ECLI:NL:RBROT:2014:3506

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
7 mei 2014
Zaaknummer
C/10/436088 / FT EA 13/2486
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende goede trouw met betrekking tot alimentatieschuld

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 maart 2014 uitspraak gedaan over het verzoek van een alleenstaande man om toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, die een WIA-uitkering ontvangt, had een schuldenlast van € 132.049,79, waarvan een aanzienlijk deel, € 49.538,98, bestond uit alimentatieschuld aan zijn ex-partner voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was met betrekking tot het ontstaan van deze schulden.

De rechtbank wees erop dat de verzoeker sinds 2002 verplicht was om alimentatie te betalen, maar dit verzuimd had. In eerdere procedures had de rechtbank al vastgesteld dat de verzoeker onvoldoende inzicht had gegeven in het ontstaan van zijn schulden en dat hij niet kon aantonen dat hij niet verantwoordelijk was voor de schulden. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker prioriteiten had gelegd bij nieuwe partners in plaats van bij zijn onderhoudsverplichtingen.

De rechtbank merkte op dat, hoewel de verzoeker in 2012 hulp had gezocht bij het oplossen van zijn schulden, dit niet opwoog tegen de verwijtbaarheid van het onbetaald laten van de alimentatieschuld. De rechtbank gaf aan dat, als het positieve gedrag van de verzoeker zich voortzette, een nieuw verzoek om schuldsanering vanaf 18 augustus 2015 kans van slagen zou kunnen hebben. Uiteindelijk werd het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 11 maart 2014
[naam],
[adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 14 oktober 2013 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is, in bijzijn van mevrouw [naam] en de heer [naam], gehoord ter terechtzitting van 5 februari 2014. De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

Verzoeker is alleenstaand. Het inkomen van verzoeker bestaat uit een WIA-uitkering. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring op grond van artikel 285 van de Faillissementswet € 132.049,79.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden, in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is.
Verzoeker is sinds de beschikking van de rechtbank Rotterdam d.d. 23 oktober 2002 verplicht om alimentatie te betalen aan zijn ex-partner ten behoeve van de verzorging en opvoeding van zijn toen minderjarige kinderen. Vaststaat dat verzoeker dit sinds 2002 heeft verzuimd. In de procedure over de nihilstelling heeft de rechtbank Rotterdam in haar beschikking d.d. 27 november 2012, zaak-/rekestnummer [nummer] overwogen dat verzoeker in die procedure volstrekt onvoldoende inzicht heeft gegeven in het ontstaan van de schulden na 202 en de significante toename ervan in de jaren daarna. Volgens de beslissing van de rechtbank van 27 november 2012 kan niet worden vastgesteld dat het de man niet kan worden verweten dat hij schulden heeft gemaakt.
Ook in deze procedure is niet aannemelijk geworden dat de alimentatieschuld te goeder trouw onbetaald is gelaten. Een groot deel van de periode waarin de alimentatieverplichting bestond, heeft verzoeker gewerkt. Pas vanaf 2010 is er sprake van inkomstendaling. Ter terechtzitting heeft verzoeker verklaard dat hij veel geld heeft uitgegeven om aan de wensen van nieuwe partners tegemoet te komen. Verzoeker heeft aldus prioriteiten gelegd bij nieuwe partners, en niet bij het voldoen van de in rechte vastgestelde onderhoudsverplichting. Verzoeker heeft aldus niet aannemelijk gemaakt dat de alimentatieschuld te goeder trouw onbetaald is gelaten. De alimentatieschuld betreft een aanzienlijk deel van de schuldenlast, te weten € 49.538,98 van het totale bedrag van € 132.049,79.
Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden.
De rechtbank merkt overigens nog op dat bij de beoordeling van de goede trouw wordt gekeken naar een periode vijf jaar voorafgaande aan het indienen van het verzoekschrift. Bij verzoeker is er sinds 17 augustus 2010 sprake van een inkomstendaling. Verzoeker heeft in 2012 hulp gezocht en gevonden bij het oplossen van zijn schulden. Dit acht de rechtbank zeer positief. Dit weegt echter nog niet op tegen de verwijtbaarheid ten aanzien van het onbetaald laten van de schulden maar in ieder geval zou, als dit positieve gedrag zich voortzet, een nieuw verzoek vanaf 18 augustus 2015 kans van slagen kunnen hebben.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Lablans, rechter, en in aanwezigheid van N. Roos, griffier in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2014. [1]
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.