ECLI:NL:RBROT:2014:7083

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2014
Publicatiedatum
21 augustus 2014
Zaaknummer
C/10/440364 / HA ZA 13-1304
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.H. Veling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van vertegenwoordiging bij koopovereenkomst en terugvordering van betaald bedrag na inbraak

In deze zaak vorderde Pelegrat B.V. terugbetaling van € 92.010,07 van gedaagden, na een transactie waarbij versnellingsbakken werden gekocht met een bankpas die was gestolen tijdens een inbraak. Pelegrat stelde dat zij onbevoegd was vertegenwoordigd bij de koop, omdat de personen die de transactie uitvoerden niet bevoegd waren om namens haar op te treden. De rechtbank oordeelde dat de betaling van de koopsom voldoende legitimatie bood voor gedaagden om de versnellingsbakken te leveren. De rechtbank concludeerde dat gedaagden niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het misbruik van de gestolen bankpas, en dat Pelegrat niet had aangetoond dat gedaagden betrokken waren bij de inbraak of oplichting. De vordering van Pelegrat werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie vorderde gedaagden schadevergoeding wegens beslaglegging, maar deze vordering werd ook afgewezen. De rechtbank hefte het beslag op en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/440364 / HA ZA 13-1304
Vonnis van 6 augustus 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PELEGRAT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.P.G.M. Gorgels,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde2],
beiden gevestigd te Vlaardingen,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. drs. G. van der Wende.
Partijen zullen hierna Pelegrat en respectievelijk [gedaagde1], [gedaagde2]. [gedaagde1] en [gedaagde2] zullen gezamenlijk als [gedaagden] worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 november 2013, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties,
- het vonnis van deze rechtbank van 12 maart 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
- het proces-verbaal van de op 12 mei 2014 gehouden comparitie van partijen,
- de brief van mr. Van der Wende van 15 mei 2014 en
- de brief van 21 mei 2014 van mr. Gorgels, met bijlagen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. Het vonnis wordt om organisatorische redenen gewezen door een andere rechter dan de rechter ten overstaan van wie de comparitie van partijen heeft plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
Pelegrat is onderdeel van de (Finse) Ferratum groep. Haar kantoor bevindt zich aan de Asterweg 19 in Amsterdam. Blijkens de inschrijving in het handelsregister houdt zij zich bezig met het lenen en verstrekken van gelden en het financieren van ondernemingen en vennootschappen. Enig aandeelhouder is JT Family Holding Oy, gevestigd in Helsinki, Finland. Er zijn drie gezamenlijk bevoegde bestuurders, woonachtig in respectievelijk Finland, Estland en Finland. Een van de bestuurders is [persoon1], woonachtig in [woonplaats].
2.2.
[gedaagde1] houdt zich blijkens haar opgave in het handelsregister onder meer bezig met groothandel en handelsbemiddeling in auto-onderdelen en-accessoires. [gedaagde2] houdt zich blijkens haar opgave in het handelsregister onder meer bezig met groothandel in autosloopmateriaal.
2.3.
Op 30 oktober 2013 is bij de politie Amsterdam door [persoon2], medewerker van Pelegrat, aangifte gedaan van inbraak in het bedrijfspand Asterweg 19 in Amsterdam, gepleegd op woensdag 30 oktober 2013 tussen 2:09:00 uur en 3:07:00 uur. De aangever gaf te kennen dat onder meer vier à vijf bankpassen uit een kast waren verdwenen, alsmede dat in de bewuste nacht meerdere spoedboekingen vanaf rekeningnummer [rekeningnummer] en pasnummer [pasnummer] (ABN Amro) waren gedaan voor een totaal van meer dan € 100.000, -. De aangifte werd gedaan namens de verhuurder Keersluis BV. Uit een aanvullende aangifte van 31 oktober 2013 blijkt, dat [persoon2] ook bedoeld heeft aangifte te doen namens Pelegrat.
2.4.
De bankpassen zijn later op de dag wel door Pelegrat geblokkeerd, maar toen was het al te laat. Op 30 oktober 2013 was van een bankrekening van Pelegrat op de bankrekening 688959245 van [gedaagde2] reeds een betaling gedaan van € 92.010,07. De omschrijving bij deze betaling was: “spoedbetaling GE2013103027614 060995081 Pelegrat B.V. 1031 HL Amsterdam Altijd Raak [gedaagden] Auto De montage B01705”
2.5.
