Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 maart 2013
- de incidentele conclusie van 22 mei 2013
- de incidentele conclusie van antwoord van 5 juni 2013
- het vonnis in het incident van 24 juli 2013
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie met producties, van 11 september 2013
- het vonnis van 9 oktober 2013 waarbij een comparitie is gelast
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie van 5 december 2013, met producties
- het proces-verbaal van comparitie gehouden op 5 december 2013.
2.De feiten waarvan in deze zaak wordt uitgegaan
SOX Compliance Officer.
- “Deze financiering is gebaseerd op uw beide inkomens. Dit betekent dat als een van de inkomens wegvalt of sterk vermindert u betalingsproblemen kunt krijgen en gedwongen kunt worden het verbonden registergoed (doorgaans uw woning) te verkopen. U heeft jegens de bank verklaard deze risico’s te begrijpen en te aanvaarden.
- Het bedrag van de in deze offerte aangeboden financiering is hoger dan het bedrag dat u standaard op basis van de Gedragscode Hypothecaire Financieringen kunt lenen. Dit kan voor u tot betalingsproblemen leiden en hierdoor kunt u gedwongen worden het verbonden registergoed (doorgaans uw woning) te verkopen. Door ondertekening van deze offerte verklaart u dat de bank heeft gewezen op de overschrijding van de normen en de daaraan verbonden risico’s en dat u deze risico’s begrijpt en aanvaardt.”
“Deze (de gehele financiering; rechtbank)
bedraagt op 19 augustus € 740.608, - exclusief lopende rente. Dit heeft mede te maken met de voorwaarden van de staatsgarantie;”.
“In het gesprek op 19 augustus is door [persoon 1] aangegeven, dat de heer [gedaagde] wellicht bereid is om € 100.000 verlies te nemen op de financiering. In ruil hiervoor wil hij ontslagen worden uit de hoofdelijkheid van de financiering (…) De restant schuld zal door [persoon 1] (eventueel met derden) opgebracht moeten worden (circa € 640.000, -).”
€ 1.933,33
€ 552.060,11
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
In conventie
- dat de klachttermijn pas is aangevangen in 2011 toen hij bekend werd met de schuld na verkoop van de woning;
- dat hij er bij het aanbieden van de lening niet bekend mee is geweest dat er sprake was van overkreditering;
- dat hij erop heeft vertrouwd dat de lening voldeed aan de eisen die daaraan werden gesteld;
- dat hij er pas na het opeisen van de restschuld (10 maart 2011) achter is gekomen dat dit niet het geval was en dat sprake was van overkreditering;
- dat [gedaagde] al van meet af aan en in ieder geval reeds in augustus 2009 bekend was met de hoogte van de schuld, omdat zij, Rabobank, hem bij brief van 31 augustus 2009 daarop heeft gewezen;
- dat [gedaagde] er bij het aangaan van de lening wel op is gewezen, dat de norm werd overschreden en dat hij en [persoon 1] de risico’s hebben aanvaard;
- dat zij niet zou hebben ingestemd met het ontslag uit de hoofdelijkheid als zij had geweten dat daarna een discussie zou ontstaan over de verschuldigdheid van bedragen.
futures, of om een beleggingsadviesrelatie, waarvan het de vraag is of de daaraan verbonden beleggingsstrategie wel past bij de financiële mogelijkheden of doelstellingen van de betrokkene. Het gaat om een lening voor de aankoop van een woning en de financiering van een bedrijf. Het is weliswaar een combinatie van verschillende leningen, maar het totaal aan maandelijkse verplichtingen was, anders dan [gedaagde] stelt, eenvoudig te becijferen, zeker voor partijen met het opleidingsniveau als dat van [gedaagde] en [persoon 1]. Als de desbetreffende verplichtingen inderdaad te zwaar waren geweest, dan was dat al heel snel duidelijk geworden en hadden zowel [gedaagde] als [persoon 1] daartegen veel eerder bezwaar kunnen - en moeten - maken. Daar komt nog bij dat [gedaagde] en [persoon 1] eerst door Rabobank uit de hoofdelijkheid zijn ontslagen en [gedaagde] daarna pas is gaan klagen over een gebrek in de zorgplicht aan de kant van Rabobank. Rabobank hoefde, toen zij [gedaagde] en [persoon 1] ontsloeg uit de hoofdelijkheid en de schuld gelijkelijk over hen verdeelde, er geen rekening mee te houden, dat [gedaagde] nadien de vordering zou betwisten.
isafgetrokken. Het bedrag van € 197.991,31 is de schuld die resteerde “na verkoop van de woning en aanspraak borgstellingen”, aldus Rabobank.