ECLI:NL:RBROT:2014:5314

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
C/10/427618 / HA ZA 13-675
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van levensverzekeringsovereenkomst wegens dwaling en informatieplicht

In deze zaak vorderde eiser, [eiser], de vernietiging van een levensverzekeringsovereenkomst met nummer 6193584, afgesloten bij de Zwolsche Algemeene Levensverzekering N.V., thans Allianz Nederland Levensverzekering N.V. Eiser stelde dat hij de overeenkomst had vernietigd wegens dwaling, omdat hij niet correct was geïnformeerd over de kenmerken van de verzekering. De verzekering betrof een Hypotheek Rendement Plan, dat een gegarandeerd kapitaal bij overlijden en een winstdeling beloofde. Eiser was van mening dat hij erop had vertrouwd dat hij aan het eind van de looptijd van de verzekering een uitkering zou ontvangen die gelijk was aan het geleende bedrag van €120.000,00, terwijl de polis slechts een verzekerd bedrag van €72.000,00 vermeldde.

De rechtbank oordeelde dat de Zwolsche Algemeene niet tekort was geschoten in haar informatieplicht. Eiser had de informatie over de verzekering ontvangen via zijn assurantieadviseur, en de rechtbank concludeerde dat de assurantieadviseur niet de juiste informatie had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de assurantieadviseur niet als vertegenwoordiger van de verzekeraar kon worden beschouwd en dat de Zwolsche Algemeene niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de informatie die door de assurantieadviseur was gegeven. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de rol van assurantieadviseurs in het verstrekken van informatie aan cliënten en de verantwoordelijkheden van verzekeraars in het kader van informatievoorziening. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van dwaling en dat de algemene voorwaarden van de verzekering correct waren toegepast.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/427618 / HA ZA 13-675
Vonnis van 11 juni 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. R.H.J.M. Silvertand,
tegen
de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND LEVENSVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. B.M.M. van der Goes.
Partijen zullen hierna [eiser] en Allianz genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 oktober 2013 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de akten inbreng producties waarmee [eiser] de producties 20 tot en met 32 heeft overgelegd;
  • de akte vermeerdering en vermindering van eis van 27 januari 2014;
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 januari 2014;
  • de akte uitlating vermeerdering en vermindering eis, akte uitlating producties zijdens Allianz en tevens akte verstrekking actuarieel overzicht;
  • de antwoordakte van [eiser].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Allianz is de rechtsopvolger van de Zwolsche Algemeene Levensverzekering N.V. (hierna: de Zwolsche Algemeene).
2.2.
In 1987 heeft [eiser] als verzekeringnemer en verzekerde bij de Zwolsche Algemeene een 'Hypotheek Rendement Plan' afgesloten. Dit betreft een garantieverzekering met winstdeling.
2.3.
Het aanvraagformulier van 22 september 1987 vermeldt de volgende bijzonderheden: een verzekerd bedrag van
f72.000,00, een duur van 26 jaar, tot 1 december 2013, premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid inbegrepen, grootte leensom
f120.000,00, premiebetaling per half jaar, cessie van de polis aan hypotheeknemer de Nederlandsche Middenstandsbank N.V. (NMB), begunstiging in de volgorde weduwe/weduwnaar van de verzekerde, kinderen van de verzekerde, wettige erfgenamen van de verzekerde. Het aanvraagformulier is medeondertekend door de assurantieadviseur van [eiser], [persoon 1] te [plaats].
2.4.
Een brief van 1 oktober 1987 van de Zwolsche Algemeene aan [eiser] vermeldt dat de Zwolsche Algemeene als gevolmachtigde van NMB een hypothecaire geldlening kan aanbieden aan [eiser]. De brief vermeldt - voor zover van belang - de volgende bijzonderheden: bedrag van de geldlening:
f120.000,00, rente 7% per jaar, periodieke aflossing: nihil, gemeentegarantie voor
f120.000,00, onderpand: woonhuis met erf en ondergrond, staande en gelegen [adres]. Voorts vermeldt de brief:
'Tot meerdere zekerheid wordt op het leven van [eiser] een Hypotheek Rendement Plan meeverbonden ter grootte van
f72.000,00 (bij overlijden
f120.000,00) met een duur van 26 jaar. De premie voor deze verzekering bedraagt
f2.749,00 per jaar - (…) -, inclusief het recht op premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, onder voorbehoud van een gunstig medisch advies en uitgaande van een leeftijd van 44 jaar.
De voor de gemeentegarantie op te geven bruto spaarpremie bedraagt
f1.695,00.'
2.5.
In voormeld citaat is het premiebedrag van
f2.749,00 per jaar doorgehaald en is in de kantlijn door [persoon 1] bijgeschreven:
'Uw opgave d.d. 25/9/'87
f2.466,00 ivm lopend HRP Polisnr. 6128199'
2.6.
Een opgave van de Zwolsche Algemeene van 19 oktober 1987 vermeldt - voor zover van belang - het volgende:
'Hypotheek Rendement Plan
Onder nummer 0
Kapitaal bij overlijden
f120.000,00
AFKOOPWAARDE
Deze afkoopwaarde is uitsluitend ten behoeve van de gemeentegarantie vastgesteld.
De waarde bedraagt per polisverjaardag op:
verstreken looptijd afkoopwaarde
1
f1.286,00
2
f2.687,00
(…) (…)
25
f108.912,00
26
f120.000,00
BRUTOSPAARPREMIE:
f1.695,00'
2.7.
Op 16 december 1987 heeft de Zwolsche Algemeene onder polisnummer 6193584 de polis ter zake van het Hypotheek Rendement Plan afgegeven. De in deze procedure overgelegde polis vermeldt in afwijking van de aanvraag een garantiekapitaal bij in leven zijn van de verzekerde op 1 december 2013 van
f84.000,00 (in plaats van het aangevraagde bedrag van
f72.000,00). Met betrekking tot de winstdeling vermeldt de polis:
'Indien de som van de betaalde spaarpremies met bijgeschreven rente hoger is dan het garantiekapitaal, wordt dit hogere bedrag uitgekeerd.'
2.8.
Onder artikel 1 van de op de verzekeringsovereenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden VR 8708 is de in voorgaand citaat genoemde spaarpremie als volgt gedefinieerd:
'De premie voor deze verzekeringsvorm onder verrekening van kosten en risicopremies.'
