ECLI:NL:RBROT:2014:5316

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
C/10/417978 / HA ZA 13-161
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen na langdurige contractsonderhandelingen met de Gemeente Westvoorne

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres] betaling van een schadevergoeding van de Gemeente Westvoorne, naar aanleiding van langdurige onderhandelingen over een overeenkomst die nooit is ondertekend. De rechtbank Rotterdam heeft op 11 juni 2014 uitspraak gedaan in deze kwestie. De procedure begon met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een comparitie werd gelast. De feiten van de zaak zijn complex en betreffen onderhandelingen die teruggaan tot 2008, waarbij de Gemeente en [bedrijf 1] betrokken waren. De Gemeente had een beleid dat glastuinbouw op bepaalde percelen ongewenst was, wat leidde tot onderhandelingen over een mogelijke overeenkomst. Ondanks de langdurige onderhandelingen en het uitwisselen van conceptovereenkomsten, is er nooit een definitieve overeenkomst tot stand gekomen. De rechtbank oordeelde dat er geen gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt bij [eiseres] dat er een bindende overeenkomst was gesloten, omdat de bevoegde vertegenwoordigers van de Gemeente niet bij de onderhandelingen betrokken waren. De rechtbank concludeerde dat de Gemeente niet gehouden kon worden aan de onderhandelingen en wees de vorderingen van [eiseres] af. De kosten van de procedure werden aan [eiseres] opgelegd, omdat zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/417978 / HA ZA 13-161
Vonnis van 11 juni 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Monster,
eiseres,
advocaat mr. drs. S.A.P. van den Berg te Den Haag,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE WESTVOORNE,
zetelend te Rockanje,
gedaagde,
advocaat mr. R.J.G. Bäcker te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 24 april 2013, waarbij een comparitie is gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 juli 2013;
  • de brieven van partijen d.d. 27 september 2013;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang - het volgende vast:
2.1
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 1] (ook wel gespeld als [bedrijf 1], hierna te noemen [bedrijf 1]) was in 2008 eigenaar van percelen gelegen op het grondgebied van de Gemeente aan de Woudseweg en de Achterweg, en beschikte over een bouwvergunning om daarop een kassencomplex (voor de glastuinbouw) te bouwen.
In verband met het door de Gemeente geformuleerde beleid aangaande de glastuinbouw op haar grondgebied was glastuinbouw op die percelen ongewenst. Ambtenaren van de Gemeente zijn daarop met [bedrijf 1] in overleg getreden.
2.3
Op 1 augustus 2008 heeft de adviseur van de Gemeente (Agrimaco) een brief gezonden, waarin onder meer staat:
In de bijlage treft u de concept voorovereenkomst aan. Gaarne ontvangen we die voor akkoord uiterlijk 4 augustus 2008 per fax retour waarna die, na goedkeuring door de Gemeente Westvoorne, uitgewerkt zal worden in een definitieve overeenkomst .
De in de bijlage opgenomen conceptvoorovereenkomst vermeldt:
(…)
in aanmerking nemende dat partij A ([bedrijf 1], opm rb
) een bouwvergunning heeft voor een kas van bijna 3 ha (…)
Partij B (de Gemeente, opm rb
) de effectuering van deze bouwvergunning beoogt te voorkomen en de glasbestemming van het perceel wil verwijderen;
Zijn als volgt overeengekomen:
(…)
2) partij B
a. bestemt de agrarische bedrijfsgebouwen (…) om (…) met daarop de mogelijkheid om er een woning met een basisoppervlak van 190 m2 (…) te realiseren;
(…)
c. vergoedt aan partij A een bedrag van € 1.000.000,=(…)”
Er zijn twee latere versies; in de laatste versie is als bedrag van de vergoeding (onder c)
€ 750.000,= opgenomen.
De bestuurder van [bedrijf 1] en [bedrijf 1] zelf verkeerden in financiële problemen. [eiseres] was hypotheekhouder van de percelen. [bedrijf 1] heeft haar vordering op de Gemeente op 8 augustus 2008 aan [eiseres] verpand. De akte is geregistreerd op 21 augustus 2008.
2.5
Een raadsvoorstel van 26 augustus 2008 van het college van Burgemeester en Wethouders (hierna: B&W) aan de gemeenteraad vermeldt:
“’(…)
1. Gevraagd besluit
Ten behoeve van de oplossing glasproblematiek [bedrijf 1] BV een krediet te voteren van € 756.000,-- en ter dekking hiervoor te beschikken over de Reserve glastuinbouw.
