeft u aan dat dit schade is die onder de Nadeelcompensatieverordening valt. Ten aanzien van de overige geclaimde schade (met name de schade aan de woning van cliënten, de geclaimde (materiële) schade in verband met aantasting van het woongenot alsmede de gemaakte (noodzakelijke) kosten in verband met het vaststellen van de schade) laat u zich er niet over uit of dit naar uw mening schade is in de zin van de Nadeelcompensatieverordening.
Voor mijn cliënten is het van wezenlijk belang om efficiënt te procederen. Procederen kost immers tijd en geld. Ik heb u dit belang van cliënten in mijn brief van 27 april 2012 ook duidelijk gemaakt.
De door cliënten geclaimde schade betreft uitvoeringsschade die het gevolg is van de in opdracht van uw schap uitgevoerde dijkversterking ter hoogte van onder meer de woning (en daarvan deel uitmakende praktijkruimte) van cliënten (...). In die zin betreft het naar de mening van cliënten schade als gevolg van het 'door of onder verantwoordelijkheid van het hoogheemraadschap aanleggen, wijzigen of onderhouden van waterstaatswerken' respectievelijk schade als gevolg van 'de uitvoering van andere werken of werkzaamheden door of onder verantwoordelijkheid van het hoogheemraadschap` (artikel 3 lid 1 sub b en c van de Nadeelcompensatieverordening).
Ingevolge artikel 6 van de Nadeelcompensatieverordening wordt, indien en voor zover de schade (mede) kan of moet worden beschouwd als gevolg van een schadeoorzaak als bedoeld in artikel 2, lid 1 van de Nadeelcompensatieverordening (= schade als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een publieke bevoegdheid of taak), een verzoek om vergoeding van schade die onder de polisdekking van de aansprakelijkheidsverzekering van uw schap valt,nietaangemerkt als een verzoek om nadeelcompensatie.
Om het vervolgens voor mijn cliënten nog gecompliceerder te maken: in artikel 6 lid 2 van de Nadeelcompensatieverordening is bepaald dat een verzoek om schadevergoeding ook als een verzoek in de zin van de Nadeelcompensatieverordening kan worden aangemerkt, indien de schadenietonder de polisdekking van de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering van uw schap valt, mits die schade kan of moet worden beschouwd als schade ten gevolge van een schadeoorzaak als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Nadeelcompensatieverordening.
Ik merk op dat u mijn brief van 30 januari 2012 niet aan uw verzekeraar heeft doorgezonden. Ik merk verder op dat u bij uw brief van 16 mei 2012 evenmin heeft aangegeven dat de door cliënten geleden schade onder de polisdekking van de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering van uw schap valt.
Mijn cliënten gaan erprimairvan uit dat de schade die zij als gevolg van de dijkversterkingswerkzaamheden hebben geleden en lijden, schade is zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Nadeelcompensatieverordening. Om te voorkomen dat mijn cliënten niet-ontvankelijk zijn, omdat mijn brief van 30 januari 2012 niet als aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht wordt aangemerkt, dien ik bij deze namens hen het verzoek in om vergoeding van schade als in de Nadeelcompensatieverordening bedoeld.
Ik verzoek u derhalve om overeenkomstig het bepaalde in de Nadeelcompensatie-verordening onderhavig verzoek in behandeling te nemen en daarop met inachtneming van de in die verordening genoemde termijnen te beschikken.
Subsidiair, indien en voor zover geoordeeld zou moeten worden dat de schade die mijn cliënten hebben geleden en lijden niet wordt aangemerkt als schade in de zin van de Nadeelcompensatieverordening, ga ik er van uit dat u de schadeclaim ter verdere afhandeling aan uw verzekeraar zendt. Alsdan vorder ik namens cliënten vergoeding van de daor hen geleden en te lijden schade ten gevolge van aan uw schap toe te rekenen onrechtmatig handelen.
Tevens vorderen mijn cliënten vergoeding van door hen geledenimmateriëleschade. Het betreft schade die in ieder geval niet op grond van de Nadeelcompensatieverordening voor vergoeding in aanmerking komt, maar als gevolg van onrechtmatig handelen aan uw schap is toe te rekenen. Ten aanzien van deze schade ga ik er van uit dat u de schadeclaim van verzoekers ter verdere afhandeling aan uw verzekeraar zendt.
