Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
eiseressen,
gedaagden,
1.De procedure
- het door deze rechtbank op 16 oktober 2013 tussen Dutch Marine Insurance c.s. als eiseressen en UAB Transbank Logistics als gedaagde bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer C/10/433299 / HA ZA 13-957 (hierna: het verstekvonnis) alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de verzetdagvaarding (aan te merken als de conclusie van antwoord) van 10 december 2013, met vier producties;
- de akte tot rectificatie van Dutch Marine Insurance c.s.;
- het vonnis van 16 april 2014, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de brief van de advocaat van Dutch Marine Insurance c.s. van 3 juni 2014, met dertien producties;
- het proces-verbaal van de comparitiezitting, gehouden op 19 juni 2014.
2.De vaststaande feiten
- het onderhavige vervoer is opgedragen aan UAB Transbank Logistics;
- UAB Transbank Logistics heeft de zendingen niet in dezelfde goede, gezonde en complete staat ter bestemming afgeleverd als waarin zij deze ten vervoer in ontvangst had genomen;
- bovendien is gebleken dat de zending die vervoerd is onder afgifte van CMR-vrachtbrief met nummer TR100138 zonder kennisgeving is overgeladen in een andere reefer/trailer wegens het niet functioneren van de oorspronkelijke reefer/trailer;
- de schades aan de zendingen die als gevolg hiervan zijn ontstaan bedragen € 15.719,43 en € 169.353,47;
- als vervoerder van deze zendingen is UAB Transbank Logistics voor deze schades aansprakelijk, aangezien niet is gebleken van overmacht of andere haar van aansprakelijkheid bevrijdende omstandigheden;
- Dutch Marine Insurance BV en Aegon hebben ingevolge de met hen afgesloten verzekeringsovereenkomst de schade aan de zending vergoed - Dutch Marine Insurance BV voor 95%, Aegon voor 5% -, waardoor zij in de rechten van hun verzekerde, B&S Köpcke, zijn getreden;
- na het uitbrengen van de inleidende dagvaarding op 7 juni 2013 is gebleken dat UAB Transbank Logistics door middel van verrekening ter zake van de oorspronkelijk gevorderde schade een bedrag van € 68.892,50 heeft vergoed.
- de rechtbank mist internationale bevoegdheid om kennis te nemen van de vordering van Dutch Marine Insurance c.s.;
- B&S Köpcke heeft niet gecontracteerd met UAB Transbank Logistics maar met een andere Litouwse vennootschap, te weten UAB Transbankas; tussen B&S Köpcke en UAB Transbank Logistics bestaat derhalve geen rechtsbetrekking;
- betwist wordt dat Dutch Marine Insurance BV als betrokken verzekeraar gesubrogeerd is in de rechten van B&S Köpcke;
- betwist wordt dat de zendingen in goede staat ten vervoer zijn aangeboden;
- verder wordt een beroep gedaan op de gebrekkige aard van de goederen en de gebrekkige verpakking/foute stuwage (art. 17 lid 4 CMR);
- voor zover UAB Transbank Logistics al aansprakelijk is voor de gevorderde schade, is zij hiervoor overeenkomstig de aansprakelijkheidslimiet slechts beperkt aansprakelijk, terwijl bovendien op grond van artikel 23 lid 4 CMR de waarde van de goederen moet worden vastgesteld volgens de beurskoers of gangbare marktprijs van de goederen in Nederland.
4.De beoordeling
Gelet op haar internationale karakter valt deze vordering onder het toepassingsbereik van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo).
In artikel 71 lid 1 EEX-Vo is bepaald dat de verordening onverlet laat een verdrag dat ten aanzien van een bijzonder onderwerp de rechterlijke bevoegdheid en/of de erkenning en tenuitvoerlegging regelt. Het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg van 19 mei 1956 (hierna: CMR) regelt het bijzondere onderwerp van het grensoverschrijdende wegvervoer en bevat regels inzake de rechterlijke bevoegdheid. Artikel 1 CMR bepaalt kort gezegd dat dit Verdrag van toepassing is op iedere overeenkomst onder bezwarende titel voor het vervoer van goederen over de weg door middel van voertuigen, wanneer de plaats van inontvangstneming van de goederen en de plaats bestemd voor de aflevering gelegen zijn in twee verschillende landen, waarvan tenminste één land partij bij dit Verdrag is.
CEOen
generalmanager. UAB Transbank Logistics betwist dat zij de rechtsopvolgster is van UAB Transbankas. Zij heeft een ‘legal opinion’ van een Litouwse advocaat overgelegd waarin wordt bevestigd dat UAB Transbank Logistics geen rechten en verplichtingen van UAB Transbankas heeft overgenomen.