(…)
3.Aanleiding
(…) Na een juridische procedure is de Gemeente gedwongen een bouwvergunning af te geven. (…) Gelet op het vastgestelde glasbeleid ligt het in de rede te voorkomen dat op deze plaats alsnog kassen gerealiseerd worden.(…) na een aantal gesprekken is
overeenstemming bereikt met [bedrijf 1]. In grote lijnen komt de overeenstemming op het volgende neer:
-[bedrijf 1] gaat akkoord met het verwijderen van de kasbestemming en het inleveren van de bouwvergunning voor de kas;
(…)
De gemeente verleent aan de Woudseweg twee woonbestemmingen (…)
-de Gemeente vergoedt een bedrag van € 750.0000,--(…)”
Op 29 september 2008 is het raadsvoorstel aangenomen. Op de gemeentelijke begroting is
€ 756.000,= gereserveerd.
2.6
Op 29 januari 2009 is de bestuurder van [bedrijf 1] failliet verklaard. Op 23 maart 2009 heeft een derde beslag gelegd onder de Gemeente op hetgeen de Gemeente aan [bedrijf 1] schuldig was. De Gemeente heeft verklaard niets verschuldigd te zijn.
2.7
Vanaf augustus 2009 tot eind maart 2010 is onderhandeld tussen [bedrijf 1], [eiseres] en de Gemeente. In dat verband zijn ook gewijzigde concept-overeenkomsten uitgewisseld.
2.8
De advocaat van de Gemeente heeft op 15 februari 2010 aan de advocaat van [eiseres] (en [bedrijf 1]) gemaild “(..)
cliënt begrijpt… dat… haast is geboden. Om deze reden is zij bereid -in uitdrukkelijke afwijking van hetgeen de wet voorschrijft en hetgeen qua bestuurlijk-politieke verhoudingen in Westvoorne gebruikelijk is- de overeenkomst al ter ondertekening aan [bedrijf 1] aan te bieden vooruitlopend op de noodzakelijke goedkeuring door B&W, mits in de overeenkomst een opschortende voorwaarde dienaangaande wordt opgenomen.(…)”
Op 17 februari 2010 antwoordt de advocaat van [eiseres] en [bedrijf 1] :
“(…) Uit uw email maak ik op dat uw cliënte in dit stadium geen afspraken met mijn cliënte [eiseres] wenst te maken, maar in dezen de handen vrij wenst te houden. Om misverstanden te voorkomen benadruk ik, … dat dan ook [eiseres] de handen vrij heeft.(…)”
2.9
Op 31 maart 2010 is overleg gevoerd tussen [persoon 1], [persoon 2] (advocaat) en [persoon 3] ([bedrijf 1]), [persoon 4] ([eiseres]) en [persoon 5] (advocaat), [persoon 6] (wethouder) en [persoon 7] (ambtenaar bij de Gemeente). [persoon 1] was toen, naast adviseur van [bedrijf 1], tevens commissaris van [eiseres] en [persoon 2] was advocaat van zowel [bedrijf 1] als [eiseres].
2.1
In april 2010 heeft een ambtenaar van de Gemeente een drie-partijen-akte (inhoudende een samenwerkingsovereenkomst tussen de Gemeente, [bedrijf 1] en [eiseres]) geconcipieerd. De tekst daarvan voorziet in een vergoeding, die geacht wordt de schade ten gevolge de overeenkomst alsmede de planschade te omvatten (in 5.3), ad
€ 750.000,=.Voorts is voorzien in een additionele vergoeding van € 927.000,= (dan wel de helft daarvan) als de beide voorziene woningen (dan wel één daarvan) toch niet gerealiseerd kan/kunnen worden (in 5.5 jo. 5.6).
Over de tekst zijn in mei en juni 2010 diverse mails tussen [bedrijf 1], [eiseres] en de Gemeente gewisseld, waarbij gewenste wijzigingen en/of aanvullingen van de bepalingen 3.2, 3.4, 3.5, 3.7, 3.8, 3.9, 5.2, 5.3, 5.4, 5.8, 5.9 en 13.2 aan de orde zijn geweest.
Een overeenkomst is nimmer getekend.
