In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een kort geding aangespannen tegen AIG Europe Limited. De eisers vorderen nakoming van de verplichtingen onder een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering en betaling van de kosten van hun verweer in een aansprakelijkheidsprocedure. De achtergrond van de zaak betreft het faillissement van [bedrijf 1], waarbij de eisers als bestuurders zijn aangesproken op hun verantwoordelijkheden. De eisers stellen dat AIG hen dekking moet bieden voor de kosten die zij hebben gemaakt in verband met hun verdediging in de aansprakelijkheidsprocedure, alsook de kosten van het onderzoek dat door de Ondernemingskamer is bevolen. AIG heeft echter geweigerd om dekking te bieden, wat heeft geleid tot deze procedure.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van eisers afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is vastgesteld. De rechter oordeelt dat de eisers niet voldoende hebben aangetoond dat zij in een financiële noodsituatie verkeren die hen belemmert om hun verweer te voeren. Bovendien is er twijfel gerezen over de financiële situatie van de eisers, gezien hun eerdere vermogenspositie en huidige woonomstandigheden. De rechter heeft geconcludeerd dat de eisers niet in staat zijn geweest om hun stellingen met concrete bewijsstukken te onderbouwen. Hierdoor is de vordering afgewezen en zijn de eisers veroordeeld in de proceskosten van AIG.
De uitspraak is gedaan op 19 juni 2014 door mr. P. de Bruin, waarbij de kosten aan de zijde van AIG zijn begroot op € 1.424,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.