ECLI:NL:RBROT:2014:4438
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schuldsanering wegens onvoldoende goede trouw en inkomstendaling door pre-pensioen
In deze zaak heeft verzoeker, samen met zijn echtgenote, op 24 maart 2014 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 22 mei 2014 is verzoeker gehoord. De rechtbank heeft op 2 juni 2014 uitspraak gedaan. Verzoeker is gehuwd in gemeenschap van goederen en zijn inkomen bestaat uit een AOW-uitkering en aanvullend pensioen. De totale schuldenlast bedraagt € 226.723,41.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot schuldsanering alleen kan worden toegewezen als verzoeker in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden. De rechtbank concludeert dat dit in dit geval niet aannemelijk is. De financiële problemen zijn ontstaan door de keuze van verzoeker om in 2008 pre-pensioen aan te vragen, wat leidde tot een daling van zijn inkomen. Verzoeker heeft erkend dat hij deze keuze vrijwillig heeft gemaakt en niet onder druk van zijn werkgever stond.
Bovendien heeft verzoeker samen met zijn echtgenote in 2004 een huis gekocht en een hypothecaire lening afgesloten, terwijl hij zich bewust was van de risico's van lagere inkomsten door de reorganisatie van zijn werkgever. De rechtbank rekent dit verzoeker en zijn echtgenote aan, waardoor de schulden niet te goeder trouw zijn ontstaan. Er zijn geen feiten of omstandigheden die, ondanks het ontbreken van goede trouw, toelating tot de schuldsanering rechtvaardigen. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
De rechtbank heeft het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J. Roos-van Toor en openbaar uitgesproken op 2 juni 2014. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.