beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3], wonende aan de[adres 3] te [plaats 2] toe tot een bedrag van respectievelijk € 3.825,00, € 2.750,00 en € 2.000,00 en veroordeelt de verdachte deze bedragen tegen kwijting aan de benadeelde partijen te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
bepaalt dat deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door elk van de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partijen te betalen respectievelijk € 3.825,00, € 2.750,00 en € 2.000,00 (hoofdsommen), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 3.825,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 48 dagen;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 2.750,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 37 dagen;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 2000,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan een benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van die benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. van Lottum, voorzitter,
en mrs. B.A. Cnossen en M.M. Koevoets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Snoeren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2014.