Tot slot verlangen mijn cliënten dat uw schap overgaat tot het adequaat herstellen van de trap en daarbij behorende leuning, opdat het zonder gevaar voor hen en voor bezoekers mogelijk is om van en naar de openbare weg op de dijk te komen. Alsmede verlangen mijn cliënten dat uw schap het dijklichaam oplevert in een dusdanige staat, opdat een normaal onderhoud door hen (zonder schadelijke gevolgen voor machines e.d.) mogelijk is. En tenslotte verlangen cliënten dat uw schap zodanige voorzieningen treft dat van het dijklichaam afstromend water wordt voorkomen. (...).”
2.23.
Het Hoogheemraadschap heeft bij brief van 24 juli 2012 [productie 11 bij dagvaarding] onder meer het volgende meegedeeld:
“(...) Allereerst bevestigen wij hierbij dat de gevorderde inkomensschade onder de Nadeelcompensatieverordening Schieland en de Krimpenerwaard valt. Verder geeft u wederom aan dat uw cliënten de volgende schade hebben:
1. materiële schade aan de woning;
2. schade in verband met de aantasting van het woongenot;
3. gemaakte kosten in verband met het vaststellen van de schade.
Bij brief van 16 mei 2012 zijn wij reeds ingegaan op deze punten. Wij handhaven dan ook hetgeen wij in deze brief hebben aangegeven met betrekking tot de onder 1 tot en met 3 genoemde punten. (...)
Ingevolge de Nadeelcompensatieverordening Schieland en de Krimpenerwaard dient de verzoeker zijn claim op verzoek te specificeren. Om in dit geval een snelle afwerking van de namens mevrouw [persoon1] ingediende claim te bevorderen, zijn wij bereid u het bedrag van € 9.300,-- te betalen tegen finale kwijting, zonder nadere onderbouwing van de gegevens te verlangen. (...).”
Genoemd bedrag is kort nadien door [persoon1] ontvangen.
2.24.
Bij brief van 15 oktober 2012 [onderdeel van productie 15 bij dagvaarding] heeft mr. Van Wamel aan het Hoogheemraadschap onder meer het volgende geschreven:
“(...) Zoals u bekend vorderen mevrouw [persoon1] en haar partner, de heer [eiser1], vergoeding van door hen in verband met de dijkversterking Nederlek geleden materiële en immateriële schade. Bij brief van 16 mei 2012 heeft uw schap bestreden aansprakelijk te zijn ter zake van deze schade. In uw brief van 24 juli jl. heeft uw schap dit standpunt herhaald, met dien verstande dat u de door mevrouw [persoon1] geclaimde inkomensschade heeft aangemerkt als schade die onder vigeur van de Nadeelcompensatieverordening van uw schap valt. De overige geclaimde schade betreft schade als gevolg van onrechtmatig handelen van uw schap. Inmiddels heeft mijn cliënte, mevrouw[persoon1] conform uw aanbod van 24 juli jl. ter zake van de inkomensschade het bedrag van € 9.300,00 op haar rekening ontvangen. Met de betaling hiervan is de door haar geclaimde inkomensschade afgewikkeld. Dit geldt niet voor de overige door mijn beide cliënten gevorderde schade.
Bij deze doe ik u een concept van het dagvaardingsexploot toekomen, zoals ik voornemens ben om die ter betekening aan de deurwaarder te zenden (...). Van mijn cliënten heb ik de opdracht gekregen om uw schap in rechte te betrekken, omdat een minnelijke regeling met uw schap betreffende de overige door hen gevorderde schade niet mogelijk blijkt. Ik stel u evenwel nog eenmaal in de gelegenheid om mee te werken aan een minnelijke oplossing van het geschil dat cliënten met uw schap hebben. (...).”
2.25.
Bij brief van 29 oktober 2012 [onderdeel van productie 15 bij dagvaarding] heeft het Hoogheemraadschap het volgende aan mr. Van Wamel laten weten:
“Bij brief van 15 oktober 2012 stelt u ons nog een keer in de gelegenheid om mee te werken aan een minnelijke oplossing van het geschil tussen uw cliënten en het hoogheemraadschap.
