ECLI:NL:RBROT:2014:6083

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2014
Publicatiedatum
21 juli 2014
Zaaknummer
C/10/413449 / HA ZA 12-1036
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor avarij-grosse en bewijsvoering bij hulpverlening op zee

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van civiel recht, heeft de rechtbank Rotterdam op 2 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen Navalmar (U.K.) Limited en Glencore Grain B.V. en andere gedaagden. De zaak betreft de vraag of de kosten van hulpverlening aan het schip 'Rochester Castle', dat in december 2011 in de Bosporus in problemen verkeerde, voor vergoeding in aanmerking komen onder de York-Antwerp Rules 1994. Navalmar, de eigenaar van het schip, had het schip gecharterd aan Glencore Grain en vorderde een bijdrage van de gedaagden in de avarij-grosse, die was ontstaan door de hulpverlening van de Turkse kustwacht. De rechtbank oordeelde dat Navalmar voldoende bewijs moest leveren dat er daadwerkelijk gevaar was voor het schip en dat de kosten van de hulpverlening redelijk waren. De rechtbank stelde vast dat Navalmar de bewijslast had om aan te tonen dat de ankers van de 'Rochester Castle' het niet langer hielden en dat het schip dreigde te vergaan. Daarnaast moest Navalmar aantonen dat het betaalde bedrag van USD 1.550.000,-- aan hulploon naar Turkse maatstaven redelijk was. De rechtbank droeg ook Glencore Grain op om bewijs te leveren dat het evenement het gevolg was van de onzeewaardigheid van het schip. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid en bewijsvoering in zaken die betrekking hebben op maritieme aansprakelijkheid en avarij-grosse.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/413449 / HA ZA 12-1036
Vonnis van 2 april 2014
in de zaak van
de vennootschap naar vreemd recht
NAVALMAR (U.K.) LIMITED,
gevestigd te Londen, Engeland, Verenigd Koninkrijk,
eiseres,
advocaat mr. R.P. van Campen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GLENCORE GRAIN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de naamloze vennootschap
HDI GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4. de naamloze vennootschap
AMLIN CORPORATE INSURANCE N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
5. de rechtspersoon naar vreemd recht
TSM COMPAGNIE D’ASSURANCES SOCIÉTÉ COOPÉRATIVE,
gevestigd te La Chaux-de-Fonds, Zwitserland,
6. de rechtspersoon naar vreemd recht
NHA HAMBURGER ASSEKURANZ AGENTUR GMBH,
gevestigd te Hamburg, Duitsland.
gedaagden,
advocaat mr. H. Posthumus Meyjes.
Eiseres zal hierna Navalmar genoemd worden en gedaagden gezamenlijk Glencore Grain c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 22 mei in het incident ex art. 843a Rv alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 10 juli 2013, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
  • de akte houdende producties tevens akte van depot van Navalmar, met producties;
  • de bij faxbericht van de advocaat van Navalmar van 20 september 2013 overgelegde Engelse vertaling die behoort bij productie 11 van Navalmar;
  • het proces-verbaal van comparitie van 30 september 2013, waaraan zijn gehecht (1) de “Notitie Comparitie d.d. 30 september 2013” van de advocaat van Glencore Grain c.s., (2) de brief van de advocaat van Glencore Grain c.s. van 17 oktober 2013 en (3) de brief van de advocaat van Navalmar van 17 oktober 2013.
1.2.
Ten slotte is op de rol van 8 januari 2014 vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Navalmar is eigenaresse van het in Malta geregistreerde schip “Rochester Castle”.
2.2.
Bij een op 31 oktober 2011 in Dubai gesloten
charterparty(prod. 1 van Navalmar) heeft Navalmar de “Rochester Castle” vervracht aan Glencore Grain, gedaagde sub 1.
2.3.
Op of omstreeks 4 december 2011 is de “Rochester Castle” vanuit Tuapse in Rusland vertrokken naar Djibouti. Het schip was geladen met (bijna) 44.000 mton “
wheat grains in bulk” (graan in bulk), waarvoor door de kapitein twee ordercognossementen waren afgegeven.
2.4.
