ECLI:NL:RBROT:2014:6123

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
22 juli 2014
Zaaknummer
C/10/439203 / HA ZA 13-1231
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor het ontbreken van zinkanodes op een binnenvaartchemicaliëntanker

In deze zaak vorderden de eiseressen, bestaande uit vijf vennootschappen, schadevergoeding van de gedaagde besloten vennootschap wegens het ontbreken van zinkanodes op een binnenvaartchemicaliëntanker. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de gedaagde toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst door de zinkanodes niet aan te brengen, wat leidde tot ernstige corrosie op het schip. De eiseressen stelden dat de gedaagde aansprakelijk was voor de reparatiekosten, expertisekosten en buitengerechtelijke kosten, en dat de gedaagde zich niet kon beroepen op de VNSI-voorwaarden die haar aansprakelijkheid beperkten, omdat het aanbrengen van zinkanodes als een kernbeding werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet kon aantonen dat de eiseressen te laat hadden geklaagd over het gebrek, en dat de aansprakelijkheid van de gedaagde niet uitgesloten kon worden op basis van de algemene voorwaarden. De zaak werd verwezen naar deskundigen om het causaal verband tussen de tekortkoming van de gedaagde en de gevorderde schade te onderzoeken, en de rechtbank hield verdere beslissingen aan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/439203 / HA ZA 13-1231
Vonnis van 16 juli 2014
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
[eiseres 1],
gevestigd te Zwijndrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 2],
gevestigd te Zwijndrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 3],
gevestigd te Zwijndrecht,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 4],
gevestigd te Zwijndrecht,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 5],
gevestigd te Geervliet (gemeente Bernisse),
eiseressen,
advocaat mr. J. Blussé van Oud-Alblas,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te Werkendam,
gedaagde,
advocaat mr. L.T. van der Sluis.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk [eisers] genoemd worden en gedaagde zal hierna [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 oktober 2013, met producties;
  • het herstelexploot van 18 november 2013;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 2 april 2014, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen gehouden op 14 mei 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
[eisers] hebben vervolgens een akte houdende vermindering van eis aan de rechtbank doen toekomen. Hierna heeft de rechtbank bij schrijven van 19 juni 2014 [gedaagde] om een reactie gevraagd op deze akte. Bij faxbericht van 2 juli 2014 heeft [gedaagde] bericht in te stemmen met de eisvermindering van [eisers]

2.De vaststaande feiten

2.1.
Bij overeenkomst van 1 maart 2007 (prod. 1A van [eisers]) (hierna: de Overeenkomst) met bijbehorende technische specificatie/bestek (prod. 1B van [eisers]) heeft in eerste instantie [bedrijf 1] aan [gedaagde] de bouw en levering opgedragen van een 110 meter lange dubbelwandige binnenvaartchemicaliëntanker met bunkergiek (een bunkerschip voor zeeschepen), hierna te noemen: de “[naam schip]”.
2.2.
De Overeenkomst is aangevuld met addenda van 1 mei 2007 en juli 2007. De uiteindelijke opdrachtgever was eiseres sub 1, [eiseres 1], van wie eiseressen sub 2 t/m 5 de vennoten waren/zijn. In de Overeenkomst is verwezen naar de VNSI- voorwaarden (prod. 5A van [eisers]) en de “Algemene Bedrijfsvoorwaarden [gedaagde]”, waarmee is bedoeld de “Aanvullende Bedrijfsvoorwaarden [gedaagde]” (prod. 5B van [eisers]), welke laatste algemene voorwaarden hierna zullen worden aangeduid als “de eigen algemene voorwaarden van [gedaagde]”.
2.3.
Artikel 12 van de VNSI-voorwaarden luidt als volgt - aangehaald voor zover relevant:
12.1.
Bij (op)levering eindigt iedere aansprakelijkheid van de Werf behoudens diens aansprakelijkheid ingevolge dit artikel.
12.2.
De Werf zal gebreken aan het werk die bij (op)levering niet zichtbaar waren en het gevolg zijn van tekortkomingen in constructie, materiaal of vakmanschap en zijn gebleken tijdens de garantieperiode en binnen 7 dagen na zulks blijken schriftelijk aan de Werf zijn gemeld, kosteloos herstellen op zijn eigen locatie.
12.3
De herstelplicht is beperkt tot herstel van het gebrekkige onderdeel en strekt zich niet uit tot gevolgschade.
12.5.
