ECLI:NL:RBROT:2014:4411

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2014
Publicatiedatum
2 juni 2014
Zaaknummer
AWB-13_06783
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor sociaal cultureel werk voor ouderen door de gemeente Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Thermiek en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De zaak betreft de afwijzing van een subsidieaanvraag door de gemeente voor bekostiging van vrijwilligerswerk in het eerste kwartaal van 2013. De aanvraag was ingediend naar aanleiding van een verzoek van de voormalige deelgemeente om extra inspanningen te leveren om te voorkomen dat vrijwilligers zouden stoppen met hun activiteiten. De rechtbank oordeelt dat de subsidieaanvraag terecht is afgewezen, omdat de kostenposten die door eiseres zijn ingediend uitsluitend betrekking hebben op sociaal cultureel werk voor ouderen, waarvoor de subsidie per 31 december 2011 was beëindigd. Eiseres heeft niet aangetoond dat er concrete toezeggingen zijn gedaan door de portefeuillehouder van de deelgemeente, waardoor bij haar een gerechtvaardigd vertrouwen zou zijn gewekt dat de subsidie zou worden verleend. De rechtbank concludeert dat de gemeente op basis van de geldende regelgeving en het ontbreken van budget voor de gevraagde activiteiten de aanvraag kon weigeren. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 13/6783

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 juni 2014 in de zaak tussen

Stichting Thermiek, te Rotterdam, eiseres,

gemachtigde: [gemachtigde],
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam als rechtsopvolger van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek, verweerder,
gemachtigde: mr. drs. M.A.C. Kooij.