Op 30 oktober 2013 is door [gedaagde2] een factuur met nummer BO1745 uitgeschreven aan Pelegrat, Asterweg 19 1031 HL Amsterdam met omschrijving
Verkocht 103 versnellingsbakken inclusief automaatbakken
zoals door u uitgezocht en van goede kwaliteit bevonden
de versnellingsbakken en automaatbakken kunnen niet retour
geen garantie op de versnellingsbakken en automaatbakken
Totaal € 92.010,07
2.6.
Op 6 maart 2014 deed de heer [persoon2] voornoemd andermaal (aanvullende) aangifte, thans tegen [gedaagden], aldus
“ik wil aangifte doen tegen het autobedrijf Altijd Raak [gedaagden] auto. Tijdens de diefstal in ons bedrijf zijn er enkele bankpassen gestolen. Op dezelfde dag van de diefstal zijn er enkele transacties gepleegd met een van de bankpassen. Dit betreft de bankpas van J. Jokela, hij is tevens de eigenaar van ons bedrijf. Een transactie, tevens de grootste is gegaan naar het bedrijf Altijd Raak [gedaagden] auto (…) Het bedrag van deze transactie bedraagt € 92.010,07”
2.7.
Op 4 november 2013 is op verzoek van Ferratum Netherlands BV ten laste van [gedaagden] beslag gelegd onder de ING Bank. Op 7 november 2013 is - onder vervallenverklaring van dit beslag - opnieuw beslag gelegd ten laste van [gedaagden] onder de ING Bank, ditmaal op verzoek van Pelegrat, zulks door deurwaarder M.I.L. Stalman en voor een vordering die door de voorzieningenrechter was begroot op € 119.613,09.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert Pelegrat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I
a. primair te verklaren voor recht dat Pelegrat niet gebonden is aan de op of omstreeks 1 november 2013 vermeend gesloten koopovereenkomst tussen Pelegrat en (een van de) gedaagden, en gedaagden te veroordelen tot terugbetaling van het door Pelegrat betaalde bedrag van € 92.010,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der vervreemding, derhalve vanaf 31 oktober 2013, dan wel vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag ter algehele voldoening;
b. subsidiair de vermeend gesloten koopovereenkomst tussen Pelegrat en (een van) gedaagden nietig te verklaren wegens strijd met de goede zeden of openbare orde op grond van artikel 3:40 BW en gedaagden te veroordelen tot terugbetaling van het door Pelegrat betaalde bedrag van € 92.010,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der vervreemding, derhalve vanaf 31 oktober 2013, dan wel vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag ter algehele voldoening;
c. meer subsidiair de vermeend gesloten koopovereenkomst tussen Pelegrat en (een van) gedaagden te vernietigen wegens bedrog (3:44 BW), dan wel dwaling (6:228 BW) en gedaagden te veroordelen tot terugbetaling van het door Pelegrat betaalde bedrag van € 92.010,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der vervreemding, derhalve vanaf 31 oktober 2013 dan wel vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
d. meer subsidiair te verklaren voor recht dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld (6:162 BW) jegens Pelegrat, dan wel ongerechtvaardigd zijn verrijkt (6:212 BW), dan wel dat Pelegrat onverschuldigd heeft betaald aan gedaagden (6:203 BW) en dat zij aansprakelijk zijn voor de schade die Pelegrat heeft geleden en gedaagden te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 92.010,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der vervreemding, derhalve vanaf 31 oktober 2013, dan wel vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag ter algehele voldoening;
II
gedaagden te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke (incasso) kosten, alsmede de kosten van het geding, waaronder de kosten van de gelegde conservatoire beslagen, alsmede de nakosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt Pelegrat (samengevat) het volgende:
3.2.1.
