ECLI:NL:RBROT:2014:658

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 januari 2014
Publicatiedatum
3 februari 2014
Zaaknummer
439626 / HA RK 13-1065
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • P.H. Veling
  • H. Lokven-van der Meer
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen mr. C.H. Kemp-Randewijk in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 januari 2014 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster tegen kantonrechter mr. C.H. Kemp-Randewijk. Verzoekster had een verzoekschrift ingediend tot ontslag van de bewindvoerder over de gelden en goederen van haar partner, die onder bewind stond. Tijdens de procedure heeft verzoekster haar bezorgdheid geuit over de onafhankelijkheid van de rechter, omdat zij van mening was dat de rechter niet in het belang van haar partner handelde. De rechter had besloten om een zitting in het verpleeghuis te organiseren om de bekwaamheid van de onderbewindgestelde te beoordelen, wat verzoekster als partijdig beschouwde.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van de rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De rechter had de situatie zorgvuldig overwogen en had een zitting gepland om de belangen van alle betrokken partijen te waarborgen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking ongegrond was en heeft het verzoek afgewezen.

De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters, waarbij de voorzitter en de oudste rechter afwezig waren. De jongste rechter en de griffier hebben de beslissing ondertekend. Deze uitspraak benadrukt het belang van de onafhankelijkheid van de rechter en de noodzaak voor verzoekers om objectieve gronden voor wraking aan te voeren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 13 januari 2013
Zaaknummer: 10/439626
Rekestnummer: HA RK 13-1065
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
strekkende tot wraking van
mr. C.H. Kemp-Randewijk, kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, sector kanton (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Op 13 augustus 2013 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot ontslag van BBKN ([naam bewindvoerder]) als bewindvoerder over de gelden en goederen van haar levensgezel/partner [naam partner] (kenmerk 2323253 GZ VERZ 13-2292).
Op 5 september 2013 is door de griffie van Kanton 2 aan verzoekster een ontvangstbevestiging gestuurd en is haar medegedeeld dat haar verzoek in kopie is doorgezonden naar de bewindvoerder [naam bewindvoerder] met het verzoek om daarop een reactie te geven.
Op 26 september 2013 is door de griffie van Kanton 2 aan verzoekster bericht dat de bewindvoeder [naam bewindvoerder] heeft laten weten dat er een kennelijke verandering is opgetreden met betrekking tot het samenlevingscontract tussen verzoekster en de heer [naam partner] en dat de kantonrechter nader onderzoek zal verrichten.
Op 27 september 2013 is door verzoekster inzage verzocht in de brief d.d. 6 september 2013 van de bewindvoerder [naam bewindvoerder].
Op 1 oktober 2013 is door de griffie van Kanton 2 aan verzoekster bericht dat haar medio oktober 2013 door de kantonrechter nader zal worden medegedeeld in hoeverre zij kan worden aangemerkt als belanghebbende in het bewindsdossier van de heer [naam partner].
Op 3 oktober 2013 is door de griffie van Kanton 2 aan verzoekster bericht dat de kantonrechter haar uiterlijk 1 november 2013 nader zal berichten en dat een verklaring van een bij de zaak betrokken kandidaat-notaris [naam kandidaat-notaris] naar het oordeel van de kantonrechter van beperkte waarde is, omdat [naam kandidaat-notaris] [naam partner] niet heeft gezien, zodat er niet gesproken kan worden van een eigen constatering.
Op 9 oktober 2013 is door het secretariaat van de wrakingskamer een wrakingsverzoek gedateerd 5 oktober 2013 van verzoekster ontvangen.
Op 17 oktober 2013 heeft de zitting van de wrakingskamer plaatsgevonden hetgeen heeft geresulteerd in een beschikking van 24 oktober 2013 waarbij het wrakingsverzoek van 5 oktober 2013 deels niet ontvankelijk werd verklaard en voor het overige werd afgewezen. Door de wrakingskamer werd daarbij overwogen dat het in het belang van verzoekster is dat de hoofdprocedure thans zo spoedig mogelijk wordt voortgezet en tot een beslissing leidt.
Op 22 november 2013 is door de griffie van Kanton 2 aan verzoekster een oproeping verzonden inhoudende de oproep om te verschijnen ter zitting van 10 december 2013 te 10:30 uur in [naam en plaats verpleeginstelling] om te worden gehoord omtrent de opzegging van het samenlevingscontract tussen de heer [naam partner] en verzoekster. Tevens is daarbij vermeld dat de heer [naam mentor], mentor van [naam partner] bij deze zitting aanwezig zal zijn. Voorts is in de oproeping vermeld dat op een nader te bepalen datum en tijd een gesprek zal plaatsvinden tussen verzoekster en de rechter.
Op 29 november 2013 is door het secretariaat van de wrakingskamer het wrakingsverzoek gedateerd 27 november 2013 van verzoekster ontvangen.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek;
- de nadere toelichting op het wrakingsverzoek van 17 december 2013.
Verzoekster en de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zal worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mail van 2 december 2013.
Ter zitting van de rechtbank Rotterdam van 6 januari 2014, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen verzoekster, de rechter, de heer [naam bewindvoerder], bewindvoerder, van Beschermingsbewindkantoor Nederland (hierna BBKN) en de heer [naam mentor], mentor van [naam partner].
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van het dossier BM 3289.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De kantonrechter wil het notariële samenlevingscontract in opdracht van derden nietig verklaren waarmee ze niet alleen de vermogensrechtelijke belangen van mijn
onder bewind gestelde partner schaadt maar ook mijn belangen schaadt, terwijl mijn wilsonbekwame en handelingsonbekwame partner niet is staat is de gevolgen van de ontbinding of opzegging van een samenlevingscontract te begrijpen.
Tevens richt mijn bezwaar zich tegen het feit dat de kantonrechter na de wrakingszitting van 17 oktober 2013 de hoofdprocedure 2323253 GZ VERZ 13-2292 het verzoekschrift tot ontslag van BBKN ([naam bewindvoerder]) als bewindvoerder over de gelden en goederen van mijn levensgezel/partner [naam partner] d.d. 13 augustus 2013, ingediend door verzoekster, niet oplost maar de hoofdprocedure verandert van onderwerp namelijk zitting opzegging samenlevingscontract inzake de heer [naam partner] en mevrouw [naam verzoekster] (BM 3289) naar aanleiding van het verweerschrift van de BBKN. Hieruit blijkt dat de kantonrechter zich niet houdt aan de uitspraak tijdens de wrakingszitting van 17 oktober 2013 om in het belang van verzoekster de hoofdprocedure 2323253 GZ VERZ 13-2292 het verzoekschrift tot ontslag van Beschermingsbewindkantoor Nederland zo spoedig mogelijk voort te zetten.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
De rechter heeft ter terechtzitting uiteengezet dat er in de hoofdprocedure nog steeds het verzoek van verzoekster ligt tot ontslag van de bewindvoerder. Daar speelt tussendoor het verzoek - van de bewindvoerder - van [naam partner] tot beëindiging van het samenlevingscontract. Alhoewel beëindiging van het samenlevingscontract aan het oordeel van het team familiezaken is, hangt een en ander toch met elkaar samen. Alvorens de bewindvoerder toe te staan daarover een procedure aan te spannen, is de rechter van mening dat zij wel zelf de overtuiging moet hebben dat een dergelijke procedure een redelijke kans van slagen heeft.
De rechter heeft de partner van verzoekster reeds in Careyn De Plantage bezocht en is tijdens dit bezoek er niet van overtuigd geraakt dat beëindiging van het samenlevingscontract iets is, wat [naam partner] zelf wil. Het is de rechter niet duidelijk of [naam partner] sociaal wenselijke antwoorden geeft. De rechter heeft om die reden een zitting gepland in het verpleeghuis waarbij verzoekster is opgeroepen en waarbij ook de mentor van [naam partner] aanwezig zal zijn.