2.9.
Noch de polis, noch de algemene voorwaarden vermelden wat de hoogte is van de met de premie te verrekenen kosten en risicopremies.
2.10.
Artikel 10 van de algemene voorwaarden omschrijft op welke wijze de rentevoet wordt vastgesteld. Voorts vermeldt artikel 10 dat de rentevoet gelijk is aan het op de in artikel 10 omschreven wijze bepaalde rendement verminderd met 0,5, waarbij de rentevoet minimaal 4% bedraagt. De volledige tekst van artikel 10 luidt als volgt:
'Rentevoet
De rentevoet, uitgedrukt in een percentage, wordt op iedere eerste van de maand door de Zwolsche Algemeene vastgesteld en zal gelden voor de volgende maand. Berekening geschiedt aan de hand van het gemiddelde effectieve rendement van een pakket obligatieleningen, ter keuze van de Zwolsche Algemeene samengesteld als hierna omschreven, in een periode van 3 maanden voor de betredende maand, gemeten op basis van de beurskoersen per de eerste en de derde donderdag van de maand.
De rentevoet is gelijk aan het aldus bepaalde rendement verminderd met 0,5. De rentevoet bedraagt minimaal 4.
Het pakket obligatieleningen bevat steeds 10 leningen, waarvan 5 uitgegeven door (semi-)overheidsfinancieringsinstellingen, met tenminste 3 leningen van de Bank voor Nederlandse Gemeenten. De overige 5 leningen zijn uitgegeven door private financieringsinstellingen, waaronder tenminste 2 grote Handelsbanken en 1 grote Hypotheekbank.
De leningen, die in het pakket zijn opgenomen, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
1. opgenomen in de Rubriek "fondsen met doorlopende notering” van de Officiële Prijscourant van de Vereniging voor de Effectenhandel te Amsterdam;
2. een gemiddelde resterende looptijd van tenminste 4 jaar, doch niet meer dan 6 jaar;
3. niet boven 105% genoteerd.
Indien de vaststelling van de rentevoet niet of niet meer geheel kan plaatsvinden op bovengenoemde basis, zal de Raad van Commissarissen van de Zwolsche Algemeene een besluit nemen ter vaststelling van andere maatstaven, die zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met die welke hierboven omschreven zijn, zulks ter beoordeling van genoemde Raad.'
2.11.
Artikel 11 van de algemene voorwaarden omschrijft op welke wijze rentebijschrijving over de spaarpremies plaatsvindt. De volledige tekst van artikel 11 luidt als volgt:
'Rentebijschrijving
Rentebijschrijving over de spaarpremies vindt plaats volgens beleggingen op basis van het schema van tienjarige gelijkmatige aflosbare leningen.
Op de ingangsdatum en vervolgens op iedere hoofdpremievervaldatum vangt een belegging aan, tegen de dan geldende rentevoet.
Een belegging bestaat uit de spaarpremie die over de komende twaalf maanden verschuldigd is, vermeerderd met de aflossingen en renten uit de lopende beleggingen. Indien de periode tussen een hoofdpremievervaldatum en de einddatum van de verzekering vijf jaar of korter is, geschiedt belegging volgens het schema van een op de einddatum ineens aflosbare lening, tegen een dienovereenkomstig aangepaste rentevoet.
Indien de verzekering eindigt en er een uitkering volgt, wordt de rente bijgeschreven tot de datum waarop de verzekering eindigt.'
2.12.
In een brief van december 2010 heeft Allianz [eiser] als volgt geïnformeerd over de overrentewinstdeling:
'Overrentewinstdeling wat is dat?
U heeft een levensverzekering waarbij de verzekeraar op de einddatum van de verzekering een vooraf vastgestelde uitkering garandeert. Dit is het verzekerde kapitaal. Om deze uitkering te kunnen doen zal deze verzekeraar een deel van uw premie op de kapitaal- en geldmarkt beleggen.
De premie is zo berekend dat, als deze belegging precies een jaarlijks rendement van 4% oplevert, de verzekeraar u het verzekerde kapitaal kan uitkeren. Een ander deel van de premie is bestemd voor het doen van de uitkering, als u overlijdt voor de einddatum van de verzekering. De rest van de premie is een vergoeding voor de kosten die een verzekeraar maakt.
De verzekering maakt deel uit van een portefeuille van vergelijkbare verzekeringen. Per jaar bepaalt de verzekeraar of op deze portefeuille voor alle verzekeringen tezamen het beleggingsresultaat hoger is geweest dan het gegarandeerde rendement van 4% per jaar, waarmee de verzekeraar rekening heeft gehouden bij de vaststelling van de premie voor uw verzekering, plus een marge van 0,5%. Dit noemen wij de overrente.
Overrentewinstdeling houdt in dat u een aandeel krijgt in deze overrente als ook de resultaten van de verzekering naar het oordeel van de directie winstdeling toelaat.
Hoe werkt de overrentewinstdeling?
Heeft u in een jaar recht op een aandeel in de overrente dan wordt het verzekerde kapitaal verhoogd. U ontvangt dan op de einddatum een hogere gegarandeerde uitkering. (…)'
2.13.
In een brief van 8 maart 2011 heeft [eiser] Allianz als volgt bericht:
'In 1983 sloten we bij de Zwolsche Algemene het Hypotheek Rendement Plan waarbij een eerdere hypotheek op annuïteitenbasis om fiscale redenen werd omgezet in een hypotheek op levensverzekeringsbasis. De looptijd van dit Hypotheek Rendement Plan bedraagt 30 jaar. In 1987 kochten we de huidige woning in [woonplaats], waarbij we een hypotheek afsloten van ƒ 120.000 (€ 54.454). Het eerder afgesloten Hypotheek Rendement Plan werd toen voortgezet, (bijlagen 1 t/m 7).
De verzekeringstussenpersoon adviseerde destijds het Hypotheek Rendement Plan van de Zwolsche Algemene, omdat we daarmee aan het eind van de looptijd zonder meer konden rekenen op een bedrag van 100% van het geleende bedrag. Ons werd verteld dat men bij de Zwolsche Algemene uitging van volkomen realistische en uiterst voorzichtige inschattingen. Als gevolg daarvan zouden we bij normale tot iets gunstiger economische omstandigheden aan het einde van de looptijd dan ook vrij zeker 110 a 120 % van het geleende hypotheekbedrag ontvangen.