Er is in de nacht van 30 oktober 2013 in haar bedrijfspand ingebroken. Daarbij is onder meer een aantal bankpassen meegenomen. Vervolgens hebben enkele lieden die zich kennelijk voor hebben gedaan als medewerkers van Pelegrat, 103 versnellingsbakken gekocht bij [gedaagden]. Deze hebben ze direct geleverd gekregen en betaald door overboeking van € 92.010,07 van een bankrekening van Pelegrat, kennelijk met behulp van de gestolen bankpassen en PIN codes. Pelegrat acht zich aan deze rechtshandeling niet gebonden en verlangt terugbetaling van het bedrag van € 92.010,07.
3.2.2.
Primair stelt Pelegrat zich op het standpunt dat zij bij de vermeende koop van 103 versnellingsbakken onbevoegd is vertegenwoordigd. Zij heeft niet de schijn van vertegenwoordiging gewekt. [gedaagden] had door het raadplegen van het handelsregister op eenvoudige wijze kunnen (en moeten) vaststellen, dat de personen die zich kennelijk aan haar balie hebben gemeld, niet vertegenwoordigingsbevoegd waren, zeker niet gezien de aard en omvang van de transactie. Het is ook discutabel en ongeloofwaardig (a) dat een bedrijf dat zich bezighoudt met het verstrekken van leningen 103 versnellingsbakken nodig heeft, (b) dat een bedrijf 103 versnellingsbakken op voorraad heeft, (c) deze ook direct kan leveren, (d) dat er 103 versnellingsbakken in een bestelbus passen en dat het bedrijf deze versnellingsbakken meegeeft zonder dat er betaald wordt of deze meegeeft met het vertrouwen dat de koopprijs zal worden overgemaakt. Er is niet gebleken van een schriftelijke bestelling of een opdrachtbevestiging of van een factuur, aldus (aanvankelijk) Pelegrat.
3.2.3.
Voor het geval er wel een rechtsgeldige overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen stelt Pelegrat subsidiair, dat die in strijd is met de goede zeden of de openbare orde, omdat die rechtshandeling onderdeel is van een strafbaar feit (diefstal, oplichting). Volgens Pelegrat is de vermeende transactie in het geheel niet uitgevoerd en is met de gefingeerde rechtshandeling achteraf een grondslag gezocht voor de overboeking van het bedrag.
3.2.4.
Nog meer subsidiair doet Pelegrat een beroep op vernietiging van de koopovereenkomst wegens bedrog (artikel 3:44 BW), stellende dat zij niet kan uitsluiten dat [gedaagden] op de een of andere manier betrokken is bij de diefstal van de bankpassen en/of de overboeking door mee te werken aan de vermeende levering van de 103 versnellingsbakken om de daarvoor betaalde “koopsom” te ontvangen en onder zich te houden. Zij heeft mede in dit verband aangevoerd dat de “kopers” volgens de eigen opgave van [gedaagden] een bestelauto met aanhanger hadden, die voorzien was van een Oost-Europees kenteken, te weten een kenteken met zwarte tekens op een witte ondergrond.
3.2.5.
Pelegrat heeft, zo stelt zij verder, in ieder geval gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst. Onder een juiste voorstelling van zaken had zij de rechtshandeling nimmer gesloten.
3.2.6.
Nog weer meer subsidiair vordert Pelegrat schadevergoeding wegens onrechtmatige daad, onverschuldigde betaling, dan wel ongerechtvaardigde verrijking. [gedaagden] handelt onrechtmatig door het bedrag zonder rechtsgrond te hebben ontvangen en door te weigeren om het terug te storten. Daarnaast heeft zij onrechtmatig gehandeld door mee te werken aan de transactie, zonder te controleren of de personen die zich voordeden als vertegenwoordigingsbevoegden van Pelegrat, daadwerkelijk bevoegd waren. Het bedrag van €92.010,07 is zonder rechtsgrond door [gedaagden] ontvangen. Daarom heeft Pelegrat het recht dit als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Ook is [gedaagden] door betaling ongerechtvaardigd ten koste van Pelegrat verrijkt.
3.2.7.
[gedaagden] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Pelegrat in de proceskosten met de wettelijke rente daarover vanaf de 14e dag na dit vonnis en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.8.