Hierbij delen wij u mede hierop niet in te gaan.”

3.De vordering

3.1.
[eisers]vorderen dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het Hoogheemraadschap wordt veroordeeld tot betaling van € 91.087,00 en € 691,95 voor iedere maand vanaf 1 oktober 2012, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2009, althans vanaf 13 februari 2012 met veroordeling van het Hoogheemraadschap in de proceskosten.
3.2.
[eisers]stellen daartoe het volgende.
3.2.1.
Het Hoogheemraadschap heeft bij het (laten) uitvoeren van de werkzaamheden in het kader van de dijkversterking gehandeld in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid en inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [eisers]Meermaals is de voor de woning (een “risicopand”) afgegeven trillingswaarde van 5 millimeter per seconde (hierna: mm/s) ernstig overschreden. De woning is ernstiger beschadigd dan nodig zou zijn geweest indien het Hoogheemraadschap zich op de juiste wijze had gedragen.
3.2.2.
Ten onrechte heeft het Hoogheemraadschap gekozen voor een (verankerde) damwand, terwijl volgens informatie op zijn eigen website ter plaatse ook een diepwand mogelijk zou zijn geweest. Dat vond het Hoogheemraadschap kennelijk echter te duur. Het Hoogheemraadschap heeft het risico genomen dat de woning (ernstiger dan nodig) zou worden beschadigd. Hierdoor heeft het Hoogheemraadschap de zorgplicht ten opzichte van [eisers]en hun woning geschonden.
3.2.3.
Door ontbreken van (adequate) voorzieningen ten behoeve van het opvangen van regenwater dat van het (nieuwe) dijklichaam afstroomt (regenwater van de straat en van het dijktalud wordt naar de aan de teen van de dijk gelegen tuin van [eisers]afgevoerd) heeft zich onder en rondom de woning zo veel vocht verzameld dat dit in de vloeren en muren van de woning trekt.
3.2.4.
Door het handelen van het Hoogheemraadschap hebben [eisers]schade geleden, die bestaat uit de volgende posten:
  • kosten van herstel van de woning € 29.800,00 incl. BTW (waarvan € 8.500,00 voor injecteren in verband met vochtprobleem);
  • aantasting woongenot tot 1 februari 2012 € 30.338,38 en vanaf 1 februari 2012 € 691,95 per maand;
  • immateriële schade € 20.000,00;
  • kosten ter vaststelling van de schade (BouwCheck en Duiker) € 5.413,00

4.Het verweer

4.1.
De conclusie van het Hoogheemraadschap strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eisers]in hun vordering, althans tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eisers]in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente als deze niet binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis zijn betaald.
4.2.
Hoogheemraadschap voert daartoe het volgende aan.
4.2.1.
De onrechtmatigheid wordt betwist. Gehandeld is binnen het bestek van het dijkversterkingsplan.
4.2.2.
De (van het dijkversterkingsplan onderdeel uitmakende) maximale trillingshinder is vastgesteld op 9,6 mm/s. Die is eenmalig overschreden. Er is een grenswaarde aan-gehouden van 5 mm/s. Die is enkele malen overschreden. De werkzaamheden zijn op de juiste wijze – overeenkomstig de trillingsprognose en het dijkversterkingsplan – uitgevoerd. Niet aangetoond is dat de schade door die overschrijdingen is veroorzaakt.
4.2.3.
Betwist wordt dat het Hoogheemraadschap bewust het risico heeft genomen dat de woning zou beschadigen. De keuze voor een verankerde damwand in het dijkversterkings-plan is zorgvuldig – mede op basis van trillingsonderzoek – tot stand gekomen. Het plaatsen van een verankerde damwand is een gebruikelijke en erkende wijze van dijkversterking. Daartegen stond een bestuursrechtelijke rechtsgang open, die [eisers]niet hebben gebruikt. De keuze voor de verankerde damwand en de keuzes ten aanzien van de woning (categorie-indeling en maximale trillingswaarde) kunnen in de onderhavige procedure niet meer getoetst worden.
4.2.4.