3.De beoordeling

Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van de betrokken partij dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
Aan de door verzoekster aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter-subjectief-niet onpartijdig is.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing als vorenbedoeld oplevert.
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
Dat kan anders zijn indien een omstreden beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is. De wrakingskamer acht het niet onbegrijpelijk dat de rechter naar aanleiding van de brief van 29 augustus 2013 van of namens [naam partner] en de complexheid van de onderliggende casus een zitting in het verpleeghuis wil organiseren om hem in het bijzijn van verzoekster en zijn mentor te horen om zelf een indruk te krijgen van in hoeverre [naam partner] bekwaam is om zijn wil te uiten.
Ter terechtzitting heeft de rechter daarenboven opgemerkt dat zij tot op heden niet de overtuiging heeft dat [naam partner] in dezen wilsbekwaam is, zodat ook in dat licht het gevoel van verzoekster dat de rechter partijdig is ten voordele van de bewindvoerder, geen steun vindt in de feiten.
Ten slotte wijst de wrakingskamer er ten overvloede op dat door onderhavig wrakingsverzoek in te dienen, verzoekster er zelf voor heeft gezorgd dat er wederom oponthoud in de hoofdprocedure optreedt. Het verwijt van verzoekster dat de rechter niet voortvarend te werk gaat, is dan ook niet terecht.
Het wrakingsverzoek is mitsdien ongegrond en wordt dan ook afgewezen.

4.De beslissing

wijsthet verzoek tot wraking van mr. C.H. Kemp-Randewijk
af
Deze beslissing is gegeven op 13 januari 2014 door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. H. Lokven-van der Meer en mr. M.G.L. de Vette, rechters.
Deze beslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter is deze beslissing door de jongste rechter en de griffier ondertekend.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-