ECLI:NL:RBROT:2014:3805
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Weigering vertaling boeterapporten door Autoriteit Consument & Markt
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen verzoeksters en de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Verzoeksters, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, vroegen ACM om vertaling van boeterapporten en andere stukken in de Engelse taal. ACM weigerde dit verzoek op 6 februari 2014, met als argument dat verzoeksters deel uitmaken van een economische eenheid waarin voldoende Nederlandstalige personen aanwezig zijn. Verzoeksters maakten bezwaar en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 17 april 2014.
De voorzieningenrechter overwoog dat de procedure voor een voorlopige voorziening zich niet leent voor het beantwoorden van principiële rechtsvragen. Hij stelde vast dat de weigering van ACM om tot vertaling over te gaan mogelijk een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar dat artikel 6:3 Awb kan verhinderen dat deze weigering voor bezwaar en beroep vatbaar is. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeksters in enige mate op de hoogte zijn van de beschuldigingen en dat het verzoek om een voorlopige voorziening daarom werd afgewezen. De voorzieningenrechter bevorderde dat een meervoudige kamer het beroep tegen de weigering van ACM op korte termijn zou behandelen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de rechten van betrokkenen in bestuursrechtelijke procedures, vooral in het licht van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De voorzieningenrechter wees erop dat de vragen over het recht op vertaling en de betrokkenheid van rechtspersonen in deze context bij voorkeur in een bodemprocedure behandeld dienen te worden. De beslissing om het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen, werd in het openbaar uitgesproken, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.