Wij wilden echter niet afgaan op louter mondelinge toezeggingen. Van de Zwolsche Algemene kregen we toen een lijst met afkoopsommen (bijlage 3) waaruit bleek dat de Zwolsche Algemene wel degelijk die toezegging minimaal gestand zou doen. De tussenpersoon ging uit van minimaal 100 % van het geleende bedrag aan het eind van de looptijd, de Zwolsche Algemene ging aanzienlijk verder, want uit de lijst afkoopsommen bleek dat een bedrag ter grootte van 100 % van het geleende bedrag niet na 30 jaar, maar reeds na 26 jaar zou worden bereikt.
Omstreeks 1995 vroegen we de Zwolsche Algemene ons mede te delen hoe hoog het afkoopbedrag zou zijn als we de polis op dat moment zouden willen beëindigen. We kregen toen als antwoord een bedrag dat correspondeerde met de eerder verstrekte lijst afkoopsommen, die opnieuw werd bijgevoegd.
In de brief van Allianz van 24-02-2011 (bijlage 10 en 11) blijkt dat wordt uitgegaan van een polis met een looptijd van 26 jaar. In de polis van 1-12-1987 staat echter dat deze polis een voortzetting is van de verzekering onder polisnummer 6128199 en dat de waarde van die verzekering in deze polis is opgenomen. Daar blijkt uit dat het overzicht met de afkoopsommen als begindatum 1-12-1983 heeft. Zou de lijst afkoopsommen als startdatum 1-12-1987 hebben, dan zou de afkoopsom na een verstreken looptijd van een jaar aanzienlijk hoger moeten zijn. Dat is niet het geval. De waarde van de eerdere polis vinden we niet terug in het overzicht van afkoopsommen. Dat betekent dat die lijst als startdatum 1983 heeft.
Naar aanleiding van een zogenaamde winstdelingsbrief van Allianz (bijlagen 8 en 9) vroeg ik nadere inlichtingen omtrent de wijze waarop de spaarpremies in de afgelopen jaren waren belegd en een overzicht van de winstbijschrijvingen die in de afgelopen jaren hadden plaatsgevonden. (bijlage 12)
In een e-mail van 3-2-2011 vroeg ik tevens nadere informatie. (bijlage 13)
Bij brief van 24-02-2011 reageerde Allianz. In deze brief ontbreekt het gevraagde overzicht van winstbijschrijvingen en de antwoorden op door mij gestelde vragen. De waardeontwikkeling wordt niet toegelicht en blijkt zelfs onder het garantiekapitaal uit te komen. De lijst afkoopsommen blijkt geen rol meer te spelen. Wij hebben altijd vertrouwd op de deskundigheid en betrouwbaarheid van de Zwolsche Algemene. We kunnen ons ook niet goed voorstellen dat de Zwolsche Algemene ons destijds onjuist heeft voorgelicht.
Uiteraard ligt het voor de hand dat de economische crisis ervoor heeft gezorgd dat de afgelopen 2 jaar de waardeontwikkeling achter is gebleven bij de verwachtingen, maar de waardeontwikkeling in de jaren daarvoor was zodanig (de kranten stonden er bol van) dat bij het bereiken van een looptijd van het Hypotheek Rendement Plan van 26 jaar (twee jaar geleden) meer dan het geprognosticeerde bedrag zal zijn gerealiseerd.
Indien de bepalingen van het Hypotheek Rendement Plan zijn nageleefd op een wijze die de opstellers van de lijst afkoopsommen voor ogen stond, zal dat zijn gedocumenteerd, zodat over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de polisvoorwaarden verantwoording afgelegd kan worden.
Indien onderzoek dienaangaande tot de conclusie zou moeten leiden dat door de Zwolsche Algemene met betrekking tot de voorlichting aan ons en/of de wijze van beleggen van de spaarpremies grove fouten zijn gemaakt, dan kan ons inziens met worden aanvaard dat Allianz als rechtsopvolger van de Zwolsche Algemene de gevolgen van die fouten voor rekening en risico laat van de klant, m.a.w. afwentelt op ons.
Uw antwoord zie ik met spanning tegemoet.'
2.14.
Bij brief van 11 maart 2011 heeft Allianz als volgt gereageerd:
'Wij hebben uw brief van 8 maart in goede orde ontvangen. Graag willen wij u onderstaand antwoord geven op de door u gestelde vragen.
Voortraject
In uw brief refereert u naar uitspraken die gedaan zijn door uw assurantieadviseur in 1983. Inhoudelijk kunnen wij hier vanzelfsprekend niet op in gaan, aangezien wij hierbij niet aanwezig zijn geweest. Zoals echter ook gememoreerd in onze brief van 24 februari betreft het een rente gerelateerd product. Dit houdt in dat de uiteindelijke eindwaarde bepaald zal worden door de renteontwikkeling van ingangsdatum tot einddatum.
Via onderstaande rentetabel willen wij u de renteontwikkeling voor uw polis vanaf de ingangsdatum presenteren:
Jaartal
Bruto
rente
Jaartal
Bruto
rente
Jaartal
Bruto
rente
1987
6,32
1996
4,82
2005
4
1988
6,09
1997
4,37
2006
4
1989
6,96
1998
4
2007
4
1990
8,69
1999
4
2008
4
1991
8,64
2000
5,08
2009
4
1992
?
2001
4,36
2010
4
1993
5,62
2002
4,34
1994
6,38
2003
4,03
1995
5,28
2004
4
Zoals wij helaas met u moeten constateren is de renteontwikkeling vooral de laatste 10 jaar sterk achtergebleven bij de renten in de jaren tachtig.
Eerdere correspondentie
Eén van de bijlagen die u heeft meegestuurd, betreft een afkoopwaardetabel die ten behoeve van hypothecaire verstrekkingen met gemeente garantie afgegeven diende te worden. Redactioneel maken wij daar ook expliciet melding van. Deze tabel gaat uit van een gelijkblijvende rente gedurende de gehele looptijd die aanzienlijk hoger ligt dan de daadwerkelijke rentevergoedingen die hebben kunnen plaatsvinden.