Er is sprake van rechtmatig handelen. Voor daardoor veroorzaakte schade (inclusief de geclaimde kosten tot vaststelling van schade) kan nadeelcompensatie op grond van de Nadeelcompensatieverordening worden gevraagd. De aansprakelijkstelling van [eisers]heeft het Hoogheemraadschap beschouwd als een verzoek om nadeel-compensatie (zie haar brieven van 2 juli 2012 en 24 juli 2012, vgl. 2.21 en 2.23). De beslissingen tot het afwijzen van dit verzoek op 16 mei 2012 (zie 2.20) en 24 juli 2012 (zie 2.23) zijn besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat [eisers]daartegen geen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen hebben aangewend, hebben die beslissingen formele rechtskracht verkregen en moet worden uitgegaan van de rechtmatigheid van die beslissingen. Hiertegen kan niet worden opgekomen in de onderhavige procedure. [eisers]zijn daarom niet-ontvankelijk in hun vordering.
4.3.
Voor vergoeding van schade als gevolg van rechtmatig overheidshandelen is alleen grond indien de schade onevenredig is en buiten het normale maatschappelijke risico valt. Daarvan is hier geen sprake. Het wonen aan een dijk brengt met zich dat een dijk-versterking en de gevolgen daarvan voorzienbaar zijn en moeten worden geduld.
4.4.
Zou geen formele rechtskracht worden aangenomen, dan geldt dat de in de Nadeelscompensatieverordening voorgeschreven procedure alsnog moet worden gevolgd.
4.5.
De schade en het causaal verband worden betwist.

5.De beoordeling

Schade als gevolg van verleggen nutsvoorzieningen

5.1.
[eisers]houden het Hoogheemraadschap onder meer verantwoordelijk voor de schadelijke gevolgen van het verleggen van de nutsvoorzieningen, waarbij het volgens hen niet relevant is of die werkzaamheden al dan niet door of in opdracht van Hoogheem-raadschap zijn uitgevoerd. Volgens hen gaat om het geheel van dijkverzwaringswerkzaam-heden waarvoor het schap verantwoordelijk is. De stelling van het Hoogheemraadschap dat deze werkzaamheden niet door haar, noch in haar opdracht zijn uitgevoerd, hebben [eisers]met het voorgaande evenwel niet betwist, zodat dit vaststaat. Voor de eventuele gevolgen van werkzaamheden die niet door haar, noch in haar opdracht zijn uitgevoerd, kan het Hoogheemraadschap niet aansprakelijk worden gehouden.
Schade als gevolg van dijkversterking
5.2.
Over de vraag of [eisers]ontvankelijk zijn in hun vordering tot vergoeding van schade als gevolg van de dijkversterkingswerkzaamheden (in engere zin) wordt als volgt overwogen.
5.3.
In verband met de versterking van de dijk langs de rivier de Lek bij Lekkerkerk (gemeente Nederlek) heeft het Hoogheemraadschap een dijkversterkingsplan opgesteld. Voorafgaand aan het opstellen van dit plan heeft GeoDelft in opdracht van het Hoogheem-raadschap onderzoek gedaan naar de trillingen als gevolg van de werkzaamheden ten behoeve van dijkversterking. In dit onderzoek is met betrekking tot de afzonderlijke woningen langs de dijk, waaronder de woning van Visscher c.s., een trillingsprognose opgesteld door GeoDelft. Hierbij is de toegestane maximale trillingshinder onderzocht. Voor de woning van [eisers]is die vastgesteld op 9,6 mm/s. Voorafgaand aan dit onderzoek is bepaald in welke bouwcategorie langs de dijk gelegen woningen vallen. Hierbij is vastgesteld in welke staat het gebouw en de fundering verkeerden, zodat daarmee rekening kon worden gehouden bij de uitvoering van de werkzaamheden. De woning van [eisers]is niet ingedeeld in de hoogste “risicocategorie” zoals zij dat noemen (kennelijk bedoelen zij daarmee categorie 3 volgens de SBR richtlijn A), maar in categorie 2 (zie productie 4 bij antwoord). Het geotechnische onderzoek en de uitkomsten daarvan zijn onderdeel van het dijkversterkingsplan. Ook de keuze voor een verankerde damwand is vastgelegd in het dijkversterkingsplan.
5.4.