De Werf zal toestaan dat Opdrachtgever genoemd herstel elders laat uitvoeren wanneer dat redelijk is. De Werf zal alsdan aan de Opdrachtgever de kosten vergoeden doch niet tot een hoger bedrag dan voor de Werf gemoeid zou zijn geweest met herstel op de eigen locatie binnen de garantietermijn.
12.6.
De garantietermijn is 3 maanden.
Artikel 13 van deze voorwaarden luidt als volgt - aangehaald voor zover relevant:
13.1.
De aansprakelijkheid van de Werf in verband met eventuele tekortkomingen in de door hem uitgevoerde werkzaamheden is beperkt tot het nakomen van de in het vorige artikel omschreven garantieverplichtingen.
13.2.
De Werf is nimmer aansprakelijk voor schade behoudens indien en in zoverre de geleden schade is veroorzaakt door opzet of grove schuld van de Werf. Behoudens opzet van de Werf is aansprakelijkheid van de Werf voor bedrijfs-, gevolg- of indirecte schade echter steeds uitgesloten.[...]
2.4.
Het casco is in Polen gebouwd. De afbouw is door [gedaagde] zélf verzorgd te Werkendam. Daarbij zijn de schroefas, de roeren, de boegschroef en de afsluiters etc. aangebracht, waarbij [gedaagde] [bedrijf 2] heeft ingeschakeld.
2.5.
Op 17 april 2009 is de “[naam schip]” opgeleverd, nadat door beide partijen een opleveringsprotocol voor akkoord is getekend, namelijk eerst een “tussentijds opleveringsprotocol” op 8 april 2009 en vervolgens een “definitief opleveringsprotocol” op 17 april 2009.
2.6.
De "[naam schip]" is na de oplevering door [eisers] ingezet voor het doel waarvoor zij was bestemd, het bunkeren van (in hoofdzaak) zeeschepen. In het kader daarvan heeft de “[naam schip]” zich met regelmaat in de zeehavengebieden waar zeeschepen afmeren (Rotterdam Europoort, Maasvlakte, Vlissingen, Westerschelde) bewogen, waar het water zout of brak is.
2.7.
Op 16 oktober 2012 werd de "[naam schip]", voor het eerst na de oplevering in 2009, voor een dokbeurt drooggezet. Daarbij werd ontdekt dat op het onderwaterschip ernstige corrosie had plaatsgevonden en dat geen zinkanodes aanwezig waren.
2.8.
De cascoverzekeraars van de "[naam schip]" hebben [eisers] last en volmacht gegeven de schade, voor zover onder de polis vergoed, op eigen naam in rechte opeisbaar te stellen en te incasseren.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen na eisvermindering dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
de reparatiekosten, inclusief aanvullende kosten, ad € 32.401,03, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
de expertisekosten ad € 3.066,65, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
een redelijke vergoeding wegens gemaakte buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
e proceskosten, waaronder de nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv.
3.2.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten leggen [eisers] hieraan de volgende stellingen ten grondslag:
- Voor het ontbreken van de zinkanodes is [gedaagde], die deze blijkens de technische specificatie had moeten aanbrengen, aansprakelijk; zij is (toerekenbaar) tekortgeschoten in de nakoming van de Overeenkomst;
- De gevorderde schade bestaat uit:
reparatiekosten (kop, kont en beunkoelers) € 25.776,03
aanvullende kosten (uitbranden en onderzoek huidbeplating
en levering en montage anodes) € 6.625,00
expertisekosten (zie productie 10) € 3.066,65
buitengerechtelijke kosten € 1.000,00.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers], met veroordeling van Patrica Shipping c.s. in de proceskosten bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
Tot haar verweer voert [gedaagde] de volgende argumenten aan:
- er is feitelijk geen sprake van een non-conform schip, nu de aard van het gebrek niet in de weg staat aan het gebruik van het schip en de (beweerdelijke) tekortkoming slechts ziet op een klein deel van de Overeenkomst; [gedaagde] heeft getekend voor een conforme oplevering;
- [gedaagde] beroept zich op de uitsluiting van haar aansprakelijkheid in de artikelen 12 en 13 van de VNSI-voorwaarden en in artikel 8 van haar eigen algemene voorwaarden;
- ook voor aanneming van werk geldt de klachttermijn van artikel 6:89 BW; [naam schip] had binnen bekwame tijd nadat zij het gebrek redelijkerwijs had moeten ontdekken bij [gedaagde] moeten protesteren; van bekwame tijd kan na meer dan vier jaar niet meer worden gesproken; het klachtrecht is thans verwerkt; [eisers] kunnen niet zonder meer stellen dat zij niet eerder dan oktober 2012 op de hoogte waren van het ontbreken van anodes, nu zij daarvan eerder op de hoogte hadden moeten zijn gelet op de noodzaak om anodes en andere beschermingsmaatregelen periodiek - in de regel jaarlijks - te controleren; door dat na te laten heeft [naam schip] het verstrijken van die termijn zelf in de hand gewerkt;
- een schip dient zeker om het jaar gehellingd te worden voor klein onderhoud en controles;
[eisers] hebben dat echter niet gedaan; daardoor is er sprake van eigen schuld aan hun zijde, althans van risico-aanvaarding;
- anodes beschermen slechts plaatselijk, namelijk slechts een gebied van circa 2 meter rondom de anodes, terwijl de door [eisers] aangevoerde schade ziet op corrosievorming (en andere schade, zoals krassen) die nu juist het gehele schip bestrijkt; [gedaagde] kan daarom niet aansprakelijk worden gesteld voor het gehele scala van de door [eisers] gestelde kosten voor (al dan niet uitgestelde) reparatie, nu zij er niet in slagen enig causaal verband aan te tonen.

