ECLI:NL:RBROT:2014:3390

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
C-10-450204 - KG ZA 14-408
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in kort geding wegens niet in acht nemen van dagvaardingstermijn

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, heeft de voorzieningenrechter op 6 mei 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen WestlandUtrecht Bank N.V. en een gedaagde zonder bekende woon- of verblijfplaats. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.J.P. Jager, had verlof gevraagd voor een verkorte dagvaardingstermijn. De dagvaarding was op 29 april 2014 betekend, maar de gedaagde was niet verschenen en had geen bekende woon- of verblijfplaats. De voorzieningenrechter oordeelde dat de dagvaarding nietig was omdat de geldende dagvaardingstermijn van drie maanden, zoals voorgeschreven in artikel 115 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), niet in acht was genomen.

De voorzieningenrechter stelde vast dat het verleende verlof tot dagvaarding op verkorte termijn enkel gold voor de normale termijn van zeven dagen, zoals geregeld in artikel 114 Rv. De eiseres had niet het juiste verlof aangevraagd voor de gedaagde die geen bekende woon- of verblijfplaats had. Dit gebrek in de dagvaarding leidde tot de conclusie dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde, gezien de omstandigheden, niet op de hoogte kon zijn van de dagvaarding, aangezien de tijd tussen de betekening en de zitting zeer kort was.

Als gevolg van de nietigheid van de dagvaarding werd de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van het correct volgen van de procedurele vereisten bij het indienen van een dagvaarding, vooral in gevallen waar de gedaagde niet bekend is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/450204 / KG ZA 14-408
Vonnis in kort geding van 6 mei 2014
in de zaak van
naamloze vennootschap
WESTLANDUTRECHT BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. T.J.P. Jager,
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 29 april 2014,
  • de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 1 mei 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De inleidende dagvaarding is op 29 april 2014 te 13.33 uur op de in artikel 54 Rv bepaalde wijze betekend met bekendmaking in een landelijk verschijnend avondblad van 30 april 2014. Hiermee is gegeven dat de bij artikel 115 lid 2 Rv voor een gedaagde die geen bekende woon- of verblijfplaats heeft bepaalde dagvaardingstermijn van drie maanden niet in acht is genomen. Weliswaar is, zoals in het hoofd van de dagvaarding is vermeld, aan eiseres verlof verleend tot dagvaarding op verkorte termijn en voldaan aan de daarbij gestelde voorwaarden, maar dat verlof is verleend aan de hand van een concept dagvaarding waarin gedaagde met een woonplaats is vermeld. Daaruit volgt dat het verlof strekt tot verkorting van de normale dagvaardingstermijn van zeven dagen ex artikel 114 Rv en niet tot verkorting van de dagvaardingstermijn van drie maanden ex artikel 115 lid 2 Rv. Laatstbedoeld verlof is niet gevraagd en derhalve ook niet verkregen. Hieraan kan niet af doen dat, zoals eiseres ter zitting heeft toegelicht, gedaagde volgens haar gegevens woonachtig was op het in de concept dagvaarding vermelde adres en eerst bij de door de deurwaarder in het kader van de betekening van de dagvaarding uitgevoerde controle in de Gemeentelijke Basisadministratie is gebleken dat gedaagde was vertrokken van het adres en dat onbekend was waarheen. Waarom het vertrek van gedaagde uit de woning eiseres gelet op de geruime tijd dat hij niet op de aanschrijvingen heeft gereageerd en de betekening die in het kader van de aangezegde executie moet hebben plaatsgevonden eiseres niet eerder bekend was of kon zijn, heeft eiseres niet voldoende duidelijk gemaakt. Ook indien het gegaan is zoals eiseres stelt, had eiseres moeten begrijpen dat het verleende verlof ex artikel 117 Rv – gelet op de daarbij verstrekte informatie – niet strekte tot verkorting van de dagvaardingstermijn van artikel 115 lid 2 Rv en mocht zij er, zonder toestemming van de voorzieningenrechter, niet op vertrouwen dat het wel verleende verlof zonder meer mocht worden gebruikt.
2.2.
Uit het vorenstaande volgt dat de geldende dagvaardingstermijn niet in acht is genomen, zodat aan de dagvaarding een gebrek kleeft dat met nietigheid is bedreigd. Gelet op de uiterst korte termijn tussen de betekening en bekendmaking ex artikel 54 Rv en het tijdstip van de zitting (tussen publicatie in het avondblad en de zitting zitten circa 16 uren) is aannemelijk dat de dagvaarding gedaagde ten gevolge van dat gebrek niet heeft bereikt, zodat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard.
2.3.
Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit kort geding. Aan de zijde van gedaagde worden die kosten begroot op nihil.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
verklaart de dagvaarding nietig,
veroordeelt eiseres in de kosten van het geding aan de zijde van gedaagde tot op heden bepaald op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2014.
2515/2477