In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2014 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen een WOZ-beschikking. Eiseres, gevestigd te Beugen, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van haar onroerende zaak door de heffingsambtenaar van de gemeente Lansingerland. De waarde was vastgesteld op € 595.000,- per waardepeildatum 1 januari 2012. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk omdat zij niet tijdig een schriftelijke machtiging had overgelegd. Eiseres stelde dat de termijn van twee weken die haar was gegeven om de machtiging te verstrekken te kort was.
De rechtbank oordeelde dat de door verweerder geboden hersteltermijn van twee weken niet onredelijk kort was, gezien het feit dat een professionele gemachtigde als eiseres op de hoogte moet zijn van de vereisten voor het indienen van een bezwaarschrift. Eiseres had echter wel tijdig aangegeven dat zij de machtiging niet binnen de gestelde termijn kon overleggen. De rechtbank vond dat verweerder, voordat hij het bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde, had moeten informeren naar de stand van zaken omtrent de machtiging.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de bestreden beslissing van de heffingsambtenaar. De rechtsgevolgen van de bestreden uitspraak konden in stand blijven, omdat eiseres niet tijdig de vereiste machtiging had verstrekt. Verweerder werd veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die op € 730,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken bij het gerechtshof Den Haag.