Ook refereert u naar een eerder opgave van de waarde. Research in ons dossier leert ons dat wij u in 1998 een opgave van de toenmalige waarde hebben doen toekomen (zie bijlage). Deze bedroeg per 01-05-1998 NLG 24.867. Afgezet tegen de tabel ten behoeve van de gemeentegarantie kwam deze inderdaad nog overeen. Maar vooral de rente van de laatste 10 jaar genereert normaliter het hoogste rendement, aangezien de opgebouwde waarde dan vanzelfsprekend [hoger - toevoeging rb] is dan in de beginjaren. Dit heeft er helaas toe geleid dat voor uw verzekering op de einddatum waarschijnlijk niet meer uitgekeerd zal kunnen worden dan de op het polisblad vermelde garantiekapitaal.
Dit garantiekapitaal is overigens niet het garantiekapitaal wat bij uw verzekering hoorde. Zoals blijkt uit de ING Bank offerte en het aanvraagformulier, had het garantiekapitaal op uw verzekering, conform polis 6128199, NLG 72.000 moeten bedragen. Door een niet-correcte polisprint (20-01-1988) is echter abusievelijk een garantie van NLG 84.000 op het polisblad komen te staan. Deze omissie heeft tot gevolg dat we deze garantie wel gestand houden, maar dat er helaas geen sprake kan zijn van verdere winstbijschrijving.
Het spijt ons u in deze niet beter te kunnen berichten.'
2.15.
Allianz heeft het op de polis vermelde garantiekapitaal van
f84.000,00 per einde van de looptijd van de verzekering uitgekeerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - na vermeerdering en vermindering van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. te verklaren voor recht dat [eiser] de overeenkomst van levensverzekering met nummer 6193584 terecht buitengerechtelijk heeft vernietigd wegens dwaling;
2. Allianz te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag ad € 2.950,80, 15 termijnen van € 1.140,80, en 10 termijnen ad € 1.109,95, te vermeerderen met de wettelijke rente, steeds vanaf de datum van betaling van die termijnen tot aan de dag der algehele voldoening te verminderen met de deelbetaling ad € 38.188,00 per 1 december 2013;
subsidiair
1. de algemene voorwaarden VR 8708 te vernietigen wegens schending van de informatieplicht van art 6:234 BW, althans artikel 10 van de algemene voorwaarden VR 8708 te vernietigen omdat dit beding onredelijk bezwarend is;
2. Allianz te veroordelen tot betaling per 1 december 2013 van een bedrag ad € 71.835,00, althans € 67.274,20, althans een bedrag ad € 60.696,16, althans enig ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, te verminderen met de deelbetaling ad € 38.188,00 per 1 december 2013.
primair en subsidiair
met veroordeling van Allianz in de kosten van dit geding.
3.2.
Allianz voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eiser] in de kosten van het geding inclusief nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tegen de wijziging van eis is geen bezwaar gemaakt. Ook ambtshalve acht de rechtbank de wijziging van eis niet in strijd met eisen van een goede procesorde. Derhalve zal recht worden gedaan op de gewijzigde eis, zoals hiervoor onder 3.1 weergegeven.
4.2.
[eiser] grondt zijn vorderingen op dwaling, op vernietiging van artikel 10 van de algemene voorwaarden, op een tekortschieten van Allianz in een tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst van opdracht en op onrechtmatige daad. Daartoe stelt hij - kort weergegeven - het volgende.
Allianz (dat wil zeggen: haar rechtsvoorganger de Zwolsche Algemeene) heeft [eiser] niet tijdig informatie verschaft over de wezenlijke kenmerken van de verzekeringsovereenkomst. Zij heeft [eiser] in de waan gelaten dat hij er bij een gegarandeerde rente van 4% op kon vertrouwen dat hij de lening van
f120.000,00 in 2013 kon aflossen. Allianz heeft [eiser] er ten onrechte nooit over geïnformeerd dat het door [eiser] gespaarde bedrag niet
f2.446,00 per jaar bedroeg, maar in werkelijkheid minder dan de helft. Voor het juist inschatten van de risico's en het nemen van een goed geïnformeerd besluit was die informatie onontbeerlijk. Indien [eiser] over die informatie had beschikt, zou hij de overeenkomst niet zijn aangegaan. [eiser] heeft de overeenkomst op die grond (dwaling) vernietigd. Hij maakt aanspraak op restitutie van de premie, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data van betaling.
De algemene voorwaarden zijn vóór het bereiken van wilsovereenstemming nimmer van toepassing verklaard en daarom vernietigbaar.
Voor het geval de algemene voorwaarden wel van toepassing zijn, dient artikel 10 van de algemene voorwaarden te worden vernietigd omdat het daarin opgenomen beding onredelijk bezwarend is. Uit artikel 10 van de algemene voorwaarden volgt dat Allianz zelf bevoegd is de rentevoet vast te stellen op basis van door haarzelf te kiezen obligatieleningen. Op die wijze heeft Allianz een middel om eenzijdig de prijs van de verzekering te verhogen. Dit is in strijd met artikel 6:236 sub i BW. Het betreft bovendien een oneerlijk bezwarend beding in de zin van de richtlijn 93/13 EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
Ten aanzien van de hypothecaire geldlening heeft Allianz [eiser] geadviseerd als gevolmachtigde van NMB. Allianz is daarbij tekort geschoten in de overeenkomst van opdracht. Zij heeft in strijd met artikel 7:401 BW niet de zorg jegens [eiser] betracht die van haar verwacht had mogen worden.
Ten aanzien van het doen en nalaten van Allianz in het kader van het aanbieden van het Hypotheek Rendement Plan en de hypotheek is Allianz tekort geschoten in de nakoming van de precontractuele zorgplicht. Allianz heeft daarmee jegens [eiser] een onrechtmatige daad gepleegd.
Dwaling
4.3.
De tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst is niet vernietigbaar op grond van dwaling. De rechtbank grondt dit oordeel op de volgende overwegingen.
4.4.
[eiser] stelt dat hij erop heeft vertrouwd dat hij aan het eind van de looptijd van de verzekeringsovereenkomst zonder meer kon rekenen op een uitkering ter hoogte van 100% van het door hem geleende bedrag van
f120.000,00 en waarschijnlijk zelfs op 110 à 120%. Dat vertrouwen heeft [eiser] volgens zijn stellingen ontleend aan inlichtingen die aan hem werden verstrekt door zijn assurantieadviseur.
