Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
STICHTING WOONBRON,
1.Het procesverloop
2.De vaststaande feiten
3.De vordering
4.De beoordeling van het geschil
€ 1.158,- +(2 punten à tarief III à € 579,-)
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vorderde de woningcorporatie Woonbron van gedaagde betaling van een boete wegens overtreding van de bepalingen van Maatschappelijk Gebonden Eigendom (MGE). De rechtbank Rotterdam oordeelde dat gedaagde, ondanks eerdere goedkeuring van Woonbron, niet als hoofdbewoner van de woningen aan de [adres] en [adres 2] kon worden aangemerkt. Gedaagde had sinds juli 2012 feitelijk niet in de woningen verbleven, wat in strijd was met artikel 2 van de MGE-bepalingen. Woonbron had gedaagde in januari 2013 al in gebreke gesteld, maar de situatie was niet veranderd. De rechtbank oordeelde dat gedaagde de boete van 200% van de MGE-waarde verschuldigd was, maar matigde deze tot 100% van de MGE-waarde, omdat Woonbron zelf in strijd met het MGE-beleid had gehandeld door gedaagde twee appartementen te verkopen. De rechtbank veroordeelde gedaagde tot betaling van € 36.426,- aan Woonbron, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 2 juli 2014.