Op 17 augustus 2010 heeft het college van B&W ingestemd met een voorstel dat voor zover thans van belang inhoudt:
“(…)
brief op laten stellen aan [bedrijf 1] en [eiseres] waarin nadrukkelijk een einddatum wordt verbonden aan de onderhandelingen
-instemmen met conceptraadsvoorstel en –raadsbesluit (…)
5.toelichting en argumenten
De onderhandelingen hebben –bijna 2 jaar nadien- nog altijd niet geleid tot een definitieve overeenkomst tussen partijen. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de financiële positie van de bestuurder van [bedrijf 1] (…) Om de financiële risico’s voor de Gemeente te beperken, in eerste instantie was immers afgesproken dat de € 750.000,= vooraf zou worden betaald, is langdurig met [bedrijf 1] onderhandeld. Later is met [bedrijf 1] en [eiseres] gesproken over een drie partijen overeenkomst. [eiseres] heeft namelijk een eerste recht van hypotheek (…) Op dit moment is zelfs al sinds half mei (…) niets meer vernomen van beide partijen. Gelet op het bovenstaande is het (…) wenselijk een nieuw voorbereidingsbesluit te nemen. Middels dit nieuwe voorbereidingsbesluit wordt voorkomen dat [bedrijf 1] in de periode van de voorbereiding van het nieuwe bestemmingsplan opnieuw een aanvraag om bouwvergunning voor kassen indient, die dan zal moeten worden gehonoreerd.(…)”
2.12
Op 8 september 2010 heeft de Gemeente aan [bedrijf 1] een termijn gesteld tot 23 september 2010 om te komen tot een ondertekende samenwerkingsovereenkomst
een en ander vanzelfsprekend op grondslag van de concept overeenkomst die reeds twee jaar onderwerp is van discussie.
In de brief wordt gerefereerd aan een vergoeding van € 750.000,= en het recht om twee woningen te bouwen.
Met medeweten van de Gemeente heeft [eiseres] haar hypotheken uitgewonnen en zelf op de executieveiling een aantal van de percelen in kwestie gekocht. Als gevolg van fouten van de notaris bij/in het kader van de veiling had [eiseres] op 23 september 2010 niet de eigendom van alle percelen verkregen.
2.14
Op 30 september 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Gemeente (de hiervoor reeds genoemde [persoon 6] en [persoon 7] alsmede D. Sluijmers, juridisch medewerkster) en [eiseres] (Van den Dool).
2.15
Bij brief van 25 november 2010 heeft de Gemeente aan [bedrijf 1] laten weten dat haar vergunning was ingetrokken omdat, kort samengevat, gedurende 26 weken geen handelingen ten aanzien van/met de vergunning waren verricht.
2.16
Bij brief van 25 november 2010 heeft de Gemeente aan [eiseres] laten weten dat de Gemeente geen basis meer ziet voor het maken van afspraken omdat er, kort samengevat, na 2 jaar onderhandeling nog steeds geen definitieve overeenstemming is bereikt. Vermeld is dat aan concepten voor overeenkomsten geen rechten ontleend kunnen worden.
2.17
[eiseres] heeft op 7 december 2010 de eigendom van alle percelen verkregen.
2.18
[bedrijf 1] is tegen de onder 2.15 bedoelde intrekking van de vergunning in bezwaar gegaan, waarna beroep is ingesteld. Ingevolge een onherroepelijke uitspraak van de bestuursrechter is de intrekking van de vergunning definitief.
Voorts is inmiddels glastuinbouw en/of de bouw van de woningen (zogenoemde burgerwoningen) op de percelen niet meer toegestaan.

3.Het geschil

[eiseres] Beheer vordert samengevat en na wijziging van eis- veroordeling van de Gemeente tot primair betaling van € 750.000,= en € 927.000,= en nakoming van haar verplichtingen uit overeenkomst, subsidiair (alleen) betaling van voornoemde bedragen,
meer subsidiair betaling van een bij staat op te maken bedrag aan schadevergoeding,
uiterst subsidiair veroordeling tot te goeder trouw dooronderhandelen op straffe van een dwangsom,
alles vermeerderd met rente en kosten, uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten.