Het dijkversterkingsplan is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de Provincie Zuid-Holland. [eisers]zijn niet langs bestuursrechtelijke weg opgekomen tegen het plan. In zoverre geldt jegens hen de formele rechtskracht van het dijkversterkings-plan. Dit betekent dat de in het dijkversterkingsplan vervatte keuze voor de verankerde damwand en de keuzes ten aanzien van de woning voor wat betreft categorie-indeling en maximale trillingswaarde in de onderhavige (civiele) procedure niet meer getoetst kunnen worden. De werkzaamheden die in opdracht van het Hoogheemraadschap zijn uitgevoerd in het kader van het dijkversterkingsplan zijn daarom te beschouwen als een rechtmatige overheidsdaad. Dit geldt in beginsel ook voor het intrillen van damwandprofielen voor de deur van [eisers]voor zover daarmee niet de maximale trillingswaarde van 9,6 mm/s werd overschreden.
5.5.
De stelling dat het Hoogheemraadschap – door te kiezen voor een (verankerde) damwand in plaats van voor een (duurdere) diepwand (die volgens informatie op zijn eigen website ook mogelijk zou zijn geweest) – bewust het risico heeft genomen dat de woning (ernstiger dan nodig) zou worden beschadigd en daarmee onzorgvuldig en dus onrechtmatig heeft gehandeld, hebben [eisers]in het licht van de gemotiveerde betwisting van het Hoogheemraadschap (zie 4.2.3) onvoldoende onderbouwd. Die stelling wordt daarom gepasseerd.
5.6.
Voor het antwoord op de vraag of [eisers]ontvankelijk zijn in hun in de onderhavige (civiele) procedure ingestelde vorderingen of dat zij de weg van de nadeel-compensatie dienden/dienen te volgen, is van belang te bepalen of het hier gaat om (schade als gevolg van) rechtmatig dan wel onrechtmatig overheidshandelen.
5.7.
Vaststaat dat het Hoogheemraadschap zelf een grenswaarde onder de maximale trillingswaarde van 9,6 mm/s heeft vastgesteld van 5 mm/s. Ook staat op basis van de door [eisers]als productie 17 overgelegde grafieken vast dat op 12 augustus 2009 tussen 14.00 en 16.00 uur de grenswaarde van 5 mm/s diverse malen is overschreden. Geoordeeld wordt dat het Hoogheemraadschap onzorgvuldig en dus onrechtmatig jegens [eisers]heeft gehandeld door zich niet aan de (zichzelf opgelegde) grenswaarde van 5,5 mm/s te houden. Dat, zoals het Hoogheemraadschap aanvoert, een mogelijke oorzaak van deze overschrijding geweest kan zijn het opstarten van het trilblok, wat een verhoogde uitslag kan geven, een obstakel in de ondergrond of het aftrillen van de damwand op juiste diepte, maakt dit niet anders, net zo min als de door het Hoogheemraadschap gehanteerde werkwijze met een rode lamp, die ging branden als de grenswaarde dreigde te worden overschreden. Deze werkwijze heeft kennelijk niet kunnen voorkomen dat werd getrild boven de grenswaarde van 5 mm/s.
5.8.
Geoordeeld wordt dat het Hoogheemraadschap onrechtmatig [eisers]heeft gehandeld door de grenswaarde van 5 mm/s te overschrijden en dat het schap rechtmatig jegens [eisers]heeft gehandeld voor zover zij bij de dijkversterkingswerkzaamheden onder de grenswaarde van 5 mm/s is gebleven.
5.9.
Voor schade als gevolg van genoemd rechtmatig overheidshandelen is een specifieke regeling getroffen in de vorm van de Nadeelcompensatieverordening Schieland en Krimpenerwaard (hierna: de Nadeelcompensatieverordening). Indien een burger op grond van deze verordening een verzoek om nadeelcompensatie bij het bestuur van het Hoogheemraadschap indient en dit verzoek (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewezen, is dit een besluit in de zin van de Algemene Wet bestuursrecht, waartegen bezwaar bij het bestuur van het Hoogheemraadschap kan worden gemaakt, waarna beroep bij de rechtbank en hoger beroep bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State openstaat.
5.10.
Partijen twisten over de vraag of in de brieven van het Hoogheemraadschap van 16 mei 2012 en 24 juli 2012 een besluit (op een verzoek om nadeelcompensatie) is vervat waaraan formele rechtskracht toekomt.