Procesverloop

Bij besluit van 2 mei 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de subsidieaanvraag van eiseres voor bekostiging van vrijwilligerswerk voor het eerste kwartaal van 2013 afgewezen.
Bij besluit van 16 september 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2014. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Per 19 maart 2014 zijn de deelgemeenten van de gemeente Rotterdam opgeheven, als gevolg waarvan de door het dagelijks bestuur van de deelgemeentes genomen besluiten voor rekening en verantwoording van het college van burgemeester en wethouders komen.
2.
Op 15 januari 2013 heeft eiseres een aanvraag voor een incidentele subsidie voor bekostiging vrijwilligersactiviteiten eerste kwartaal 2013 ingediend tot een bedrag van € 15.518,00. Op 22 januari 2013 is eiseres verzocht om de aanvraag aan te vullen. Eiseres heeft haar aanvraag op 28 januari 2013 aangevuld. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat er geen budget beschikbaar is voor de activiteiten. De door eiseres genoemde activiteiten wekken de indruk dat het gaat om sociaal culturele activiteiten voor ouderen en deze subsidie is per 31 december 2011 wegbezuinigd. Eiseres heeft deze activiteiten op eigen initiatief en voor eigen kosten voortgezet in 2012.
3.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder overneming van het advies van de commissie voor de behandeling van de bezwaarschriften van 18 juni 2013, het primaire besluit gehandhaafd. Daartoe is - samengevat - overwogen dat artikel 7, tweede lid, van de Nadere Subsidieregeling Hillegersberg-Schiebroek (de Subsidieregeling) expliciet aangeeft dat een aanvraag geweigerd kan worden als het daarvoor in de begroting opgenomen budget door toekenning overschreden wordt. Nu er voor sociaal culturele activiteiten voor ouderen geen budget is opgenomen in de begroting, is er geen twijfel dat de aanvraag terecht is afgewezen. De tweede grond, dat eiseres over voldoende eigen middelen beschikt, is onvoldoende onderbouwd maar leidt niet tot een andere uitkomst omdat het gebrek aan budget op zich al voldoende grond voor de afwijzing oplevert. Het beroep van eiseres op opgewekt vertrouwen kan niet slagen. Nu enkel is gevraagd te proberen om leegloop van vrijwilligers te voorkomen, is geen concrete toezegging gedaan namens het dagelijks bestuur dat er subsidie zou worden verleend voor het eerste kwartaal van 2013 voor de bekostiging van vrijwilligersactiviteiten. De kosten heeft eiseres niet gemaakt naar aanleiding van de vermeende toezegging, maar betreffen kosten van op eigen initiatief en voor eigen rekening voortgezette sociaal culturele activiteiten na stopzetting van de subsidie daarvoor eind 2011, aldus verweerder.
4.
Eiseres stelt in beroep - samengevat - dat tot de aangeboden ondersteuning en coördinatie van vrijwilligersactiviteiten niet slechts sociaal culturele activiteiten voor ouderen behoren, maar ook activiteiten als de Voedselbank en de Formulierenbrigade. Verder stelt eiseres dat de portefeuillehouder Welzijn van de deelgemeente (hierna: portefeuillehouder) in het bestuurlijk overleg heeft gevraagd om de continuïteit met betrekking tot de vrijwilligers te waarborgen. De portefeuillehouder kon zich vinden in de mededeling van eiseres dat kosten die gepaard zouden gaan met het waarborgen van de continuïteit bij verweerder in rekening zouden worden gebracht. Er was volgens eiseres dus een gerechtvaardigd vertrouwen dat die kosten zouden worden vergoed door middel van subsidieverstrekking. Eiseres heeft er verder nog op gewezen dat het primaire besluit eerst is genomen nadat eiseres de aanvullende activiteiten ten aanzien van de vrijwilligers had beëindigd.
5.1
Op grond van artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verstrekt een bestuursorgaan slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.
In artikel 4:25, tweede lid, van de Awb is bepaald dat een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
5.2
Artikel 7, tweede lid, van de Subsidieregeling bepaalt dat de subsidie eveneens kan worden geweigerd als het daarvoor in de begroting opgenomen budget door toekenning van de subsidie wordt overschreden.
6.
Door verweerder is ter zitting bevestigd dat een van de weigeringsgronden in het primaire besluit, namelijk dat eiseres over voldoende eigen middelen beschikte om de activiteiten te financieren, in het bestreden besluit niet langer is gehandhaafd, zodat de grieven van eiseres op dit punt geen verdere bespreking behoeven.
7.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat de subsidieaanvraag is gedaan naar aanleiding van een verzoek van de zijde van de voormalige deelgemeente om extra inspanningen te leveren om te voorkomen dat vrijwilligers zouden stoppen met hun activiteiten als gevolg van de beëindiging van de activiteiten van eiseres in de deelgemeente. Eiseres heeft, zo is ter zitting gebleken, hierin aanleiding gezien om een medewerkster, voor wie ontslag was aangezegd, gedurende drie maanden extra in dienst te houden. Aan de orde is de vraag of verweerder gehouden was om de subsidieaanvraag van eiseres toe te wijzen. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
8.
Verweerder heeft naar aanleiding van de ingediende aanvraag eiseres verzocht om de aanvraag aan te vullen met de begroting voor de activiteiten, alsmede een inhoudelijk werkplan met een gedetailleerde omschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie is aangevraagd. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit de door eiseres ingediende aanvulling van de aanvraag blijkt dat de genoemde kostenposten uitsluitend zien op sociaal cultureel werk voor ouderen. Door eiseres is niet bestreden dat de subsidie voor sociaal cultureel werk voor ouderen al per 31 december 2011 is beëindigd. Gelet hierop heeft verweerder op grond van artikel 7, tweede lid, van de Subsidieregeling de gevraagde subsidie kunnen weigeren. Eiseres heeft eerst in bezwaar gesteld dat ook de vrijwilligers van de Voedselbank en de Formulierenbrigade door eiseres zijn ondersteund. Nu dit evenwel niet in de aanvraag van de subsidie en evenmin in de aanvulling van de aanvraag is vermeld, heeft verweerder deze kostenposten niet bij de besluitvorming hoeven te betrekken. Overigens is ter zitting gebleken dat de vrijwilligers van de Voedselbank feitelijk zelfstandig opereren, terwijl de Formulierenbrigade wordt ondersteund vanuit het maatschappelijk werk. Het door medewerkers van eiseres verrichtte maatschappelijk werk werd door verweerder gefinancierd met een aparte subsidie.
9.
Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de portefeuillehouder concrete toezeggingen heeft gedaan met betrekking tot de subsidieverlening als gevolg waarvan bij eiseres een gerechtvaardigd gewekt vertrouwen bestond dat de subsidie zou worden verleend. Het enkele feit dat de portefeuillehouder heeft verzocht om extra inspanningen te verrichten om de vrijwilligers te behouden is daartoe onvoldoende. Hetzelfde geldt voor het feit dat eiseres in het begeleidend schrijven bij haar aanvraag verwijst naar een afspraak daarover, te meer nu de portefeuillehouder een dergelijke afspraak ontkent.
10.
Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat de trage besluitvorming door verweerder ongelukkig te noemen is. Die enkele constatering kan echter niet tot de conclusie leiden dat in dit geval de subsidie wel had moeten worden toegekend.
11.
Het beroep van eiseres moet daarom ongegrond worden verklaard.
12.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzitter, en mr. A.I. van Strien en
mr. S. Euwema, leden, in aanwezigheid van J. van Mazijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.