De Gemeente voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
primaire en subsidiaire vordering: nakoming
Dat tussen [bedrijf 1], [eiseres] en de Gemeente intensief en langdurig is onderhandeld staat buiten kijf. Vast staat ook dat een door partijen ondertekende, schriftelijke, overeenkomst niet bestaat. Een belangrijk geschilpunt tussen partijen is de vraag of op enig moment -31 maart 2010 dan wel eind september 2010- (toch) definitief overeenstemming is bereikt en mondeling een overeenkomst tot stand is gekomen.
[eiseres] meent van wel, en meent bovendien dat zij de Gemeente aan die perfecte overeenkomst kan houden. Subsidiair meent [eiseres] dat in elk geval een overeenkomst op hoofdlijnen (romp- overeenkomst) tot stand gekomen is.
De Gemeente bestrijdt dat. Zij stelt primair dat van haar kant nimmer door iemand die daartoe bevoegd was is ingestemd met welke afspraak waarop [eiseres] zich beroept dan ook, omdat er geen bevoegde personen hebben deelgenomen aan de overleggen. Subsidiair voert zij, voor zover thans van belang, aan dat nimmer inhoudelijk overeenstemming over alle essentialia is bereikt, laat staan over een definitieve overeenkomst.
4.2
Art. 160 van de Gemeentewet bepaalt dat het college van B&W bevoegd is te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen, zoals het sluiten van een overeenkomst als de litigieuze. Art. 171 Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester de gemeente in en buiten rechte vertegenwoordigt. Bedoelde bevoegdheden kunnen in bepaalde gevallen worden gemandateerd of gedelegeerd aan anderen, bijvoorbeeld gemeente-ambtenaren.
Vast staat, dat de burgemeester of het college van B&W niet zelf bij de onderhandelingen met [eiseres] betrokken zijn geweest. [eiseres] stelt niet (en evenmin is gebleken) dat iemand van de gesprekspartners van [eiseres] van gemeentelijke zijde deugdelijk en rechtsgeldig gemandateerd was of over een gedelegeerde bevoegdheid beschikte.
Dat betekent, dat van een bevoegdelijk gesloten overeenkomst waaraan de Gemeente gehouden kan worden geen sprake kan zijn.
4.3
Het gaat er dus om of [eiseres], zoals zij stelt, gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen op de door toedoen van de Gemeente zelf en de gemeentelijke onderhandelaars gewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid, een en ander in het licht van de situatie als geheel en de feiten als bedoeld onder 2.3, 2.5, 2.9 en 2.10 in het bijzonder.
4.3.1
De Gemeente betwist dat en doet in dat verband een beroep op voormelde wettelijke regels en op wat zij kort aanduidt als
het bestuurlijk voorbehoud, dat wil zeggen de volgens haar
steeds gestipuleerde totstandkomingsvoorwaarde dat B&W de overeenkomst moest goedkeuren. In de concept-overeenkomsten van 1 augustus 2008, 9 september 2008, 20 november 2009, 19 januari 2010 en 19 april 2010 staat steeds (één keer onderaan, verder steeds in de considerans)
een en ander onder voorbehoud van bestuurlijke goedkeuring.
Verder is dit voorbehoud volgens de Gemeente bij elk mondeling overleg gemaakt.
4.3.2
[eiseres] bestrijdt dat bedoeld voorbehoud steeds is gemaakt.
Er zijn voorlopige getuigenverhoren geweest over dit punt.
4.4
De rechtbank is, met [eiseres], van oordeel dat op grond van het beschikbare materiaal, waaronder de processen-verbaal van die verhoren, niet is komen vast te staan dat dat voorbehoud steeds is gemaakt. Dat kan [eiseres] echter niet baten, want de rechtbank is van oordeel dat de Gemeente het gelijk aan haar zijde heeft, zonder dat noodzakelijk is dat dat bestuurlijk voorbehoud steeds is gemaakt. Dit wordt als volgt toegelicht.
De bevoegdheidsverdeling binnen een gemeente, ook als het gaat om privaatrechtelijke rechtshandelingen, is in formele wetgeving (de Gemeentewet) vastgelegd (zie 4.2) en dus voor een ieder kenbaar. In een democratische rechtsstaat is die bevoegdheidsverdeling van belang, omdat die controle door gekozen lichamen mogelijk maakt. Er zal dan ook niet snel sprake zijn van in rechte beschermenswaardig opgewekt vertrouwen dat een gemeentelijk onderhandelaar vertegenwoordigingsbevoegd is.