4.5.
Tijdens de comparitie van partijen heeft de rechtbank vastgesteld dat [eiser] zich er zeer wel van bewust was dat op advies van zijn assurantieadviseur door hem een aanvraag hypotheekverzekering bij de Zwolsche Algemeene werd gedaan voor een verzekerd bedrag van slechts
f72.000,00. In de visie van [eiser] heeft zijn assurantieadviseur hem er echter van overtuigd dat het onnodig was om - tegen een veel hogere premie - het volledige bedrag van de hypothecaire geldlening ten bedrage van
f120.000,00 te verzekeren. [eiser] werd, volgens zijn stellingen, uiteindelijk overtuigd doordat zijn assurantieadviseur hem een door de Zwolsche Algemeene opgestelde afkoopwaardetabel toonde (zie hiervoor onder 2.6). Uit die afkoopwaardetabel heeft [eiser] afgeleid dat bij een verstreken looptijd van 26 jaar de afkoopwaarde
f120.000,00 zou bedragen.
4.6.
Van belang bij de beoordeling van de toenmalige verhoudingen tussen de betrokkenen bij de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst is het volgende. Het handelen of nalaten van de assurantieadviseur van [eiser] kan - daargelaten bijzondere omstandigheden, die niet zijn gesteld of gebleken - niet worden toegerekend aan de Zwolsche Algemeene. Inlichtingen die zijn verstrekt door de assurantieadviseur van [eiser] zijn niet aan te merken als door de Zwolsche Algemeene aan [eiser] verstrekte inlichtingen.
4.7.
Uit de stellingen van [eiser] kan niet worden afgeleid dat de Zwolsche Algemeene hem onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt. Weliswaar heeft de Zwolsche Algemeene de afkoopwaardetabel verstrekt aan de assurantieadviseur van [eiser], maar deze was opgesteld louter ten behoeve van het kunnen aanvragen van de zogenoemde gemeentegarantie met betrekking tot de hypothecaire geldlening. De afkoopwaardetabel was - zo heeft Allianz ter comparitie van partijen onbetwist gesteld - opgesteld met inachtneming van hetgeen de gemeenten destijds in dat kader voorschreven, bijvoorbeeld over het rendement waarmee diende te worden gerekend. De afkoopwaardetabel werd ook niet aan [eiser] toegezonden, maar aan diens assurantieadviseur. Van de assurantieadviseur van [eiser] mocht worden verwacht dat deze bekend was met de specifieke achtergrond van dat stuk. Op de afkoopwaardetabel stond bovendien uitdrukkelijk vermeld:
'Deze afkoopwaarde is uitsluitend ten behoeve van de gemeentegarantie vastgesteld.'
4.8.
Indien de assurantieadviseur van [eiser] deze afkoopwaardetabel heeft gebruikt om [eiser] ervan te overtuigen dat een waarde van
f120.000,00 of meer na een looptijd van 26 jaar zonder problemen gerealiseerd zou worden, is dat niet toerekenbaar aan de Zwolsche Algemeene, althans er zijn geen bijzondere feiten of omstandigheden gesteld die meebrengen dat het handelen in deze van de assurantieadviseur van [eiser] is toe te rekenen aan de Zwolsche Algemeene. [eiser] en zijn assurantieadviseur mochten uit de door de Zwolsche Algemeene ter beschikking gestelde afkoopwaardetabel niet afleiden dat de rechten die [eiser] aan de door de Zwolsche Algemeene af te geven polis kon ontlenen werden verruimd. Indien [eiser] van de Zwolsche Algemeene een andere garantie wenste dan op de polis stond vermeld, had het in de rede gelegen dat hij, althans zijn assurantieadviseur, zich daartoe tot de Zwolsche Algemeene zou hebben gewend. Gesteld noch gebleken is dat dit is geschied. Opmerking verdient in dit verband dat [eiser] kennelijk ook niet werkelijk heeft gemeend dat een hoger dan het in de polis vermelde bedrag door de Zwolsche Algemeene was gegarandeerd. Bij dagvaarding (onder 2.1 onder b) stelt [eiser] immers:
'De overeenkomst is ten onrechte aan [eiser] gepresenteerd als een spaarproduct met een gegarandeerde opbrengst met een goede kans op meer. In werkelijkheid was het een spaarproduct met een gegarandeerde opbrengst met een denkbeeldige kans op meer.'
4.9.
De kern van het verwijt van [eiser] lijkt daarmee dat hij onjuist is geïnformeerd over de grootte van de 'kans op meer' dan de gegarandeerde opbrengst. Naar de rechtbank begrijpt, is door de Zwolsche Algemeene echter geen informatie over die kans verstrekt. [eiser] heeft volgens zijn stellingen dienaangaande vertrouwd op de door zijn assurantieadviseur aan hem gedane mededelingen over de grootte van die kans, alsmede op de door zijn assurantieadviseur in dat kader aan hem getoonde afkoopwaardetabel.
4.10.
De Zwolsche Algemeene heeft voorafgaande en ten tijde van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst nauwelijks bruikbare informatie verstrekt over de grootte van de 'kans op meer'. Nu daar de kern van de problematiek ligt ter zake van de teleurstelling van [eiser] ten opzichte van hetgeen hij meende te mogen verwachten, zal de rechtbank daar hierna nader op ingaan.
4.11.
Uit de door de Zwolsche Algemeene afgegeven verzekeringspolis blijkt de omvang van de premie en de omvang van het garantiekapitaal op de einddatum of bij (eerder) overlijden. Het betreft een polis met een recht op 'overrentewinstdeling'. Dit komt op de polis tot uitdrukking door de passage:
''Indien de som van de betaalde spaarpremies met bijgeschreven rente hoger is dan het garantiekapitaal, wordt dit hogere bedrag uitgekeerd.'
4.12.
Artikel 1 van de op de verzekeringsovereenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden bevat een definitie van het begrip 'spaarpremie':
'Spaarpremie: De premie voor deze verzekeringsvorm onder verrekening van kosten en risicopremies.'
4.13.