In de vroege ochtend van 6 december 2011 is het schip aan de noordzijde van de Bosporus gearriveerd. Vervolgens hebben zich allerlei verwikkelingen op het schip voorgedaan die er uiteindelijk toe hebben geleid dat door de loods om assistentie van sleepboten is gevraagd. Om ongeveer 11.20 uur waren drie sleepboten van het Turkse
General Directorate of Coastal Safetygearriveerd en hadden zij een tros aangereikt aan het schip. De “Rochester Castle” heeft hierop haar route vervolgd en werd door de verkeerscontrole van de Bosporus bevolen om voor de rede van Istanbul voor anker te gaan in afwachting van onderzoek met betrekking tot de verleende hulp van de sleepboten.
2.5.
Op 8 december 2011 heeft de kapitein naar aanleiding van het hierboven in 2.4 genoemde evenement (hierna: het evenement) avarij-grosse verklaard.
2.6.
Tevens heeft de rederij met het Turkse Directoraat voor de Kustveiligheid een schikking getroffen wat betreft de verleende hulp aan de “Rochester Castle” voor een bedrag van US$ 1.550.000,--.
2.7.
Op 12 december 2011 is door de ladingverzekeraars, gedaagden sub 2-6, een
Average Guarantee(prod. 5 van Navalmar) afgegeven. Tot dispacheur is benoemd Dr. Giorgio Cavallo te Genua, Italië, die op 15 februari 2012 de dispache (prod. 6 van Navalmar) heeft opgemaakt en afgegeven.
2.8.
In de dispache is het ladingaandeel in de avarij-grosse vastgesteld op
US$ 955.800,--.

3.Het geschil

3.1.
Navalmar vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaart voor recht dat Glencore Grain c.s., althans iedere gedaagde, individueel gehouden zijn(is) bij te dragen aan avarij-grosse overeenkomstig de dispache die is opgemaakt door [persoon 1] op 15 februari 2012 en dat Glencore Grain c.s., althans iedere gedaagde individueel gehouden zijn (is) de in de dispache genoemde bijdrage te betalen aan Navalmar overeenkomstig de verplichting van Glencore Grain c.s., althans gedaagden sub 2-6, onder de General Average Guarantee d.d. 12 december 2011, die is afgegeven door gedaagden
2-6, met (hoofdelijke) veroordeling van Glencore Grain c.s. in de kosten van deze procedure.
3.2.
Hieraan legt Navalmar de volgende stellingen ten grondslag:
  • Van avarij-grosse is ingevolge Rule A van de YAR 1994 sprake in het geval van een buitengewone opoffering of uitgave die opzettelijk en in redelijkheid wordt verricht of gedaan voor de gemeenschappelijke veiligheid met het doel de goederen die zijn betrokken bij een gemeenschappelijke, met het zeeschip uitgevoerde, onderneming voor gevaar te behoeden; het is evident dat genoemd door Navalmar betaald bedrag van US$ 1.550.000,-- een uitgave is die opzettelijk is gedaan, redelijk is geweest en is gedaan om schip en lading te behoeden voor gevaar;
  • Op grond van Rule VI YAR 1994 komen zulke noodzakelijke hulpverleningskosten geheel voor toelating in avarij-grosse in aanmerking, zoals ook door de dispacheur is vastgesteld;
  • Ondanks uitdrukkelijk verzoek zijn ladingbelanghebbenden niet bereid geweest hun door de dispacheur vastgestelde bijdrage in de avarij-grosse te betalen aan Navalmar.
3.3.
Glencore Grain c.s. voeren verweer. Primair betwisten zij dat sprake is geweest van hulpverlening omdat de “Rochester Castle” in het geheel niet in gevaar heeft verkeerd althans niet in gevaar heeft verkeerd tijdens de periode dat sleepboten van het Turkse Directoraat voor de Kustveiligheid (het
Directorate General of Coastal Safety; hierna: DGCS) diensten aan schip en lading zouden hebben verleend. Subsidiair wordt door Glencore Grain c.s. betwist dat het betaalde hulploon redelijk is; dit hulploon is excessief. Meer subsidiair doen Glencore Grain c.s. een beroep op de onzeewaardigheid van het schip bij aanvang van de reis en uiterst subsidair voeren zij aan dat een eventuele uitvoerbaarverklaring bij voorraad slechts dient te geschieden onder voorwaarde van voldoende zekerheidstelling.