4.De beoordeling

4.1.
Niet in geschil is dat [gedaagde] in strijd met hetgeen is bepaald in de Overeenkomst heeft nagelaten zinkanodes op de “[naam schip]” aan te brengen; aan de zijde van [gedaagde] is tijdens de comparitiezitting verklaard dat men dit gewoon “vergeten” is.
4.2.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat zij desondanks niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de Overeenkomst, aangezien er volgens haar “feitelijk” geen sprake is van een non-conform schip nu de aard van het gebrek niet in de weg staat aan het gebruik van het schip, de (beweerdelijke) tekortkoming slechts ziet op een klein deel van de Overeenkomst en [gedaagde] heeft getekend voor een conforme oplevering. Ten aanzien van dit verweer overweegt de rechtbank als volgt.
4.3. De rechtbank dient de vorderingen van [eisers] te beoordelen aan de hand van
juridischemaatstaven. Niet valt dan ook in te zien waarom van belang zou zijn dat er, zoals [gedaagde] aanvoert,
feitelijk geziengeen sprake is van een non-conform schip.
Voor het antwoord op de vraag of juridisch sprake is van een non-conform schip, dat wil zeggen, een schip dat niet voldoet aan alle contractuele vereisten, zodat sprake is van een contractuele niet-nakoming, is voorts niet van belang wat de omvang is van deze non-conformiteit/tekortkoming in relatie tot het geheel van contractuele afspraken. Vergelijk (bijvoorbeeld) artikel 7:17 BW.
In het hierboven in 2.5 genoemde tussentijdse opleveringsprotocol, dat door [gedaagde] is ondertekend als “aannemer” en door [bedrijf 1] en [eiseres 1], als “opdrachtgever”, is het volgende bepaald - aangehaald voor zover relevant:

Genoemde partijen verklaren bij ondertekening van dit protocol onvoorwaardelijk:1.
dathet MTS [naam schip] door aannemer is gebouwd/afgebouwd conform de bepalingen van de overeenkomst d.d. 1-3-2007 en dat de aannemer heden heeft aangetoond dat de aannemer aan al haar verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst alsmede de afspraken die hieruit voortvloeien of hierop betrekking hebben heeft voldaan, met uitzondering van de geladen proefvaart, welke plaatsvindt op 14 april 2009.”
