Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 12 maart 2014 en de daaraan ten grondslag liggende stukken, met inbegrip van de daarin als ‘conclusie van antwoord’ aangeduide conclusie van antwoord in conventie/conclusie van eis in reconventie alsook de beslagstukken en betekeningsstukken,
- de bij brief van 18 april 2014 toegezonden zittingsagenda,
- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiser], met één bijlage en 59 producties,
- de akte houdende overlegging producties 1 tot en met 4 van [gedaagden], met vier producties,
- de faxbrieven van mr. Van den Bergh d.d. 12 en 13 mei 2014 en van mr. Broere-Blokland d.d. 12 mei 2014 over -hoofdzakelijk- de status van de bijlage bij de conclusie van antwoord in reconventie,
- het proces-verbaal van comparitie van 19 mei 2014 en de daaraan gehechte reactie daarop van mr Broere-Blokland namens [eiser] d.d. 26 mei 2014;
- de naar aanleiding van de ter comparitie getroffen regeling over een deel van het geschil ontvangen correspondentie d.d. 14, 15 en 16 juli 2014.
2.De feiten
[kunstwerk3]’ uitgeleend.
3.Het geschil
in conventie
rb.)
[kunstwerk3]’ ten laste van [gedaagden] onder de Stichting Gemeentemuseum Den Haag met onmiddellijke ingang opheft, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten van [gedaagden], met inbegrip van de nakosten, een en ander bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
4.De beoordeling
rb.). Bij brieven van 14 en 15 juli 2014 hebben zij de rechtbank - samengevat - laten weten dat deze regeling is uitgevoerd en dat [eiser] de vordering onder I intrekt.
rb.) heeft besteld waarvan [gedaagden] heeft toegezegd dat dit voor 29 september 2013 zou worden geleverd. [gedaagden] heeft betwist dat over verkoop van enig doosje overeenstemming zou zijn bereikt.
als een soort compensatie voor de wijze waarop het met de installatie voor de expositie misging’. [eiser] wijst op een e-mail van [persoon1] waarin zij over het uit te lenen werk ‘
[kunstwerk3]’ schrijft dat die doos niet het doosje was ‘
that will be consigned to you’.
Wat de heer [eiser] zegt over een verkoop van een gevouwen doos door mijn studiomedewerkster [persoon1] klopt niet. Ik heb zeven dealers die mijn werk verkopen, en ik heb nog nooit iets vanuit mijn studio verkocht. [persoon1] houdt zich bezig met de logistiek, met het verschepen van werken, en het is volstrekt onlogisch dat zij werken van mij zou verkopen.”
to consign’ op het eerste gezicht niet duiden op een verkoop. Daarnaast biedt zijn verklaring, dat hij ervan uitging dat [persoon1] [gedaagde] kon vertegenwoordigen (om)dat zij Kreuks contactpersoon in de studio van [gedaagde] was, onvoldoende tegenwicht tegen de gemotiveerde ontkenning van [gedaagde] op dit punt. Van belang daarbij is dat namens [eiser] ook is verklaard dat werken van [gedaagde] niet rechtstreeks van [gedaagde] kunnen worden gekocht, maar alleen via een galerie.
[kunstwerk1]’ en ‘
[kunstwerk2]’ zijn geen namen van werken van [gedaagde] en hun omschrijving is onvoldoende specifiek om duidelijk te maken op welke werken [eiser] doelt, aldus [gedaagden] acht de vordering tot schadevergoeding niet toewijsbaar bij gebrek aan feitelijke of juridische grondslag. [gedaagden] betwist ook dat schade is geleden en dat op over de schade voldoende is gesteld en onderbouwd.
[kunstwerk1]’ en ‘
[kunstwerk2]’ zijn slechts genoemd als verwijzing naar eerder werk van [gedaagde] dat [eiser] zeer aansprak, is namens [eiser] toegelicht.
[kunstwerk3]’ in bruikleen heeft gegeven.
[show] in Den Haag’. Dit bericht impliceert een verdergaande verbintenis dan het ter beschikking stellen van bestaand werk.
[kunstwerk3]’. Of dit beslag terecht is gelegd, hangt - onder meer - af van de vraag of de vordering van [eiser] in conventie slaagt.
5.De beslissing
6 augustus 2014voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden september 2014 tot en met december 2014 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle verdere beschikbare bewijsstukkenwaarop zij zich nog zullen willen beroepen aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
1515