Noch uit de polis, noch uit de algemene voorwaarden is af te leiden wat de hoogte is van de met de premie te verrekenen 'kosten' en 'risicopremies'. Derhalve is ook niet inzichtelijk wat er na verrekening van die kosten en risicopremies resteert aan 'spaarpremie'. Daarom kon door de (potentiële) verzekeringnemer en diens assurantieadviseur niet bij benadering worden voorspeld welke aanspraak op winstdeling de verzekerde tegemoet zou kunnen zien bij een bepaalde rentestand gedurende de looptijd. Opmerking verdient dat voor een deskundig assurantieadviseur, wiens (veronderstelde) kennis in dit verband aan [eiser] moet worden toegerekend, wel kenbaar was dat er sprake was van (substantiële) 'kosten' en 'risicopremies'. Immers, onder de kosten van de verzekering waren begrepen de beloning van die assurantieadviseur en de kosten en winst van de verzekeraar. Risicopremies hielden verband met het verzekerde risico van vroegtijdig overlijden in welk geval direct een gegarandeerde substantiële verzekeringsuitkering (
f120.000,00) zou dienen te worden uitbetaald en met het verzekerde risico van arbeidsongeschiktheid, welke arbeidsongeschiktheid een aanspraak op premievrijstelling gaf. Dat [eiser] er ten tijde van het aangaan van de verzekeringsovereenkomst van uitging dat alle kosten en risicopremies zouden worden voldaan uit de in artikel 10 van de algemene voorwaarden genoemde marge van 0,5% - zoals namens hem is gesteld - acht de rechtbank niet aannemelijk. In ieder geval moet zijn assurantieadviseur beter hebben geweten.
4.14.
Voor [eiser] en zijn assurantieadviseur was ten tijde van het aangaan van de verzekeringsovereenkomst, vanwege de niet kenbaarheid van de omvang van de na verrekening met de 'premie' van 'kosten' en 'risicopremies' resterende 'spaarpremie', echter niet kenbaar welke rentes (gemiddeld) gerealiseerd zouden moeten worden om per einde looptijd een bepaalde aanspraak van [eiser] op overrentewinstdeling te doen ontstaan. Het verzekeringsproduct was daarmee op het aspect van de overrentewinstdeling, dat wil zeggen: van de 'kans op meer', een ondoorzichtig product.
4.15.
Op het feit dat destijds door de Zwolsche Algemeene met betrekking tot dit product geen bruikbare informatie werd verstrekt waarop (potentiële) verzekeringnemers en/of hun adviseurs een reële schatting konden maken van de 'kans op meer' is uiteraard kritiek mogelijk. Voor verzekeringsmaatschappijen bestond er echter geen verbod om verzekeringsproducten met dergelijke ondoorzichtige aspecten aan te bieden of om op die basis verzekeringsovereenkomsten met consumenten aan te gaan. De Zwolsche Algemeene was destijds niet verplicht om aan (potentiële) verzekerden en hun adviseurs concrete informatie te verschaffen over de hoogte van de door haar in (ver)rekening te brengen kosten en risicopremies en zij achtte het kennelijk niet wenselijk om dat onverplicht te doen. Opmerking verdient dat ook niet is gesteld of gebleken dat dit verzekeringsproduct van de Zwolsche Algemeene voor wat betreft deze ondoorzichtigheid in negatieve zin afweek van destijds door andere verzekeringsmaatschappijen aangeboden vergelijkbare producten. Weliswaar is het laatste niet beslissend voor de vraag of er sprake was van dwaling in de relevante zin aan de zijde van [eiser], maar het ligt niet in de rede om bij beoordeling van in een relatief ver verleden (1987) gesloten contracten normen te hanteren die pas recentelijk zijn geformuleerd en die zouden meebrengen dat zeer grote aantallen destijds naar de toenmalige normen gesloten contracten met een destijds gebruikelijke inhoud thans alsnog vernietigbaar zijn.
4.16.
De rechtbank is van oordeel dat op het feit dat de Zwolsche Algemeene destijds aan [eiser] en zijn assurantieadviseur geen informatie heeft verstrekt over de omvang van de te verrekenen 'kosten' en 'risicopremies' geen beroep op dwaling kan worden gegrond. De parallel die [eiser] wil leggen met relatief recente jurisprudentie inzake andersoortige financiële producten gaat niet op. Het ene complexe product is het andere niet. Met name de kenbare mate van het aan het product verbonden risico is in dit verband van belang. Een van de relevante verschillen is dat er in het onderhavige geval geen sprake is van een overeenkomst betreffende het beleggen met geleend geld met een daaraan verbonden specifiek restschuldrisico. De onderhavige overeenkomst betreft immers een verzekeringsproduct met een gegarandeerd eindkapitaal met een - zij het ondoorzichtige - aanspraak op eventuele overrentewinstdeling. Het betreft een overeenkomst met een relatief beperkt risico waarover [eiser] bovendien werd geadviseerd door een assurantieadviseur.
4.17.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, concludeert de rechtbank dat uit de stellingen van [eiser] niet is af te leiden dat de door hem gestelde dwaling is te wijten aan een inlichting van de Zwolsche Algemeene. Dat de Zwolsche Algemeene destijds wist of behoorde te weten dat [eiser] de verzekeringsovereenkomst sloot onder invloed van dwaling, kan evenmin uit de stellingen van [eiser] worden afgeleid. Derhalve kan ook niet worden aangenomen dat er voor de Zwolsche Algemeene een rechtsplicht bestond om [eiser] er over in te lichten dat hij zich een onjuiste voorstelling van zaken had gevormd. Ook van wederzijdse dwaling was geen sprake. Dat de Zwolsche Algemeene er zelf op vertrouwde dat [eiser] aan het eind van de looptijd van de verzekeringsovereenkomst zonder meer kon rekenen op een uitkering ter hoogte van 100% van het door hem geleende bedrag van
f120.000,00 en waarschijnlijk op meer, is immers gesteld noch gebleken. Aan [eiser] komt derhalve niet de bevoegdheid toe de verzekeringsovereenkomst aan te tasten - te vernietigen - met een beroep op dwaling.
De algemene voorwaarden
4.18.
Onder 5.1 van de dagvaarding beroept [eiser] zich erop dat de algemene voorwaarden vóór het bereiken van wilsovereenstemming nimmer van toepassing zijn verklaard. [eiser] lijkt daaraan het rechtsgevolg te willen verbinden dat de algemene voorwaarden dienen te worden vernietigd. Het woord 'vernietigd' lijkt te zijn weggevallen aan het slot van de eerste regel van 5.1 van de dagvaarding.