4.De beoordeling

rechtsmacht

4.1.
De onderhavige zaak is een internationale zaak, nu Navalmar en verscheidene gedaagden woonplaats hebben buiten Nederland. Deze rechtbank is bevoegd op grond van een stilzwijgende forumkeuze, aangezien tegen de bevoegdheid van deze rechtbank geen bezwaar wordt gemaakt.
toepasselijk recht (in aanvulling op de Hague (Visby) Rules)
4.2.
Vanwege genoemd internationaal karakter van de onderhavige zaak is vervolgens de vraag aan de orde welk recht toepasselijk is.
Tijdens de comparitiezitting hebben partijen een rechtskeuze voor Engels recht uitgebracht, voor zover het punt van de beweerdelijke onzeewaardigheid van de “Rochester Castle” niet geheel en al bestreken wordt door de Hague (Visby) Rules.
de vordering van Navalmar tegen Glencore Grain (gedaagde 1)
4.3.
Tijdens de comparitiezitting is van de zijde van Navalmar aangegeven dat de vordering van Navalmar tegen Glencore Grain weliswaar niet wordt ingetrokken maar wel op nihil wordt gesteld.
het gevaar waarin de “Rochester Castle” zou hebben verkeerd; de rol van de sleepboten
4.4.
Ingevolge clausule 25 van de
charterpartyen clausule 3 van de cognossementen dient avarij-grosse te worden vastgesteld in overeenstemming met de York-Antwerp Rules 1994 (hierna: YAR 1994) (
“General average shall be adjusted according to the York-Antwerp Rules 1994 or any subsequent modification thereof”resp.
“General Average shall be adjusted, stated and settled according to York-Antwerp Rules 1994, or any subsequent modification thereof”).
4.5.
Gewezen zij op Rule A en Rule VI van de YAR 1994:
(Rule A:)
There is a general average act when, and only when, any extraordinary sacrifice or expenditure is intentionally and reasonably made or incurred for the common safety for the purpose of preserving from peril the property involved in a common maritime adventure.
General average sacrifices and expenditures shall be borne by the different contributing interests on the basis hereinafter provided.
(Rule VI:)
Salvage remuneration
( a)
Expenditure incurred by the parties to the adventure in the nature of salvage, whether under contract or otherwise, shall be allowed in general average provided that the salvage operations were carried out for the purpose of preserving from peril the property involved in the common maritime adventure.
Expenditure allowed in general average shall include any salvage remuneration in which the skill and efforts of the salvors in preventing or minimising damage to the environment such as is referred to in Article 13 paragraph 1(b) of the International Convention on Salvage, 1989 have been taken into account.
( b)
Special compensation payable to a salvor by the shipowner under Article 14 of the said Convention to the extent specified in paragraph 4 of that Article or under any other provision similar in substance shall not be allowed in general average.
4.6.
Aan de orde is de vraag of de hulpverlening ter vergoeding waarvan het onderhavige hulploon strekt noodzakelijk was voor het beveiligen van de lading van de “Rochester Castle” tegen gevaar als bedoeld in Rule VI onder (a) van de YAR 1994.
De hulpverlening ter vergoeding waarvan het onderhavige hulploon strekt heeft bestaan uit de hierboven in 2.4 nader uiteengezette assistentie van drie sleepboten van het GDCS teneinde te voorkomen dat de “Rochester Castle” verder zou afdrijven naar ondiepe wateren met het gevaar aan de grond te lopen.
Volgens Navalmar verkeerde de lading van de “Rochester Castle” om de volgende reden in gevaar op het moment dat in de ochtend van 6 december 2011 deze hulpverlening is ingeroepen. Nadat de hoofdmotor van “de Rochester Castle” door interventie van een automatisch veiligheidssysteem, dat betrekking heeft op de temperatuur van de oliekoeling van cilinder 2, was teruggebracht van 105 r.p.m. naar 35 r.p.m., begon het schip als gevolg van dit verlies van snelheid in combinatie met de stroming en de wind te driften in de richting van ondiepe wateren van de Bosporus. Daarom is het bevel
“slow astern, half astern and full astern”gegeven en zijn beide ankers van het schip uitgeworpen. Op een gegeven moment hielden de ankers van de “Rochester Castle” het echter niet langer en was er reëel gevaar dat het schip aan de grond zou raken.
