Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[Eiser 1],
[Eiser 2],
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2]
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juli 2014 uitspraak gedaan over de rechtsgeldigheid van schenkingen die door de erflater aan zijn buitenechtelijke kinderen zijn gedaan. De eisers, [Eiser 1] en [Eiser 2], die optreden als executeurs van de nalatenschap van de op [datum van overlijden] overleden erflater, hebben gesteld dat deze schenkingen zonder de vereiste toestemming van de echtgenote van de erflater zijn gedaan, zoals voorgeschreven in artikel 1:88 BW. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schenkingen, die onder andere een geldbedrag van € 58.500,-- en een Mercedes omvatten, bovenmatig waren en dat de toestemming van de echtgenote noodzakelijk was. Aangezien deze toestemming niet was gegeven, heeft de rechtbank geoordeeld dat de schenkingen buitengerechtelijk zijn vernietigd op grond van artikel 1:89 BW.
De rechtbank heeft ook de argumenten van de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], verworpen, die stelden dat de schenkingen voortvloeiden uit een natuurlijke verbintenis. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende omstandigheden waren gesteld die deze bewering konden rechtvaardigen. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot terugbetaling van de geschonken bedragen en de afgifte van de Mercedes aan de eisers, evenals de wettelijke rente over de terug te betalen bedragen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Deze uitspraak benadrukt het belang van toestemming van de echtgenoot bij het doen van bovenmatige schenkingen en de gevolgen van het niet naleven van deze wettelijke vereisten. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers toegewezen en de gedaagden veroordeeld tot terugbetaling van de geschonken bedragen en de afgifte van de auto.