ECLI:NL:RBROT:2014:6016

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
18 juli 2014
Zaaknummer
C/10/410723 / HA ZA 12-904
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in aanvaringszaak tussen Eiltank Schiffahrt GmbH & Co Flüssigtransport KG en Lutana Watertransport B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, betreft het een aanvaring tussen de Julius Rütgers en het duwstel Credo in het Kanaal van Gent naar Terneuzen. De rechtbank heeft op 11 juni 2014 een eindvonnis uitgesproken na bewijslevering. De eiser, Eiltank Schiffahrt GmbH & Co Flüssigtransport KG, stelde dat de aanvaring was veroorzaakt door de plotselinge koerswijziging van het duwstel Credo, terwijl de gedaagde, Lutana Watertransport B.V., de schuld bij de Julius Rütgers legde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Julius Rütgers met een te hoge snelheid voer en de as van het vaarwater niet correct respecteerde, wat bijdroeg aan de aanvaring. De schuldverdeling werd vastgesteld op 75% voor de Julius Rütgers en 25% voor het duwstel Credo. Eiltank had niet voldoende bewijs geleverd voor de gevorderde tijdverletkosten, maar de rechtbank erkende wel de cascoschade en expertisekosten aan de zijde van de Julius Rütgers. Uiteindelijk werd Lutana veroordeeld tot betaling van € 17.215,75 aan Eiltank, vermeerderd met wettelijke rente, en werd Eiltank in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/410723 / HA ZA 12-904
Vonnis van 11 juni 2014
in de zaak van
de vennootschap naar vreemd recht
EILTANK SCHIFFAHRT GMBH & CO FLÜSSIGTRANSPORT KG,
gevestigd te Aschaffenburg (Duitsland),
eiseres,
advocaat mr. J.C. van Zuethem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LUTANA WATERTRANSPORT B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagde,
advocaat mr. V.R.Pool.
Partijen zullen hierna Eiltank en Lutana genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 juli 2013, waarbij Eiltank is opgedragen om bewijs te leveren;
  • het proces-verbaal van het op 21 november 2013 gehouden getuigenverhoor, waaraan door de beide getuigen gemaakte schetsen zijn gehecht;
  • de conclusie na enquête tevens akte houdende vermeerdering van eis (met producties) van Eiltank;
  • de conclusie na enquête (met producties) van Lutana;
  • de antwoordconclusie van Eiltank;
  • de antwoordconclusie na enquête van Lutana.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij voormeld vonnis is Eiltank opgedragen te bewijzen:
(a.) dat het duwstel van de Credo plotseling hard bakboord het vaarwater over is gaan steken en dat (mede) daardoor de aanvaring met de Julius Rütgers is veroorzaakt;
(b.) dat zij een tijdverletschade van € 34.706 heeft geleden, althans dat zij van Hansatank of verzekeraars last en volmacht heeft gekregen om deze schade op eigen naam te innen;
(c.) dat zij van Hansatank of verzekeraars last en volmacht heeft gekregen om de expertise-kosten ad € 3.267,00 op eigen naam te innen.
2.2.
Ter voldoening aan de bewijsopdracht heeft Eiltank twee getuigen doen horen: [persoon 1] (schipper van de Julius Rütgers) en [persoon 2] (stuurman van de Julius Rütgers). In contra-enquête zijn geen getuigen voorgebracht. Door beide partijen zijn nog producties in het geding gebracht.
2.3.
De rechtbank verwerpt de stelling van Lutana dat de beide getuigen als partij-getuigen dienen te worden aangemerkt. Als enig en niet verder toegelicht argument daarvoor heeft zij aangevoerd “dat verklaringen van deze bemanningsleden niet als bewijs kunnen dienen omdat zij kwalificeren als partijgetuigen” (met een voetnoot naar Asser procesrecht 3 Bewijs, 164 Partijen en derden). Het enkele feit dat [persoon 1] en [persoon 2] bemanningsleden waren van de Julius Rütgers maakt hen niet tot partjgetuigen.
2.4.
De tekst van de bewijsopdracht onder (a) moet gelezen worden tegen de achtergrond van de stelling van Eiltank, dat de Credo artikel 9 lid 2 van het Scheepvaart-reglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen heeft overtreden door plotseling hard bakboord het vaarwater gedeeltelijk over te steken en de Julius Rütgers genoodzaakt heeft haar koers te wijzigen om een aanvaring te voorkomen. Genoemd artikel luidt:
“Een schip dat het vaarwater geheel of gedeeltelijk oversteekt of van zijn ligplaats vertrekt, mag de koerslijn van een schip dat in het vaarwater varende is en de richting ervan volgt, niet kruisen indien laatstgenoemd schip daardoor verplicht zou worden koers of vaart te wijzigen om aanvaring te voorkomen. Bij gevaar voor aanvaring moet het schip dat het vaarwater geheel of gedeeltelijk oversteekt of van ligplaats vertrekt, uitwijken.”
vaargedrag van de Julius Rütgers
2.5.