5.11.
Het Hoogheemraadschap heeft in haar brieven van 16 mei 2012 en 24 juli 2012 aansprakelijkheid voor de materiële schade aan de woning (met uitzondering van een bedrag van € 1.525), de materiële schade in verband met aantasting van het woongenot en de immateriële schade afgewezen (zonder naar de Nadeelcompensatieverordening te ver-wijzen) en heeft bevestigd dat eventuele inkomensschade van [persoon1] onder de verordening viel. Met uitzondering van dat laatste heeft heeft het Hoogheemraadschap niet gereageerd op de meermaals door mr. Van Wamel gestelde vraag of het schap de door [eisers]geclaimde schade aanmerkt als schade die valt onder het bereik van de Nadeelcompensatie-verordening. Onder geen van beide genoemde brieven van het Hoogheemraadschap stond een rechtsmiddelenclausule.
5.12.
Gelet op de in 5.11 genoemde feiten en omstandigheden wordt geoordeeld dat in de brieven van het Hoogheemraadschap van 16 mei 2012 en 24 juli 2012 geen besluit is genomen op verzoeken van [eisers]voor zover die kunnen worden beschouwd als verzoeken om nadeelcompensatie op de voet van de Nadeelcompensatieverordening. Er is dus (nog) geen appellabel besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Er kan dan evenmin sprake zijn van formele rechtskracht. Zoals het Hoogheemraadschap terecht (subsidiair) heeft aangevoerd, dient met betrekking tot schade als gevolg van een trillings-waarde onder 5,5 mm/s de in de Nadeelscompensatieverordening voorgeschreven procedure alsnog te worden gevolgd met de mogelijkheid van bezwaar en (hoger) beroep. Die procedure ziet ook specifiek op nadeel als gevolg van rechtmatig overheidshandelen. In de toelichting op de Nadeelcompensatieverordening wordt onder
“5. Reikwijdte van de verordening”een dergelijke mogelijkheid overigens uitdrukkelijk opengehouden. Voor zover de geclaimde schade onder die verordening valt, zijn [eisers]niet-ontvankelijk in hun in het onderhavige geding ingestelde schadevordering. De rechtbank gaat er vanuit dat (het bestuur van) het Hoogheemraadschap zich aan het in dit geding ingenomen standpunt houdt en een verzoek van [eisers]om nadeelcompensatie op grond van de Nadeel-compensatieverordening zal behandelen, ook om hen aldus – in voorkomend geval – in staat te stellen daartegen bestuursrechtelijk bezwaar en (hoger) beroep in te stellen.
5.13.
Voor zover bij de dijkversterkingswerkzaamheden de grenswaarde van 5,5 mm/s is overschreden, is geen sprake van rechtmatig (door de Nadeelcompensatieverordening bestreken) overheidshandelen, maar van onrechtmatig overheidshandelen. In de onderhavige civiele procedure zal worden beoordeeld of dit onrechtmatig handelen heeft geleid tot schade. Om dit te kunnen vaststellen zal een deskundigenbericht worden gelast waarbij mede aan de hand van een opname ter plaatse en een vergelijking van de vooropnames en de eindopnames van Kakes en BouwCheck moet worden vastgesteld of er schade aan de woning is veroorzaakt door het intrillen van de damwanden en welk deel van die schade is veroorzaakt door een overschrijding van de grenswaarde van 5 mm/s.
5.14.
Partijen – eerst [eisers]en daarna het Hoogheemraadschap – mogen zich bij akte uitlaten over het aantal deskundigen, de te benoemen persoon/personen, het specialisme van de deskundige(n) en de aan hem/haar/hen te stellen vragen. Voorshands wordt geoordeeld dat één deskundige zal volstaan. Partijen wordt in overweging gegeven om met een eenparig voorstel over de te benoemen deskundige(n) te komen. Nu reeds is geoordeeld dat het Hoogheemraadschap onrechtmatig heeft gehandeld, dient zij er rekening mee te houden dat zij het voorschot voor de deskundige(n) zal moeten voldoen.
Vochtproblematiek
5.15.
Partijen twisten verder over de vraag of de door [eisers]ondervonden vochtoverlast in de woning is veroorzaakt door de dijkversterkingswerkzaamheden.
5.16.
