Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
WESTLANDUTRECHT BANK N.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding d.d. 29 april 2014,
- de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 1 mei 2014.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, heeft de voorzieningenrechter op 6 mei 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen WestlandUtrecht Bank N.V. en een gedaagde zonder bekende woon- of verblijfplaats. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.J.P. Jager, had verlof gevraagd voor een verkorte dagvaardingstermijn. De dagvaarding was op 29 april 2014 betekend, maar de gedaagde was niet verschenen en had geen bekende woon- of verblijfplaats. De voorzieningenrechter oordeelde dat de dagvaarding nietig was omdat de geldende dagvaardingstermijn van drie maanden, zoals voorgeschreven in artikel 115 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), niet in acht was genomen.
De voorzieningenrechter stelde vast dat het verleende verlof tot dagvaarding op verkorte termijn enkel gold voor de normale termijn van zeven dagen, zoals geregeld in artikel 114 Rv. De eiseres had niet het juiste verlof aangevraagd voor de gedaagde die geen bekende woon- of verblijfplaats had. Dit gebrek in de dagvaarding leidde tot de conclusie dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde, gezien de omstandigheden, niet op de hoogte kon zijn van de dagvaarding, aangezien de tijd tussen de betekening en de zitting zeer kort was.
Als gevolg van de nietigheid van de dagvaarding werd de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van het correct volgen van de procedurele vereisten bij het indienen van een dagvaarding, vooral in gevallen waar de gedaagde niet bekend is.