Het gaat er derhalve in deze zaak kort gezegd nog om, in hoeverre de koerslijn van het in het vaarwater varende schip, in casu de Julius Rütgers, hinderlijk gekruist werd door het duwstel van de Credo. Alvorens zich uit te spreken over de uitkomst van de bewijslevering stelt de rechtbank het vaargedrag van de Julius Rütgers definitief vast. De rechtbank blijft in dat verband bij haar eerdere overwegingen (4.5.1. en 4.5.2.van het laatste tussenvonnis):
- dat door Lutana niet werd betwist dat de Julius Rütgers het midden van het vaarwater van de middelste doorvaartopening hield;
- dat ook uit de overgelegde AIS-beelden blijkt dat de Julius Rütgers op of zelfs iets over de as van het vaarwater voer;
- dat uit die beelden ook volgt dat de snelheid van de Julius Rütgers vanaf het naderen van de brug (vanaf 23.54 uur) tot het moment van de aanvaring vrijwel steeds 9,5 knopen heeft bedragen en niet onder de 9,0 knopen is geweest;
- dat daarmee de Julius Rütgers iets te snel voer (17,594 althans 16,668 km waar 16 km per uur was toegestaan);
- dat ook vaststaat dat zij geen snelheid heeft geminderd;
- dat door de schipper van de Julius Rütgers het duwstel werd waargenomen toen het zich nog op enkele honderden meters voor de brug bevond.
2.6.
Hoewel het getuigenverhoor daar niet direct voor was bedoeld, komen ook de verklaringen van beide getuigen grosso modo overeen met deze overwegingen, echter met uitzondering van de door hen genoemde positie van de Julius Rütgers in het vaarwater. Wat betreft deze positie hecht de rechtbank echter meer waarde aan de overgelegde AIS-beelden dan aan de herinneringen van de bemanningsleden van de Julius Rütgers. Zoals gezegd werd tot aan de bewijslevering ook door Eiltank zelf niet betwist dat de Julius Rütgers het midden van het vaarwater van de middelste doorvaartopening hield. Waar nu door haar wordt gesteld dat het niet onwaarschijnlijk is dat bij de AIS-beelden afwijkingen van tenminste enkele meters mogelijk zijn, verklaarde haar raadsman ter comparitie nog dat de gegevens van de AIS die aantonen dat de Julius Rütgers in het midden van de doorvaart-opening heeft gevaren juist waren. Waar het gaat om de impact van de aanvaring op de koers van de Julius Rütgers beroept Eiltank zich overigens ook zelf op de AIS-beelden.
2.7.
Aan haar eerdere vaststellingen over het vaargedrag van de Julius Rütgers voegt de rechtbank nog toe dat zij op het moment van de aanvaring gestrekt in het vaarwater voer.
Dit volgt uit de AIS-beelden alsook uit de verklaringen van de beide getuigen.
2.8.
Zoals eerder reeds overwogen (4.5.2. van het laatste tussenvonnis) had de schipper van de Julius Rütgers er, gelet op de geringe breedte van de westelijke brugopening (27 m) rekening mee dienen te houden dat het duwstel (met de gebruikelijke breedte van bijna 23 meter) niet de westelijke maar de middelste doorvaartopening zou nemen. Door te snel en met onverminderde snelheid op of iets over de as van het vaarwater van die centrale doorvaartopening te varen overtrad de schipper van de Julius Rütgers de artikelen 9 lid 1, 8 lid 1, 6 lid 8 sub c en 8 lid 2 van het Scheepvaartreglement. De Julius Rütgers had òf de oostelijke doorvaartopening moeten nemen (waarvoor geen beperkingen golden, zoals hij als getuige verklaarde) òf met verminderde snelheid strak de stuurboordzijde van het vaarwater onder het middelste gedeelte van de brug moeten houden.
vaargedrag van het duwstel van de Credo
2.9.
Op grond van de afgelegde getuigenverklaringen acht de rechtbank bewezen dat het duwstel plotseling in de richting van de Julius Rütgers draaide toen dit laatste schip gestrekt in het vaarwater onder of net beneden de brug voer. [persoon 1] verklaarde dat hij het toplicht en de boordlichten van de duweenheid snel (in zijn richting) zag draaien en [persoon 2] sprak van een draaiing naar bakboord waar hij eerder had gezien dat een ontmoeting tussen beide schepen zonder gevaar mogelijk zou zijn. Door Lutana zijn geen getuigen voorgebracht. De in een eerder stadium overgelegde schriftelijke verklaring van schipper [persoon 3] is onvoldoende specifiek op het punt van het al dan niet maken van een draai maar bakboord en is overigens niet in rechte getoetst.
2.10.
