ECLI:NL:RBROT:2014:5668

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
10 juli 2014
Zaaknummer
C/10/452899 / KG ZA 14-548
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op omgang met meerderjarig onder curatele gesteld kind en misbruik van recht door curator

In deze zaak, die op 11 juli 2014 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde de vrouw, de moeder van de meerderjarige [X], die onder curatele is gesteld, dat de curator zou zorgen voor omgang tussen haar en [X]. De vrouw stelde dat er al sinds februari 2014 geen omgang had plaatsgevonden en vorderde dat [X] elke twee weken in het weekend bij haar zou verblijven. De curator, die de belangen van [X] behartigt, voerde verweer en stelde dat de bezoeken van de vrouw aan [X] leidden tot opstandig gedrag van [X], wat bedreigend was voor haar welzijn. De voorzieningenrechter oordeelde dat het recht op omgang met een meerderjarig kind niet expliciet in de wet is geregeld, maar dat de vordering van de vrouw zou kunnen worden toegewezen indien zou blijken dat de curator misbruik maakt van zijn bevoegdheid. Na afweging van de belangen van de vrouw en de curator, concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen sprake was van misbruik van recht door de curator. De vordering van de vrouw werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de complexiteit van omgangsregelingen bij meerderjarigen onder curatele en de rol van de curator in het beschermen van de belangen van het kind.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie 1
zaaknummer / rolnummer: C/10/452899 / KG ZA 14-548
Vonnis in kort geding van 11 juli 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1], gemeente [gemeente],
eiseres,
advocaat mr. A.C. Mens te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres]
gedaagde,
in persoon verschenen
Partijen zullen hierna de vrouw en de curator genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 19 juni 2014, met producties;
  • de mondelinge behandeling op 27 juni 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. Mens;
  • de curator.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De vrouw is de moeder van [X][Y], geboren op [geboortedatum] te [woonplaats 2] (hierna te noemen: [X]);
2.2.
[X] heeft een verstandelijke handicap en verblijft in het [verblijfplaats] te [plaats].
2.3.
[X] is bij beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Utrecht van
9 oktober 2012 onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis met benoeming van de heer [gedaagde] tot curator.
3. Het geschil
3.1.
De vrouw vordert samengevat - te bevelen dat de curator ervoor zorgdraagt dat [X] een dag per twee weken in het weekend bij de vrouw mag verblijven van 10:00 uur tot 20:00 uur, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van de curator in de kosten van de procedure.
3.2.
De curator voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vordering is gegeven nu er al vanaf februari 2014 geen omgang heeft plaatsgevonden tussen haar en [X].
4.2.
Het door de vrouw gevorderde recht op omgang met [X], die meerderjarig is, is anders dan omgang tussen ouders en hun minderjarige kinderen, niet in de wet geregeld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering van de vrouw desondanks zou kunnen worden toegewezen indien vast komt te staan dat de curator misbruik maakt van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 3:13 juncto 3:15 BW, in welk geval hij voorts onrechtmatig jegens de vrouw zou handelen. In dit kader dienen de belangen van de curator (en daarmee dus in wezen de belangen van [X], welke belangen door de curator worden behartigd) te worden afgewogen tegen de belangen van de vrouw.
4.3.
Het belang van de vrouw is erin gelegen dat zij contact met haar inmiddels
21-jarige dochter wil, die tot haar 16e jaar bij haar thuis heeft gewoond.
Het belang van de curator is dat hij in zijn hoedanigheid de belangen van [X] dient te behartigen.
4.4.
De curator heeft aangevoerd dat hij heeft geconstateerd dat de bezoeken van de vrouw aan en de telefoongesprekken met [X] met grote regelmaat leiden tot opstandig gedag van [X], hetgeen bedreigend is voor het welzijn van [X] bij wie sprake is van ernstige gedragsproblematiek. Dit heeft er volgens de curator toe geleid dat de bezoekregeling en de verdere contacten van de vrouw aan [X] tot nadere datum zijn opgeschort.
Vaststaat dat de verhouding tussen de vrouw en de curator ernstig is verstoord. De vrouw en de curator verschillen van inzicht over de ernst van de problematiek van [X] en over de vraag of [X] in het [verblijfplaats] op haar plaats zit. Zolang de vrouw niet accepteert dat de curator in zijn hoedanigheid het voor het zeggen heeft over met name de huisvesting en begeleiding van [X], brengt het bezoek van de vrouw aan [X] onrust met zich, hetgeen gelet op de gedragsproblematiek van [X] niet in haar belang is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zien de bezwaren van de vrouw meer op het functioneren van de curator. Het aan de orde stellen van het functioneren van de curator leent zich echter niet voor behandeling in kort geding. Daarvoor bestaat een in de wet afzonderlijk voorgeschreven procedure.
4.5.
Gelet op het vorenstaande is geen sprake van een situatie waarin de curator misbruik maakt van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 3:13 juncto 3:15 BW, zodat hij niet onrechtmatig handelt door de vrouw op dit moment geen contacten toe te staan met [X]. De vordering van de vrouw wordt dan ook afgewezen.
4.6.
Gelet op de bijzondere relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2014.