4.19.
Indien de algemene voorwaarden niet van toepassing zouden zijn verklaard, is toepasselijkheid reeds om die reden niet aan de orde. Over eventuele vernietigbaarheid hoeft in dat geval niet te worden gedebatteerd. Die situatie doet zich echter niet voor. Allianz heeft er terecht op gewezen dat het inzenden door [eiser] van een ingevuld aanvraagformulier juridisch kan worden gekwalificeerd als het doen van een aanbod tot het sluiten van een verzekeringsovereenkomst. Dat aanbod is door de Zwolsche Algemeene aanvaard. Die aanvaarding is aan [eiser] kenbaar gemaakt door toezending van de polis inclusief de op de verzekeringsovereenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden. Niet in geschil is dat [eiser] de polis met bijbehorende algemene voorwaarden heeft ontvangen. De algemene voorwaarden zijn derhalve op correcte wijze van toepassing verklaard en tijdig ter hand gesteld, een en ander op de wijze zoals destijds gebruikelijk.
4.20.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zijn de algemene voorwaarden van toepassing. Van vernietigbaarheid is geen sprake, althans in ieder geval niet op de door [eiser] gestelde grond dat ze niet tijdig van toepassing zijn verklaard en/of niet tijdig ter hand zijn gesteld. De rechtbank merkt nog op dat het voor [eiser] en zijn assurantieadviseur in 1987 ook geen verrassing kan zijn geweest dat door de Zwolsche Algemeene gebruik werd gemaakt van dergelijke algemene voorwaarden. Dat verzekeraars daarvan bij dit type producten gebruik maken is niet alleen een feit van algemene bekendheid, maar bovendien had [eiser] ook in 1983 reeds een Hypotheek Rendement Plan van de Zwolsche Algemeene afgenomen (zie hiervoor onder 2.13), destijds gekoppeld aan een hypothecaire geldlening op basis van annuïteiten. Aangenomen mag worden dat ook daarop algemene voorwaarden (waarschijnlijk met een vergelijkbare inhoud) van toepassing waren.
Artikel 10 van de algemene voorwaarden
4.21.
[eiser] wenst artikel 10 van de algemene voorwaarden te vernietigen omdat het daarin opgenomen beding zijns inziens onredelijk bezwarend is. Uit artikel 10 van de algemene voorwaarden volgt in de visie van [eiser] dat Allianz zelf bevoegd is de rentevoet vast te stellen op basis van door haarzelf te kiezen obligatieleningen. Daarmee heeft Allianz naar het oordeel van [eiser] een middel om eenzijdig de prijs van de verzekering te verhogen, hetgeen in strijd zou zijn met artikel 6:236 sub i BW.
4.22.
De rechtbank verwerpt het beroep op vernietigbaarheid van artikel 10 van de algemene voorwaarden. Dit in 1987 op de rechtsverhouding van partijen van toepassing verklaarde artikel creëert niet de bevoegdheid van de Zwolsche Algemeene om de rentevoet naar willekeur vast te stellen, maar het perkt die bevoegdheid veeleer in. De rechtbank verwijst naar de tekst van het hiervoor onder 2.10 geciteerde artikel. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat het niet in de rede ligt dat tegenwoordig in op een verzekeringsovereenkomst van toepassing te verklaren algemene voorwaarden zou worden bepaald dat de rentevoet op een dergelijke wijze, met een zekere beleidsvrijheid binnen bepaalde grenzen voor de verzekeraar, zou worden vastgesteld. Dat brengt echter niet mee dat thans mag worden geoordeeld dat artikel 10 van de destijds overeengekomen algemene voorwaarden alsnog met terugwerkende kracht tot het moment van het aangaan van de verzekeringsovereenkomst - of vanaf enig moment gedurende de looptijd - onredelijk bezwarend moet worden geacht.
4.23.
De rechtbank deelt niet de visie van [eiser] dat het artikel over de rentevoet een middel voor Allianz vormde om eenzijdig de prijs van de verzekering te verhogen. Voor zover er sprake was van beleidsvrijheid van de Zwolsche Algemeene met betrekking tot de keuze van een pakket obligatieleningen diende zij dat beleid te goeder trouw te bepalen. Dat zij dat niet heeft gedaan, is gesteld noch gebleken. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat [eiser] stelt dat het gevolg van vernietiging van artikel 10 zou zijn dat er een redelijke rente vergoed zou dienen te worden. In de visie van [eiser] zou dat de wettelijke rente zijn. De rechtbank deelt ook die visie van [eiser] niet. Relevant in het kader van de verzekeringsovereenkomst tussen partijen is het effectief rendement dat met het beleggen van de 'spaarpremie' op de overeengekomen wijze door de Zwolsche Algemeene kon worden behaald. De wettelijke rente is qua hoogte niet vergelijkbaar met het gemiddelde effectieve rendement van een te goeder trouw gekozen pakket obligatieleningen als bedoeld in artikel 10 van de algemene voorwaarden.
4.24.
Het door [eiser] gedane beroep op het bepaalde in Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten kan hem niet baten. Nog afgezien van een inhoudelijke beoordeling van het beding is een beroep op het in die richtlijn bepaalde reeds niet mogelijk omdat daarin is bepaald dat de opgenomen bepalingen van toepassing zijn op alle overeenkomsten die na 31 december 1994 worden gesloten. Het - meest recente - Hypotheek Rendement Plan is in 1987 gesloten.
Overeenkomst van opdracht
4.25.
[eiser] stelt dat de Zwolsche Algemeene [eiser] ten aanzien van de hypothecaire geldlening heeft geadviseerd als gevolmachtigde van NMB. De Zwolsche Algemeene is in de visie van [eiser] tekort geschoten in nakoming van verbintenissen voortvloeiende uit een tussen [eiser] en de Zwolsche Algemeene tot stand gekomen overeenkomst van opdracht. De Zwolsche Algemeene heeft volgens [eiser] in strijd met artikel 7:401 BW jegens hem niet de zorg betracht die van haar verwacht had mogen worden.
