ECLI:NL:RBROT:2014:4438

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2014
Publicatiedatum
2 juni 2014
Zaaknummer
C/10/447631 / FT EA 14/771
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsanering wegens onvoldoende goede trouw en inkomstendaling door pre-pensioen

In deze zaak heeft verzoeker, samen met zijn echtgenote, op 24 maart 2014 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 22 mei 2014 is verzoeker gehoord. De rechtbank heeft op 2 juni 2014 uitspraak gedaan. Verzoeker is gehuwd in gemeenschap van goederen en zijn inkomen bestaat uit een AOW-uitkering en aanvullend pensioen. De totale schuldenlast bedraagt € 226.723,41.

De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot schuldsanering alleen kan worden toegewezen als verzoeker in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden. De rechtbank concludeert dat dit in dit geval niet aannemelijk is. De financiële problemen zijn ontstaan door de keuze van verzoeker om in 2008 pre-pensioen aan te vragen, wat leidde tot een daling van zijn inkomen. Verzoeker heeft erkend dat hij deze keuze vrijwillig heeft gemaakt en niet onder druk van zijn werkgever stond.

Bovendien heeft verzoeker samen met zijn echtgenote in 2004 een huis gekocht en een hypothecaire lening afgesloten, terwijl hij zich bewust was van de risico's van lagere inkomsten door de reorganisatie van zijn werkgever. De rechtbank rekent dit verzoeker en zijn echtgenote aan, waardoor de schulden niet te goeder trouw zijn ontstaan. Er zijn geen feiten of omstandigheden die, ondanks het ontbreken van goede trouw, toelating tot de schuldsanering rechtvaardigen. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.

De rechtbank heeft het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J. Roos-van Toor en openbaar uitgesproken op 2 juni 2014. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
nummer verklaring: [nummer]
uitspraakdatum: 2 juni 2014
[naam],
[adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft samen met zijn echtgenote, mevrouw [naam], (rekestnummer: [nummer]) op 24 maart 2014 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is, in bijzijn van zijn echtgenote, gehoord ter terechtzitting van 22 mei 2014. De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

Verzoeker is in gemeenschap van goederen gehuwd. Het inkomen van verzoeker bestaat uit een AOW-uitkering met aanvullend pensioen. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring op grond van artikel 285 van de Faillissementswet € 226.723,41.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden, in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is.
De rechtbank stelt vast dat de financiële problemen van verzoeker en zijn echtgenote zijn ontstaan als gevolg van het pre-pensioen van verzoeker in 2008 en de daarmee samenhangende daling van het inkomen. Verzoeker heeft erkend vrijwillig daarvoor te hebben gekozen en daartoe niet verplicht te zijn door de werkgever bij wie hij ruim 35 jaar in dienst was. De rechtbank is van oordeel dat verzoeker deze keuze te lichtvaardig heeft genomen, te meer in het licht van het feit dat verzoeker en zijn echtgenote in 2004 op grote afstand van het werk van verzoeker een huis hebben gekocht en een hypothecaire lening zijn aangegaan in de onjuist gebleken veronderstelling dat verzoeker bij een reorganisatie zijn baan zou verliezen. Het bewust aanvaarden van het risico van lagere inkomsten en de aankoop van het huis door verzoeker en zijn echtgenote zonder zekerheid dat reorganisatie consequenties had voor verzoeker rekent de rechtbank zowel verzoeker als zijn echtgenote aan. De schulden, althans een belangrijk deel daarvan, zijn mitsdien niet te goeder trouw ontstaan.
Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden. Daartoe is niet voldoende dat verzoeker gerekend had op aanvullende inkomsten die hij hoopte te verwerven door werkzaamheden te verrichten als brandwacht, nu hij voor een periode van 30 maanden als gevolg van voor zijn rekening en risico komende omstandigheden niet beschikbaar was voor arbeid.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van N. Roos, griffier in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2014. [1]