Ter staving van haar standpunt heeft Navalmar onder andere scheepsdagboeken van de “Rochester Castle”, expertiserapporten van Kalimbassieris Maritime S.A., informatie over de Bosporus alsmede een verklaring en logboeken van de hulpverlenende schepen in het geding gebracht.
Glencore Grain c.s. betwisten gemotiveerd dat sprake is geweest van zulk in Rule VI onder (a) van de YAR 1994 bedoeld gevaar. Zij beroepen zich onder meer op de verklaringen onder ede van de kapitein en de derde stuurman van de “Rochester Castle” dat er van gevaar geen sprake was omdat de hoofdmotor van het schip volledig is blijven functioneren, zoals blijkt uit de overgelegde scheepsdagboeken (prod. 1, 2 en 8 bij genoemde akte houdende producties tevens akte van depot van Navalmar) alsmede dat de ankers al werden opgehieuwd voordat de sleepboten gearriveerd waren.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Navalmar, gezien haar hierboven in rov. 4.6 genoemde argumenten, voldaan aan haar stelplicht dat sprake is geweest van gevaar als bedoeld in Rule VI onder (a) van de YAR 1994 op het moment dat in de ochtend van 6 december 2011 onderhavige hulpverlening is ingeroepen. Als de partij op wie hiervan de bewijslast rust zal zij dan ook worden toegelaten het door haar aangeboden bewijs te leveren dat de ankers van de “Rochester Castle” het niet langer hielden en het schip aan het driften was in de richting van ondiepe wateren. Dit volgt bepaald nog niet uit de door haar overgelegde producties. Opmerkelijk is met name de veranderde opvatting van de expert in zijn tweede rapport. Waar hij in zijn eerste rapport nog schrijft dat het schip niet in gevaar was omdat de hoofdmotor volledig functioneerde, trekt hij bijna twee jaar later een andere conclusie.
Slaagt Navalmar in genoemd bewijs, dan is vast komen te staan dat sprake is geweest van vorenbedoeld gevaar, zodat de ingeroepen assistentie van de sleepboten noodzakelijk was en er wat betreft het betaalde hulploon in beginsel een bijdrageplicht is van gedaagden. Met het oog op dat geval overweegt de rechtbank thans als volgt.
redelijkheid van het betaalde hulploon
4.8.
Gewezen zij op het eerste lid van Rule E van de YAR 1994:
The onus of proof is upon the party claiming in general average to show that the loss or expense claimed is properly allowable as general average.
In het standpunt van Navalmar ligt besloten dat zij van mening is dat het bedrag van
US$ 1.550.000,-- dat aan hulploon is betaald op grond van deze bepaling redelijk (“
properly allowable”) is. Dit wordt door Glencore Grain c.s. betwist.
4.9.
Vast is komen te staan dat het DGCS na het evenement in Turkije beslag heeft gelegd op de “Rochester Castle” voor een bedrag van US$ 5.000.000,-- na daartoe verkregen verlof van de “2nd Specialized Court of Maritime” te Istanbul, Turkije (zie prod. 11 van Navalmar en de hierboven in 1.1. genoemde Engelse vertaling daarvan) en dat dit beslag vervolgens is opgeheven vanwege de betaling door Navalmar van het in de onderhavige zaak gevorderde bedrag van US$ 1.550.000,--.
Glencore Grain c.s. wijzen erop dat in het beslagverlof (zie genoemde Engelse vertaling) is bepaald dat dit beslag zal worden opgeheven in het geval van het stellen van een garantie door Navalmar voor genoemd bedrag van US$ 5.000.000,-- (“
so that if and when a definite letter of garantee unlimited in time worth USD 5,000,000.00 […] is submitted the decision of interlocutory injunction be revoked automatically without needing a further decision”). Navalmar heeft er dus kennelijk de voorkeur aan gegeven het beslag af te kopen, als het ware, voor een bedrag van US$ 1.550.000,-- in plaats van een garantie te stellen voor genoemd bedrag van US$ 5.000.000,-- in afwachting van de uitkomst van een rechterlijke procedure in Turkije waarin definitief zou kunnen worden vastgesteld of en, zo ja, voor welk bedrag Navalmar hulploon verschuldigd is aan het DGCS.