4.26.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] de rechtsverhouding tussen hemzelf en de Zwolsche Algemeene onjuist kwalificeert. Dat de Zwolsche Algemeene als gevolmachtigde van NMB bemoeienis had met het afsluiten van de hypothecaire geldlening brengt niet mee dat er een overeenkomst van opdracht tussen de Zwolsche Algemeene en [eiser] bestond ter zake van het aangaan van de verzekeringsovereenkomst (of de hypothecaire geldlening). [eiser] werd ter zake van de verzekeringsovereenkomst en de hypothecaire geldlening geadviseerd door zijn assurantieadviseur, niet door de Zwolsche Algemeene. De Zwolsche Algemeene trad ter zake van de verzekeringsovereenkomst slechts op als verzekeraar en ter zake van de hypothecaire geldlening slechts als gevolmachtigde van NMB. Van een tussen de Zwolsche Algemeene en [eiser] tot stand gekomen overeenkomt van opdracht was geen sprake.
Onrechtmatige daad
4.27.
[eiser] stelt dat Allianz een onrechtmatige daad jegens hem heeft gepleegd door in het kader van het aanbieden van het Hypotheek Rendement Plan en de hypothecaire geldlening tekort te schieten in de nakoming van de precontractuele zorgplicht.
4.28.
Aan deze gestelde grondslag, althans aan de onderbouwing daarvan, komt nauwelijks zelfstandige betekenis toe naast hetgeen in het kader van het beroep op dwaling door [eiser] is gesteld, en hiervoor is besproken. De rechtbank verwijst daarom naar hetgeen hiervoor is overwogen. Ook met betrekking tot de maatstaven die kunnen worden aangelegd bij beoordeling van de vraag of de Zwolsche Algemeene een precontractuele zorgplicht jegens [eiser] heeft geschonden, is van belang dat het hier gaat om overeenkomsten die in 1987 tot stand zijn gekomen en dat die zorgplicht dient te worden beoordeeld naar de destijds geldende normen. Dat de Zwolsche Algemeene jegens [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van een precontractuele zorgplicht kan de rechtbank uit de stellingen van [eiser] niet afleiden. Uit de stellingen van [eiser] is dan ook niet af te leiden dat de Zwolsche Algemeene of haar rechtsopvolger Allianz jegens hem een onrechtmatige daad heeft gepleegd.
Actuarieel overzicht
4.29.
Allianz heeft conform de ter comparitie van partijen gemaakte afspraak bij akte van 12 maart 2014 een actuarieel overzicht overgelegd met betrekking tot de waarde die is opgebouwd in de verzekeringsovereenkomst met [eiser], dit ter onderbouwing van haar standpunt dat de som van de betaalde spaarpremies met bijgeschreven rente niet hoger is dan het door haar uitgekeerde bedrag van
f84.000,00. [eiser] heeft de juistheid van het overgelegde overzicht bestreden. [eiser] stelt thans primair dat Allianz haar stellingen onvoldoende duidelijk en begrijpelijk heeft gemotiveerd, subsidiair bepleit [eiser] de benoeming van een deskundige. Allianz dient in de visie van [eiser] (voorshands) met de aan een deskundigenonderzoek verbonden kosten te worden belast.
4.30.
De rechtbank deelt niet het oordeel van [eiser] dat Allianz haar stellingen onvoldoende duidelijk en begrijpelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank acht het voorts - mede gelet op de daaraan verbonden kosten, welke uiteindelijk ten laste van de in het ongelijk te stellen partij plegen te worden gebracht - niet wenselijk om zich op actuarieel gebied (nader) te doen voorlichten door een te benoemen deskundige. De voor [eiser] tegenvallende opbrengst van de verzekeringsovereenkomst is op hoofdlijnen verklaarbaar uit de combinatie van de relatief beperkte omvang van de netto spaarpremie (die het gevolg is van de aanzienlijke aftrek van de bruto spaarpremie van kosten en risicopremies) en de renteontwikkeling vanaf medio jaren 90 (de vrij constante lage rentestand gedurende de jaren dat reeds een substantieel spaarsaldo was opgebouwd en - bij een hogere rentestand - een substantiële overrentewinst had kunnen worden gerealiseerd). Dat de wel gerealiseerde relatief geringe overrentewinst die aan het begin van de looptijd (toen nog geen substantieel spaarsaldo was opgebouwd) is gerealiseerd niet tot uitkering is gekomen, is verklaarbaar uit het feit dat De Zwolsche Algemeene (in het voordeel van [eiser]) abusievelijk een polisblad met een garantiekapitaal van
f84.000,00 in plaats van
f72.000,00 heeft afgegeven. Allianz heeft het abusievelijk te hoog gestelde garantiekapitaal uitgekeerd en derhalve niet louter het spaarsaldo dat zich (inclusief de relatief kleine component overrentewinstdeling) bevond tussen de
f72.000,00 en
f84.000,00, op een bedrag van
f78.479,00. Ook als ervan wordt uitgegaan dat Allianz met een minimale rente van 4% diende te rekenen (zodat zij over een aantal jaren ten onrechte met een lagere rente heeft gerekend) is op basis van de thans voorliggende gegevens niet aannemelijk dat dit bedrag boven
f84.000,00 zou uitkomen. Allianz stelt dat het een verschil oplevert van hooguit enkele honderden euro’s (zie akte uitlating van 12 maart 2014 onder 4.13). Het gaat om een periode van vier jaar waarin is gerekend met een rente lager dan 4%. Het in die jaren gehanteerde rentepercentage varieert tussen 2,93% en 3,73%. Gelet hierop en op het bedrag waarover die rente wordt berekend, gaat het om een verschil van omstreeks
f650,00. In ieder geval is duidelijk dat het gedurende die periode niet toepassen van het minimumpercentage van 4% niet leidt tot een verschil van meer dan
f5.521,00 (het verschil tussen
f84.000,00 en
f78.479,00). Naar verwachting van de rechtbank zou deskundige voorlichting door een actuaris dan ook geen ander licht werpen op de geschilpunten tussen partijen waaromtrent de rechtbank in deze procedure dient te oordelen.
Conclusie en kosten
4.31.
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
4.32.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Allianz worden begroot op:
- griffierecht € 1.836,00
- salaris advocaat
1.447,50(2,5 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 3.283,50

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Allianz tot op heden begroot op € 3.283,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de dag waarop dit vonnis is gewezen tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de dag waarop dit vonnis is betekend tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman, mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en mr. F. Damsteegt-Molier en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2014.
[1729/1885/2148]