ECLI:NL:RBROT:2014:3506
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende goede trouw met betrekking tot alimentatieschuld
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 maart 2014 uitspraak gedaan over het verzoek van een alleenstaande man om toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, die een WIA-uitkering ontvangt, had een schuldenlast van € 132.049,79, waarvan een aanzienlijk deel, € 49.538,98, bestond uit alimentatieschuld aan zijn ex-partner voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was met betrekking tot het ontstaan van deze schulden.
De rechtbank wees erop dat de verzoeker sinds 2002 verplicht was om alimentatie te betalen, maar dit verzuimd had. In eerdere procedures had de rechtbank al vastgesteld dat de verzoeker onvoldoende inzicht had gegeven in het ontstaan van zijn schulden en dat hij niet kon aantonen dat hij niet verantwoordelijk was voor de schulden. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker prioriteiten had gelegd bij nieuwe partners in plaats van bij zijn onderhoudsverplichtingen.
De rechtbank merkte op dat, hoewel de verzoeker in 2012 hulp had gezocht bij het oplossen van zijn schulden, dit niet opwoog tegen de verwijtbaarheid van het onbetaald laten van de alimentatieschuld. De rechtbank gaf aan dat, als het positieve gedrag van de verzoeker zich voortzette, een nieuw verzoek om schuldsanering vanaf 18 augustus 2015 kans van slagen zou kunnen hebben. Uiteindelijk werd het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.