Gesteld noch gebleken is dat deze proefvaart niet succesvol is verlopen. Bovendien, zo is niet in geschil, bevat het hierboven in 2.5 genoemde definitieve opleveringsprotocol geen bepalingen die afbreuk doen aan de hierboven aangehaalde verklaring uit de tussentijdse opleveringsprotocol. Vraag is dan ook nu, gezien het verweer van [gedaagde], in hoeverre deze verklaring in de weg staat aan toewijzing van de vorderingen van [eisers] Bovengenoemde verklaring uit het tussentijdse opleveringsprotocol is slechts in zeer algemene bewoordingen gesteld; hierin wordt dan ook niet specifiek ingegaan op de anodes. Verder is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] voorafgaande aan de ondertekening van de opleveringsprotocollen op enigerlei wijze haar contractuele verplichting tot het aanbrengen van zinkanodes op de “[naam schip]” bij de opdrachtgever onder de aandacht heeft gebracht. Evenmin gesteld dan wel gebleken is dat de opdrachtgever voorafgaande aan de ondertekening van de opleveringsprotocollen heeft opgemerkt, althans had behoren op te merken, dat de zinkanodes op de “[naam schip]” ontbraken. Partijen zijn het erover eens dat het ontbreken van anodes bij een inspectie vanaf de wal niet te zien was. De enkele stelling van [gedaagde] “dat een duikinspectie (op kosten van de afnemer) bepaald niet ongebruikelijk is bij oplevering” is daartoe onvoldoende. [gedaagde] mocht er dan ook niet gerechtvaardigd op vertrouwen in de zin van artikel 3:33 juncto 3:35 BW dat de opdrachtgever ([eisers]) er door het ondertekenen van beide opleveringsprotocollen akkoord mee ging dat [gedaagde] haar verplichting niet was nagekomen (was vergeten) tot het aanbrengen van zinkanodes op de “[naam schip]”. Deze anodes waren nodig, zoals hieronder in rov. 4.7 en 4.8 nader uiteen is gezet, om het tempo van corrosievorming op een gedeelte van de scheepshuid van de “[naam schip]” te vertragen, iets waar de opdrachtgever, vanzelfsprekend, een belang bij had en normaal gesproken niet snel afstand van zal willen doen.
4.4.
Door [eisers] is voorts niet betwist, zodat dit is vast komen te staan, dat op de Overeenkomst de VNSI-voorwaarden van toepassing zijn alsmede de eigen algemene voorwaarden van [gedaagde].
4.5.
Het volgende verweer van [gedaagde] volgt uit het gemotiveerde beroep dat zij doet op de hierboven in 2.3 aangehaalde exoneratiebepalingen van artikel 12 en 13 van de VNSI-voorwaarden, welk beroep hieronder zal worden beoordeeld. Aan het beroep dat [gedaagde] daarnaast doet op artikel 8 van haar eigen algemene voorwaarden zal de rechtbank in het vervolg van dit vonnis evenwel voorbij gaan, aangezien dit beroep volstrekt ongemotiveerd is. Immers, [gedaagde] komt ten aanzien van dit laatste beroep niet verder dan de stelling dat zij een beroep doet op uitsluiting van aansprakelijkheid op grond van artikel 8 van haar eigen algemene voorwaarden zonder dat zij op enigerlei wijze stelt op grond van welke feiten en omstandigheden dat beroep zou moeten slagen.
4.6.
De onderhavige contractuele verplichting van [gedaagde] tot het aanbrengen van anodes is opgenomen onder de kop “Kathodische Bescherming” in het hoofdstuk “Voortstuwing en Besturingssysteem” van de hierboven in 2.1 genoemde technische specificatie/bestek bij de Overeenkomst. In artikel 1 van de Overeenkomst is bepaald dat deze technische specificatie/bestek een “bestanddeel” vormt van de Overeenkomst. Deze bepaling sub 220 van de technische specificatie/bestek luidt als volgt:
Bij de schroefaskoker, straalbuis en beunkoelers zullen zinkanodes worden aangebracht.
In geschil tussen partijen is nu eerst of deze contractuele verplichting van [gedaagde] een zogenaamd ‘kernbeding’ is, een beding dat de kern van de prestaties aangeeft, welk soort beding naar Nederlands recht geen deel mag zijn van de algemene voorwaarden. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
Niet bepalend is of het beding een voor de gebruiker of voor beide partijen belangrijk punt regelt (MvA II,
Parl. Gesch.InvW 6, p. 1527 en HR 21 februari 2003,
NJ2004, 567) noch of partijen zelf het tot een kernbeding bestempelen (MvA II,
Parl. Gesch.InvW 6, p. 1566), maar slechts of het naar objectieve maatstaven gaat om de kern van de overeengekomen verplichtingen. Kernbedingen zijn in beginsel in ieder geval de essentialia zonder welke een overeenkomst - bij gebreke van voldoende bepaalbaarheid (art. 6:227 BW) - niet tot stand komt (zoals soort en hoeveelheid).
4.7.
Met de woorden “Kathodische Bescherming” in de technische specificatie/bestek, welke woorden uitsluitend betrekking hebben op de hier aan de orde zijnde bepaling sub 220, wordt gedoeld op de bescherming door middel van zinkanodes. De zinkanodes waar het hier om gaat, zo is niet in geschil, worden aan een schip gemonteerd om corrosie van de scheepshuid te voorkomen. De anodes reageren sneller met het (zuurstof in het) water dan het (plaatselijk) omringende metaal. De anodes vangen de ‘aantasting/roest' als het ware op, waar deze normaal (zonder anodes) op al het metaal (in contact met water) van het schip zou werken. De anodes raken ‘op’ en dienen met regelmaat te worden vervangen (afhankelijk van de mate van ‘verbruik’). Als anodes niet (tijdig) worden vervangen, neemt de beschermende werking af tot nihil en wordt alsnog het metaal van het schip aangetast.