Degene die zich daarop beroept, in dit geval [eiseres], zal bijzondere omstandigheden moeten stellen die een voldoende basis bieden voor het bij uitzondering aannemen van het gewekt zijn van een dergelijk vertrouwen en deze -bij betwisting- hebben te bewijzen. Anders dan [eiseres] meent hoeft de Gemeente dus niet te bewijzen dat zij steeds het voorbehoud gemaakt heeft.
4.5
[eiseres] beroept zich primair op het gesprek op 31 maart 2010, subsidiair op dat van 30 september 2010. Bij beide gelegenheden is, zo stelt [eiseres], bij haar door de bereikte inhoudelijke overeenstemming met de delegatie van de Gemeente en de samenstelling van die delegatie het gerechtvaardigd vertrouwen als hiervoor bedoeld gewekt.
4.5.1
Voor het overleg op 31 maart 2010 geldt het volgende.
[eiseres] wist, meteen toen zij instapte in de al lopende onderhandelingen tussen [bedrijf 1] en de Gemeente, dat zij onderhandelde met de gemeente en dat dus wettelijke regels voor de bevoegdheid golden. Zeker nu [eiseres] werd bijgestaan door een advocaat moet zij geacht worden geweten te hebben dat B&W een te sluiten overeenkomst moest goedkeuren. Nu bovendien dat voorbehoud in de correspondentie bij herhaling was en werd gemaakt, kan bij haar door de enkele onderhandelingen tussen de Gemeente en [bedrijf 1] niet het gerechtvaardigd vertrouwen zijn gewekt dat het voorbehoud niet meer zou gelden of uitgewerkt zou zijn, ook niet als [bedrijf 1] en de Gemeente elkaar al dicht genaderd waren.
4.5.2
Vast staat, dat op 31 maart 2010 de delegatie van de Gemeente werd aangevoerd door wethouder [persoon 6] en dat hij werd bijgestaan door de advocaat van de gemeente.
Dat een wethouder niet op basis van die enkele hoedanigheid bevoegd is om de Gemeente te vertegenwoordigen en te binden had [eiseres] kunnen en moeten weten, op basis van
voormelde wettelijke regels. De enkele hoedanigheid van advocaat is in het algemeen niet voldoende voor de aanname dat sprake is van een volmacht om namens de cliënt overeenkomsten te sluiten, ook niet als de advocaat een belangrijke rol in de onderhandelingen en de vastlegging daarvan speelt. Het is veeleer gebruikelijk dat de opdracht en volmacht van een advocaat zich juist beperkt tot de voorbereiding van de overeenkomst. Dat is niet anders als de cliënt een gemeente is.
Enige (andere) bijzondere omstandigheid waaruit [eiseres] -toch- had mogen opmaken dat de wethouder en/of de advocaat bevoegd waren is niet gesteld of gebleken.
Dat het bestuurlijk voorbehoud toen niet is gemaakt (hetgeen de rechtbank op grond van de getuigenverklaringen aanneemt) is niet een bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld, gelet op de hiervoor geschetste achtergrond. Dat geldt evenzeer voor de mededeling van Bäcker dat overeenkomsten niet op schrift behoeven te staan om bindend te zijn.
4.5.4
Een dergelijke bijzondere omstandigheid is ook niet het vormen van een reserve van
€ 756.000,= in 2008. Dat is immers gebeurd in een stadium dat ook volgens [eiseres] zelf van een overeenkomst met haar nog geen sprake was. Zelfs als die reservering, het voorstel en de behandeling en besluitvorming in de gemeenteraad waarop [eiseres] zich beroept bij [bedrijf 1] het gerechtvaardigd vertrouwen hebben opgewekt dat er een goedkeuringsbesluit van B&W was ten aanzien van een met [bedrijf 1] te sluiten overeenkomst en dat het nog slechts ging om de uitwerking van details en het afronden daarvan is dat in de huidige context, waar het [eiseres] is die nakoming vordert, niet voldoende. Nu [eiseres] geen partij was bij die (mogelijk te bereiken) overeenkomst tussen [bedrijf 1] en de Gemeente kan zij daaraan geen rechten ontlenen. Dat [eiseres] als hypotheekhouder/financier van [bedrijf 1] betrokken was bij de onderhandelingen maakt haar nog geen partij. Ook in de visie van [eiseres] is immers nadien nog uitgebreid met haar onderhandeld, waarin zij een eigen positie innam en niet louter optrad als rechtsopvolger van [bedrijf 1].