Het Hoogheemraadschap beroept zich op de formele rechtskracht van het dijkversterkingsplan, meer in het bijzonder op de daarin opgenomen keuze voor de verankerde damwand en de keuzes ten aanzien van de woning voor wat betreft categorie-indeling en maximale trillingswaarde. Bij het verweer met betrekking tot de gestelde vochtschade beroept het Hoogheemraadschap zich voor wat betreft de wijze van aanleggen van de dijk en het talud niet op (de formele rechtskracht van) het dijkversterkingsplan. Dit betekent dat de door [eisers]met betrekking tot de vochtschade gestelde onrechtmatige daad in het onderhavige (civiele) geding kan worden beoordeeld.
5.17.
Het is allereerst de vraag of kan worden vastgesteld of er bij aanvang van de werkzaamheden (nog) geen vochtprobleem bestond en er na afronding van de werkzaamheden wel een vochtprobleem was.
5.18.
Volgens het Hoogheemraadschap bestond er al een vochtprobleem. Zij voert aan dat volgens KakesWaal ten tijde van de vooropname reeds melding is gedaan van vocht in de krimpruimte tussen de houten lambrisering en een krom getrokken deur van de praktijk-ruimte, grenzend aan de hal met de bedoelde lambrisering, in welk verband zij verwijst naar foto 67 van het vooropnamerapport. [eisers]betwisten een vochtprobleem te hebben gemeld.
5.19.
Het rapport dat KakesWaal van de vooropname heeft gemaakt maakt geen melding van een vochtprobleem in de woning; de eerste twee rapporten van BouwCheck evenmin. Uit foto 67 van KakesWaal kan een dergelijk probleem ook niet worden afgeleid. Gelet op het voorgaande en gelet op de betwisting door [eisers]van de stelling dat zij tevoren een vochtprobleem hebben gemeld, kan niet worden vastgesteld dat er voorafgaand aan de werkzaamheden in de woning al een vochtprobleem bestond.
5.20.
De bevindingen van BouwCheck over de na afronding van de werkzaamheden in de woning geconstateerde vochtproblematiek (zie 2.16) bestrijdt het Hoogheemraadschap niet, zodat die bevindingen als vaststaand zullen worden aangenomen.
5.21.
[eisers]stellen dat het in de woning aanwezige vocht komt door het ontbreken van adequate voorzieningen ten behoeve van het opvangen van regenwater dat van het nieuwe dijklichaam afstroomt. Omdat de dijk breder is dan voorheen, wordt meer regen-water dan vroeger van de straat en van het dijktalud naar de aan de teen van de dijk gelegen tuin afgevoerd en daardoor heeft zich onder en rondom de woning zo veel vocht verzameld dat dit in de vloeren en muren van de woning trekt, aldus [eisers]
5.22.
Het Hoogheemraadschap betwist weliswaar dat het vochtprobleem komt door de dijkversterking, echter ter zitting heeft zij ook verklaard dat het na het aanleggen van de nieuwe dijk ongeveer een half jaar heeft geduurd voordat er weer een grasmat langs de dijk lag zoals voorheen het geval was en dat het best zo kan zijn dat dat er in het eerste half jaar voor heeft gezorgd dat er meer water langs de dijk is gelopen. In feite erkent het Hoogheemraadschap hiermee dat er in ieder geval gedurende het eerste half jaar door het ontbreken van een grasmat langs de dijk meer water langs de dijk is gelopen. Gelet daarop en gelet op het feit dat het Hoogheemraadschap geen andere mogelijke oorzaak van het vochtprobleem aanvoert wordt het ervoor gehouden dat het opgetreden vochtprobleem is veroorzaakt door het gedurende het eerste half jaar na afronding van de dijkverzwaring ontbreken van een grasmat langs de dijk waardoor er meer water langs de dijk op het perceel en onder de woning van [eisers]is gelopen.
5.23.
Het is de vraag of het aldus gedurende het eerste half jaar ontbreken van voor-zieningen voor de opvang van regenwater als onzorgvuldig/onrechtmatig nalaten van het Hoogheemraadschap moet worden gekwalificeerd. Partijen verschillen daarbij van mening over de vraag of hierbij een taak voor het schap was weggelegd of dat [eisers]op dit punt een eigen verantwoordelijkheid hadden.