In het kader van het door Navalmar te leveren bewijs dat het door haar betaalde bedrag van US$ 1.550.000,-- naar Turkse maatstaven redelijk was in de zin van het hierboven genoemde eerste lid van Rule E van de YAR 1994 dient dan ook in beginsel vast komen te staan dat Navalmar goede reden had voor haar keuze om het beslag af te kopen in plaats van een garantie te stellen in afwachting van de uitkomst van vorenbedoelde rechterlijke procedure in Turkije. De overgelegde verklaring van [persoon 2] acht de rechtbank onvoldoende.
Om proceseconomische redenen zal aan Navalmar thans reeds dit bewijs worden opgedragen. Met het oog op het geval dat Navalmar (gedeeltelijk) ook in dit bewijs slaagt, overweegt de rechtbank thans als volgt.
de beweerdelijke onzeewaardigheid van de “Rochester Castle”
4.10.
Vaststaat dat aanleiding voor het evenement is geweest het teruglopen van de omwentelingen van de hoofdmotor van de “Rochester Castle” als hierboven vermeld in rov. 4.6. In geschil is of, zoals Glencore Grain c.s. stellen en Navalmar betwist, deze omstandigheid het directe gevolg is geweest van het ontbreken van redelijke zorg voor de zeewaardigheid van het schip vóór en bij aanvang van de reis. Niet in geschil is dat, voor zover dit vast komt te staan, dit in de weg staat aan de onderhavige bijdrageplicht van Glencore Grain c.s. in avarij-grosse.
4.11.
Het teruglopen van de omwentelingen van de hoofdmotor van de “Rochtester Castle” is het directe gevolg geweest van, zo is uiteindelijk niet meer in geschil, een defect in de “No. 2 piston cooling temperature monitoring sensor” (zie de als prod. 7 bij de akte houdende producties van 28 november 2012 van Navalmar in het geding gebrachte ‘Survey Statement’ van Germanischer Lloyd). Deze sensor maakt deel uit van het hierboven in rov. 4.6 bedoelde automatische veiligheidssysteem. Genoemd, tussen partijen gerezen, geschil over de onzeewaardigheid van de “Rochester Castle” ziet met name op de vraag of dit defect van de sensor reeds bestond vóór aanvang van de reis en het gevolg is van nalatigheid van de reder in het onderhoud. Door Navalmar wordt dit gemotiveerd betwist.
Als de met dit bewijs belaste partij zal aan Glencore Grain c.s. thans reeds het bewijs worden opgedragen dat het evenement het directe gevolg is van de onzeewaardigheid van het schip vóór of bij aanvang van de reis en zal aan Navalmar, met het oog op het geval waarin Glencore Grain in dit bewijs zullen slagen, het bewijs worden opgedragen dat sprake is geweest van redelijke zorg voor de zeewaardigheid van het schip vóór en bij aanvang van de reis, een en ander volgens de Hague (Visby) Rules en het toepasselijke Engelse recht (zie rov. 4.2 hierboven).
4.12.
Om proceseconomische redenen zal thans reeds dit bewijs worden opgedragen aan Navalmar respectievelijk Glencore Grain c.s.
voorts
4.13.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
draagt Navalmar op te bewijzen
A.dat sprake is geweest van gevaar, namelijk dat de ankers van de “Rochester Castle” het niet langer hielden en het schip aan het driften was in de richting van ondiepe wateren,
en
B.feiten en/of omstandigheden waaruit volgt dat het door haar betaalde bedrag van US$ 1.550.000,-- naar Turkse maatstaven een redelijk was,
en
D.dat sprake is geweest van redelijke zorg voor de zeewaardigheid van het schip vóór en bij aanvang van de reis;
draagt Glencore Grain c.s. op te bewijzen
C.dat het evenement het directe gevolg is van de onzeewaardigheid van het schip als bedoeld in rov. 4.11 hierboven;
bepaalt dat Navalmar en Glencore Grain c.s., indien zij getuigen willen laten horen, op een nader te bepalen moment de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten moeten opgeven, waarna dag en uur van de getuigenverhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat deze getuigenverhoren zullen plaatsvinden op de terechtzitting van de daartoe tot rechter-commissaris benoemde rechter in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan het Wilhelminaplein 100/125,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2014.
901/32