In dit verband overweegt de rechtbank als volgt.
Overeenkomstig (de beginselen) van het voor Nederland geldende conflictenrecht dient de vraag of een corporatie (rechtspersoon) in de rechten en verplichtingen is getreden van een andere corporatie (rechtspersoon) gekwalificeerd te worden als een vraag die wordt beheerst door het op corporaties (rechtspersonen) toepasselijke recht. Zie (bijvoorbeeld) artikel 10:119, aanhef en sub a, BW.
Kwesties die behoren tot het recht inzake rechtspersonen (vennootschappen), zoals de rechts- en handelingsbevoegdheid, vallen buiten het materiële toepassingsgebied van de internationale ‘ipr-instrumenten’ EEG-Overeenkomstenverdrag van 19 juni 1980 (EVO) (zie art. 1 lid 2 sub e daarvan), EU-Verordening 593/2008 (Rome I-Vo) (zie art. 1 lid 2 sub f daarvan) en EU-Verordening nr. 864/2007 (Rome II-Vo) (zie art. 1 lid 2 sub d daarvan). Bij gebreke van een toepasselijke internationale ipr-regeling dient het toepasselijke recht derhalve te volgen uit het commune Nederlandse conflictenrecht. Het commune Nederlandse conflictenrecht inzake corporaties (rechtspersonen) is thans opgenomen in Titel 8 (artt. 117-124) van Boek 10 BW, dat in werking is getreden op 1 januari 2012. Ingevolge artikel 10:119, aanhef en sub a, BW beheerst het op een corporatie (rechtspersoon) toepasselijke recht onder meer “de bevoegdheid drager te zijn van rechten en verplichtingen, rechtshandelingen te verrichten en in rechte op te treden”. Bij dit op een corporatie (rechtspersoon) toepasselijke recht gaat het om het recht van het land van oprichting van de corporatie (rechtspersoon), zo volgt uit artikel 10:118 BW. Beide vennootschappen zijn in Litouwen gevestigd, zodat op de vraag of UAB Transbank Logistics de rechtsopvolgster is van UAB Transbankas Litouws recht van toepassing is.
Law amending the Law on Companies. Deze wet dateert van 13 juli 2000 (No VIII-1835). De meest recente wijziging van deze wet dateert van 17 juli 2009
(No XI-354). Voorts kent Litouwen een Burgerlijk Wetboek (
Civil Code) (van 18 juli 2000), waarvan de meest recente wijziging dateert van 21 juli 2011 (No XI-1484). Een en ander kan ontleend worden aan de website van het parlement van Litouwen (
Seimas), www.lrs.lt, op welke website ook vertalingen van Litouwse wetten zijn geplaatst.
Hoofdstuk 8 (artt. 61-74) van genoemde Litouwse vennootschapswet betreft de
Reorganization, Split-off, Transformation and Liquidation of the Company. Als gezegd, UAB Transbankas is failliet verklaard. Op UAB Transbankas zijn dan ook slechts van toepassing de artikelen 73 (betreffende de procedure van de
Liquidation of a Company) en 74 (betreffende de bevoegdheden (
Powers) van de
Liquidator(curator)). De voorafgaande artikelen, 61-72, van Hoofdstuk 8 hebben betrekking op andere wijzen van beëindiging van een vennootschap en missen derhalve toepassing.
Artikel 73 in genoemde Engelse vertaling luidt als volgt - aangehaald voor zover relevant:
4.6 Niet valt in te zien waarom UAB Transbank Logistics op grond van de hierboven in rov. 4.3 genoemde argumenten van Dutch Marine Insurance c.s. naar Litouws recht rechtsopvolgster zou zijn geworden van UAB Transbankas nadat UAB Transbankas failliet was verklaard (
liquidated). Dat UAB Transbank Logistics vóór of na de faillietverklaring van UAB Transbankas anderszins de rechten en verplichtingen van laatstgenoemde vennootschap heeft overgenomen (overname of doorstart) is gesteld noch gebleken. UAB Transbank Logistics is UAB Transbankas derhalve niet opgevolgd als contractuele wederpartij van B&S Köpcke (Dutch Marine Insurance c.s.) en derhalve is zij niet gehouden tot betaling van de op grond van de onderhavige overeenkomst(en) gevorderde schadevergoeding. Zij zal dan ook worden ontheven van de tegen haar uitgesproken veroordeling bij het verstekvonnis en de vordering van Dutch Marine Insurance c.s. zal worden afgewezen.
- explootkosten verzetdagvaarding € 76,71
- vastrecht € 3.829,00
- salaris advocaat € 2.842,00 (2 x € 1.421,00)totaal € 6.747,71.
5.De beslissing
901/1573