5.24.
[eisers]hebben hierover ter zitting verklaard dat het Hoogheemraadschap goten in de tuin heeft toegezegd maar dat die toezegging niet is nagekomen. Zij hebben zelf een goot onderaan de trap gemaakt, waarmee het water naar het regenwaterriool wordt afgevoerd, en daarmee hebben zij gedaan wat mogelijk was.
5.25.
Het Hoogheemraadschap verklaarde ter zitting dat het haar niet bekend is dat is toegezegd een goot in de tuin van [eisers]aan te brengen. Volgens het Hoogheemraad-schap hadden [eisers]zelf hun goot moeten verlengen zodat het water naar een nabij-gelegen sloot kon worden afgevoerd; dat zou op hun eigen perceel zijn en is geen taak van het Hoogheemraadschap.
Op pagina 2 onder vraag 5 sub 1) van het e-mailbericht van [persoon2] van het Hoogheemraadschap aan mr. Danopoulos van 19 februari 2014 (productie 8 bij bericht van 24 februari 2014) schrijft hij over voorzieningen voor de opvang van hemelwater vanaf de dijk het volgende:
“Langs de dijk buiten de bebouwde kom worden er in principe nergens voorzieningen gemaakt voor de opvang van hemelwater vanaf de dijk. De aanliggende eigenaren dienen het hemelwater opnieuw te ontvangen, zoals dit voor de dijkversterking ook het geval was. Er verandert in die zin niets. Direct na het herprofileren van het talud van de nieuwe dijk is er de eerste periode van ca. 1 jaar nog [géén?, toevoeging rechtbank] goede graszode aanwezig. Hierdoor stroomt het hemelwater inderdaad versneld naar de woningen toe. Echter zodra er zich een dichte grasmat heeft geworteld, zal dit verschijnsel flink reduceren en de oude situatie hersteld zijn. Voor de dijkversterking stroomde er hemelwater naar het pand en na de dijkversterking is dit nog zo. Indien de fam. dit inmiddels als een bezwaar ervaart, zouden zij kunnen overwegen een opvang-verzamel-watergoot met afvoer op het erf aan de teen van de dijk te maken.”
5.26.
Het is niet duidelijk wat [eisers]op dit punt nu precies aan aan het Hoogheemraadschap verwijten. Omdat dit geschilpunt samenhangt met het geschilpunt dat hieronder in 5.27 aan de orde komt (waarover [eisers]zich – conform afspraak ter zitting – nog mogen uitlaten) en omdat [eisers]nog niet hebben kunnen reageren op het hiervoor in 5.26 weergegeven citaat uit het e-mailbericht van De Haan van het Hoogheemraadschap, zullen zij in de gelegenheid worden gesteld zich over een en ander bij akte uit te laten. [eisers]zullen in ieder geval moeten stellen en onderbouwen:
- hoe de situatie van de hemelwaterafvoer vóór de dijkversterking was en hoe die erna is (geweest),
- wat het Hoogheemraadschap in hun ogen had moeten doen c.q. moet doen ter verbetering van de hemelwaterafvoer,
- wat zij het Hoogheemraadschap op dit punt verwijten.
dijktrap, trapleuning, dijktalud en voorzieningen t.b.v. afvoeren water
5.27.
Uit de processtukken blijkt dat [eisers]menen dat het Hoogheemraadschap de dijktrap, de trapleuning, het dijktalud en voorzieningen ten behoeve van het afvoeren van water vanaf de dijk ondeugdelijk heeft aangelegd c.q. laten aanleggen. Ter zitting is vastgesteld dat die onderwerpen nog geen onderdeel van het geschil vormen en toen is afgesproken dat [eisers]in de gelegenheid zouden gesteld hun eis op dat punt te vermeerderen. Ook daartoe zal de zaak naar de rol worden verwezen.

6.De beslissing

De rechtbank
Verwijst de zaak naar de rolzitting van 14 mei 2014 voor het door [eisers]nemen van een akte als bedoeld in 5.14, 5.26 en 5.27;
Bepaalt dat het Hoogheemraadschap op de rolzitting van vier weken later bij akte mag reageren;
Houdt iedere nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bouter en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2014. [1]

Voetnoten

1.type: 420