Door plotseling naar bakboord te draaien kruiste het duwstel van de Credo de koerslijn van de Julius Rütgers die in het vaarwater varende was en de richting ervan volgde en kwam de kop van de duwbak aan bakboordzijde van het duwstel in aanvaring met de bakboordzijde (net voor het scheepsmidden) van de Julius Rütgers, die als gevolg van de klap flink naar stuurboord werd weggezet en het duwstel nog een keer raakte. De schipper van het duwstel van de Credo overtrad daarmee eerdergenoemd artikel 9 lid 2 van het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen. Hieraan doet niet af dat de Julius Rütgers zich niet in de voor haar goede zijde van het vaarwater bevond. Rekening houdend met de in het laatste tussenvonnis vastgestelde afmetingen van beide schepen en de breedte van de middelste doorvaaropening zou de aanvaring, gegeven het hiervoor vastgestelde vaargedrag van de Julius Rütgers, vrijwel zeker ook zijn ontstaan als het duwstel de uiterste stuurboordzijde van haar vaarwater had gehouden. Omgekeerd kan op grond van het geleverde bewijs niet geconcludeerd worden dat de aanvaring ook gevolgd zou zijn aan als de Julius Rütgers de uiterste stuurboordzijde van haar vaarwater had gehouden, laat staan als zij de oostelijke doorvaartopening had genomen. In zoverre is het maken van een draai naar bakboord door het duwstel van de Credo vlak voordat zij de in meerdere opzichten in overtreding zijnde Julius Rütgers ging passeren als een bijkomende oorzaak van de aanvaring te beschouwen. De wederzijds gemaakte fouten tegen elkaar afwegend komt de rechtbank op een schuldverdeling van 75:25 ten nadele van de Julius Rütgers.
schadecijfers
2.11.
Ten bewijze van de door haar gestelde tijdverletschade heeft Eiltank volstaan met het overleggen van het reeds eerder door haar in het geding gebracht exploitatieoverzicht van de rompbevrachter Hansatank voor de periode drie maanden voor en drie maanden na de aanvaring. Echter met deze verschillen dat het exploitatieoverzicht thans sluit op een bedrag van € 34.835,58 en thans voorzien is van de handtekening van “Steuerberater” [persoon 4] onder de zin: “
Die Zahlen stimmen mit der Buchhaltung überein und wirden von uns überprüft”.
2.12.
Als gevolg hiervan heeft Eiltank haar eis vermeerderd met een bedrag van € 129,- en vordert zij in hoofdsom € 103.698,58. Lutana heeft zich niet tegen de vermeerdering van eis verzet zodat de rechtbank op zichzelf van deze bedragen uit zal gaan.
2.13.
Naar het oordeel van de rechtbank is Eiltank niet geslaagd in het leveren van bewijs voor de beweerdelijk (door de rompbevrachter Hansatank) geleden tijdverletschade. De aan het exploitatieoverzicht ten grondslag liggende stukken ontbreken en ook is er voor de wederpartij en de rechtbank geen andere gelegenheid geweest om de betrouwbaarheid van [persoon 4] en de juistheid van diens controle van de boekhouding te toetsen. De vraag of Hansatank, die vele schepen in rompbevrachting heeft varen, daadwerkelijk inkomsten heeft misgelopen als gevolg van deze aanvaring is daarmee in rechte niet beantwoord.
2.14.
Eerder is al vastgesteld dat de cascoschade aan de zijde van de Julius Rütgers een bedrag van € 65.596,00 heeft bedragen en de expertisekosten € 3.267,00. Met betrekking tot deze laatste kosten acht de rechtbank thans bewezen dat Eiltank van haar cascoverzekeraars en van Hansatank last en volmacht heeft gekregen om deze kosten op eigen naam te innen. Lutana heeft de terzake door Eiltank overgelegde “Aufträge” onvoldoende gemotiveerd weersproken.
2.15.
Ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten heeft de rechtbank reeds overwogen dat deze niet voor toewijzing vatbaar zijn nu Eiltank niet stelt dat deze kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de in de artikelen 56 en 57 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
2.16.
Samenvattend is Lutana aan Eiltank een bedrag verschuldigd van 0,25 x (€ 65.596,00 + € 3.267,00) = € 17.215,75. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
2.17.
De rechtbank zal Eiltank, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van deze procedure veroordelen. De kosten aan de zijde van Lutana worden begroot op:
- griffierecht € 3.621,00
- salaris advocaat
4.263,00(3,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 7.884,00

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Lutana om aan Eiltank te betalen een bedrag van € 17.215,75 (zeventienduizend tweehonderdenvijftien euro en vijfenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 9 november 2011 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt Eiltank in de proceskosten, aan de zijde van Lutana tot op heden begroot op € 7.884,00,
3.3.
veroordeelt Eiltank in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Lutana niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2014.
32