4.5.5
Een dergelijke bijzondere omstandigheid is tenslotte evenmin dat uitgebreid inhoudelijk is onderhandeld, zonder dat de (onderhandelaar van de) Gemeente steeds uitdrukkelijk heeft gewezen op het gebrek aan bevoegdheid van de onderhandelaar, waarbij partijen het op onderdelen eens zijn geworden. Een perfecte overeenkomst is toen immers niet tot stand
gekomen. Partijen hebben niet alleen nog maanden gecorrespondeerd over de precieze afspraken, maar [eiseres] was toen geen eigenaar van alle percelen. Of juist is, zoals [eiseres] stelt, dat de Gemeente als een perfecte overeenkomst tussen haar onderhandelaars en die van [eiseres] was bereikt wel voormeld gerechtvaardigd vertrouwen zou hebben gewekt kan in het midden blijven, nu die situatie zich niet heeft voorgedaan.
4.6
Voor de bijeenkomst op 30 september 2010 geldt in grote lijnen hetzelfde. De samenstelling van de delegatie noch de inhoud van de besprekingen kan in redelijkheid bij [eiseres] het gerechtvaardigd vertrouwen hebben gewekt dat een overeenkomst was gesloten met daartoe bevoegde vertegenwoordigers van de Gemeente. Andere bijzondere omstandigheden dan die, die hiervoor te licht bevonden zijn voor het gewekt zijn van het gerechtvaardigd vertrouwen zijn niet gesteld of gebleken.
4.7 (
(meer-uiterst)subsidiaire grondslag-onrechtmatige daad
De vorderingen tot verwijzing naar de schadestaat en dooronderhandeling veronderstellen beide dat sprake is van onrechtmatig handelen van de Gemeente door de onderhandelingen te staken en gestaakt te houden.
Concrete stellingen waaruit valt af te leiden dat en waarom de Gemeente onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld door de onderhandelingen af te breken heeft [eiseres] niet ingenomen. In beginsel staat het elke partij vrij om onderhandelingen af te breken. In dit geval is er, nog los van het probleem van de bevoegdheid, geen aanleiding om een uitzondering op dat uitgangspunt aan te nemen.
De rechtbank heeft daarbij het volgende meegewogen.
Ook als ervan wordt uitgegaan dat sprake was van overeenstemming op hoofdlijnen is immers duidelijk dat het buitengewoon moeilijk bleek om het eens te worden over de precieze invulling. Voorts liet de verwerving van de eigendom van de percelen door [eiseres] erg lang op zich wachten. Dat er problemen waren met de veiling ligt, in de verhouding tot de Gemeente, geheel in de risicosfeer van [eiseres]. Zij had de verantwoordelijkheid om de eigendomsoverdracht te regelen en daartoe de geëigende stappen te nemen, waaronder het inschakelen van een notaris (nu zij om onduidelijke redenen geen onderhandse verkoop in de zin van art. 3: 268 BW wenste). Dat daarbij –kennelijk meer dan eens- iets niet goed is gegaan is dus in de verhouding tot de Gemeente geheel en al aan [eiseres] te wijten. Van een passende doortastendheid, zoals de Gemeente mocht verwachten, heeft [eiseres] geen blijk gegeven.
De Gemeente heeft dus, twee jaar na aanvang van de onderhandelingen met [bedrijf 1] en driekwart jaar na aanvang van de onderhandelingen met [eiseres], in redelijkheid de keus mogen maken om de onderhandelingen definitief te staken. Dat geldt te meer nu, inmiddels, naar onweersproken is gesteld, sprake was van een geheel andere situatie dan bij aanvang, onder meer als gevolg van de bestuursrechtelijke ontwikkelingen (de verkeerde rechtspersoon heeft bezwaar ingesteld), het faillissement van de bestuurder van [bedrijf 1] en de politiek/bestuurlijke onrust rond dit dossier.
4.8
Dit alles betekent dat geen van de grondslagen de hoofdvorderingen kan dragen, zodat die integraal worden afgewezen. De nevenvorderingen delen dat lot.
4.9
[eiseres] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de kant van de Gemeente vastgesteld op € 3.715,= aan verschotten en € 9.633,= aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2014.
106/1974