4.8. Door de in de onderhavige bepaling bedoelde zinkanodes wordt het tempo waarin het metaal op en rondom de in deze bepaling aangeduide schroefaskoker, straalbuis en beunkoelersdoor corrosie (roestvorming) verslijt vertraagd. Dat deze anodes slechts op deze drie, qua oppervlakteomvang slechts beperkte, plaatsen moesten worden aangebracht - omdat alleen op die plaatsen, zo is tijdens de comparitiezitting gebleken, de coating van het schip geen afdoende bescherming zou bieden - kan aan deze wezenlijke aard van de zinkanodes niets afdoen. Daar komt nog bij dat tijdens de comparitiezitting gebleken is dat een bunkerschip als de “[naam schip]” extra gevoelig is voor corrosie en dat [gedaagde] wist dat het schip als bunkerschip zou worden ingezet.
Het voorgaande betekent dat de onderhavige bepaling in de technische specificatie/bestek inzake het plaatsen van zinkanodes bij de schroefaskoker, de straalbuis en de beunkoelers naar vorenbedoelde objectieve maatstaven een kernbeding is. Het stond [gedaagde] dus niet vrij haar aansprakelijkheid voor haar nalaten om deze zinkanodes aan te brengen uit te sluiten/te beperken in algemene voorwaarden. Hetgeen is bepaald in de op de Overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden kan derhalve niet in de weg staan aan de aansprakelijkheid van [gedaagde] voor deze tekortkoming.
4.9.
Vervolgens is aan de orde het verweer van [gedaagde] dat het recht om thans nog te klagen is verwerkt omdat er niet tijdig zou zijn geklaagd.
Dit verweer wordt door [eisers] bestreden; zij menen dat door hen wél tijdig is geklaagd.
[gedaagde] beroept zich op artikel 6:89 BW, waarin staat dat de schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar terzake heeft geprotesteerd.
Het verweer van [gedaagde] faalt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Van de onderhavige contractuele verplichtingen van [gedaagde] maakt, als gezegd, deel uit de hierboven in rov. 4.6 aangehaalde verplichting tot het aanbrengen van zinkanodes bij de schroefaskoker, straalbuis en beunkoelers van de “[naam schip]”. De tekortkoming van [gedaagde] bestaat eruit dat zij zich niet aan deze verplichting heeft gehouden door na te laten deze zinkanodes op de “[naam schip]” aan te brengen (leveren). Het hier aan de orde zijnde artikel 6:89 BW ziet slechts op gevallen van ondeugdelijke nakoming en niet (mede) op gevallen waarin in het geheel geen prestatie is verricht (HR 23 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007: AZ3531). Van dat laatste is hier sprake, aangezien de van [gedaagde] vereiste prestatie tot het aanbrengen (leveren) van zinkanodes op de “[naam schip]” in het geheel is uitgebleven.
4.10.
[gedaagde] is derhalve in beginsel aansprakelijk voor de gevorderde schade die het gevolg is van haar toerekenbare niet-nakoming van haar verplichting tot het aanbrengen van de zinkanodes op het schip.
4.11.
Uit het hierboven onder 1.3 genoemde faxbericht van [gedaagde] van 2 juli 2014 begrijpt de rechtbank dat [gedaagde] nog steeds het causaal verband betwist tussen enerzijds [gedaagde]’s tekortkoming om de onderhavige zinkanodes op de “[naam schip]” aan te brengen en anderzijds de door [eisers] gevorderde schadevergoeding alsmede de omvang van deze schade, zij het dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd niet langer herstel van de kimmen lijkt te omvatten. Zo meent [gedaagde] dat met de anodes die hadden moeten worden aangebracht nooit alle onderhavige schade aan de “[naam schip]” had kunnen worden voorkomen, gelet op het betrekkelijk geringe totale gewicht van deze anodes (zij beschouwt de overeengekomen kathodische bescherming als een standaardbescherming). Conform het bestek had namelijk volgens haar slechts het volgende aantal anodes moeten worden aangebracht op de “[naam schip]”: per straalbuis 8, per stevenoog (schroefas) 2 en per roer 6. Deze anodes hebben een gewicht van (circa) 5 kg en beschermen de desbetreffende delen van het schip, terwijl met deze anodes een gebied van circa 2 meter rondom hen wordt beschermd. Ter comparitie spreekt [gedaagde] over een totaal gewicht van de anodes van 40, hooguit 90, kg. [eisers] betwisten deze aantallen en gewichten. Verder wijst [gedaagde] erop dat er ook sprake is van corrosieschade die het gevolg is van beschadiging van de coating van de “[naam schip]”, welke beschadiging is opgetreden door aanraking van het schip met objecten buiten het schip. [gedaagde] acht het aannemelijk dat corrosieschade bij de straalbuis en het roer wél is veroorzaakt door het ontbreken van anodes. [eisers] zien dit ruimer. Op de plekken waar in strijd met de overeenkomst geen anodes waren aangebracht is volgens hen sprake van schade die volledig het gevolg is van dit ontbreken van de anodes. Op andere plekken, zoals de kimmen, is sprake van schade die ook verband houdt met krassen op het schip. Deze laatste schade zou echter minder omvangrijk zijn geweest, aldus [eisers], als er op de afgesproken plaatsen anodes waren aangebracht. Als de rechtbank de vermindering van eis goed begrijpt, wordt er thans geen vergoeding meer gevraagd van de schade aan de kimmen.
Ook ter beoordeling van de vraag van het causale verband met de schade waar nog wél vergoeding van wordt gevraagd heeft de rechtbank behoefte aan inlichtingen van (een) deskundige(n).
4.12.
Dan is daar ook nog het beroep van [gedaagde] op eigen schuld van [eisers] Dit beroep onderbouwt [gedaagde] met de volgende argumenten:
(i) de “[naam schip]” dient zeker om het jaar gehellingd te worden voor klein onderhoud en controles, hetgeen [eisers] hebben nagelaten; bij zo’n jaarlijkse hellingbeurt zou het [eisers] veel eerder zijn opgevallen dat er geen anodes waren aangebracht op de “[naam schip]”;
(ii) in de scheepsvaartwereld is algemeen bekend dat anodes circa drie jaren beschermen tegen roestvorming op het schip; daarna zijn anodes ‘op’, althans neemt hun beschermende werking aanzienlijk af, en dienen zij dus vervangen te worden; kennelijk hebben [eisers] ervoor gekozen dergelijke inspecties niet (eerder) te verrichten.
Ook ter beoordeling van genoemde argumenten (i) en (ii) van [gedaagde] heeft de rechtbank behoefte aan inlichtingen van (een) deskundige(n). De rechtbank zal haar beoordeling van het beroep van [gedaagde] op eigen schuld van [eisers] dan ook aanhouden.
4.13.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen in rov. 4.11 en 4.12 stelt de rechtbank voor aan de deskundige(n) (in ieder geval) de volgende vragen voor te leggen:
Wat betekent in de scheepsbouw genoemde bepaling in de technische specificatie/het bestek inzake het aanbrengen van zinkanodes over het aantal aan te brengen zinkanodes en het (totale) gewicht van die anodes?
Welke onderdelen van de gevorderde schade als hierboven vermeld onder 3.2 kunnen toegerekend worden aan het ontbreken van die anodes?
Wat is de gebruikelijke werkingsduur van de onder 1 bedoelde anodes voor een schip als de “[naam schip]”, dat gebruikt wordt als bunkerschip in de zogeheten ‘ARA-wateren’?
Had van [eisers] (eiseressen) verwacht mogen worden dat zij het schip tussentijds onderwater hadden laten inspecteren? Met andere woorden, welke frequentie is in de branche gebruikelijk?
Welke feiten en omstandigheden acht u verder van belang voor het vaststellen van het causaal verband tussen [gedaagde]’s tekortkoming om de onderhavige zinkanodes op de “[naam schip]” aan te brengen en de door [eisers] gevorderde schade als hierboven vermeld onder 3.2?
De zaak zal naar de rol worden verwezen voor uitlatingen van partijen omtrent de persoon van de deskundige(n) en de precieze formulering van de voor te leggen (deel)vra(a)g(en). Het verdient daarbij de voorkeur dat partijen tevoren met elkaar overleggen en, voor zover dat enigszins mogelijk is, met een gezamenlijk voorstel komen.
4.14.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
verwijst de zaak naar de rol van 13 augustus 2014 voor het nemen van een akte door zowel [eisers] als [gedaagde] als hierboven vermeld in rov. 4.13;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2014.
901/32