Voor zover van belang heeft [gedaagden] onder meer betwist, dat de bankpassen van Pelegrat aanwezig waren in de bedrijfsruimte, dat bankpassen van Pelegrat en de bijbehoren pincodes daadwerkelijk zijn gestolen en dat er door onbevoegden betalingen zijn gedaan, voor welke betalingen de beweerdelijk onbevoegden de beschikking hadden over de geheime pincode. Voorts heeft [gedaagden] - kort samengevat - aangevoerd, dat zij met lieden, van wie zij mocht vertrouwen dat zij Pelegrat vertegenwoordigden, een rechtsgeldige verkoopovereenkomst heeft gesloten met betrekking tot 103 versnellingsbakken voor een prijs van € 92.010,07, welke versnellingsbakken zij eerst heeft geleverd nadat zij betaling van Pelegrat had ontvangen. Op het verweer van [gedaagden] en op de overige stellingen van Pelegrat komt de rechtbank, waar nodig, hierna nog terug.
In reconventie
3.3.
In reconventie heeft [gedaagden] gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
Pelegrat te veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat, op grond dat zij door de gelegde derden beslagen over een langere periode niet de beschikking heeft gehad over haar gelden die benodigd zijn voor de bedrijfsvoering en zij daardoor andere bronnen heeft moeten aanspreken om middelen te verkrijgen en daarvoor kosten heeft moeten maken;
Pelegrat te veroordelen tot het (doen) opheffen van het beslag binnen drie dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 5000, - per dag of dagdeel dat Pelegrat in gebreke blijft daaraan te voldoen;
Pelegrat te veroordelen in de proceskosten met de wettelijke rente daarover vanaf de 14e dag na dit vonnis.
3.4.
Pelegrat heeft de schade betwist, onder meer aanvoerende, dat [gedaagden] onvoldoende heeft gesteld op grond waarvan moet worden aangenomen dat zij de gestelde schade heeft geleden.

4.De beoordeling

In conventie
4.1.
Tegenover de betwisting door [gedaagden] dat er in de nacht van 30 oktober 2013 in het kantoor van Pelegrat is ingebroken en dat daar onder meer een aantal bankpassen met bijbehorende pincodes is ontvreemd, zijn de stellingen van Pelegrat niet komen vast te staan.
4.2.
In het navolgende wordt er echter voorshands en veronderstellenderwijs vanuit gegaan dat in de nacht van 30 oktober 2013 inderdaad uit de bedrijfsruimte van Pelegrat bankpassen zijn gestolen, en dat daarbij ook de pincodes zijn meegenomen, met behulp waarvan de litigieuze overboeking van € 92.097,10 op de rekening van [gedaagden] heeft plaatsgevonden.
4.3.
Ook wordt er voorshands en veronderstellenderwijs vanuit gegaan, dat op 29 oktober 2013 door [gedaagden] aan enkele lieden, die zich voordeden als vertegenwoordigers van Pelegrat, 103 versnellingsbakken zijn verkocht en dat [gedaagden] deze versnellingsbakken na ontvangst van de koopsom, de volgende dag, aan hen, tegen overhandiging van een factuur, heeft meegegeven.
4.4.
De eerste vraag is dan, of [gedaagden] gerechtvaardigd mocht afgaan op de schijn dat de betrokken lieden bevoegd waren om Pelegrat te vertegenwoordigen. Volgens Pelegrat had [gedaagden] het handelsregister moeten raadplegen. [gedaagden] heeft dat tegengesproken. Zij heeft aangevoerd dat zich op dinsdag 29 oktober 2013 drie heren bij haar hebben vervoegd en zich hebben voorgesteld als de firma Pelegrat met de wens om bij haar versnellingsbakken (handgeschakeld en automaatbakken) te kopen. In aanwezigheid van de heer [gedaagden] en de heer [persoon3] is aan de heren de beschikbare voorraad getoond, waarbij door de kopers is uitgekozen welke versnellingsbakken en automaatbakken gekocht zouden worden. De kopers hebben 103 exemplaren geselecteerd. Daar is een koopsom van € 92.010,07 voor overeengekomen. De levering zou pas plaatsvinden nadat de koopsom op de bankrekening van Pelegrat zou zijn bijgeschreven. Omdat het wel vaker voorkomt dat kopers uiteindelijk toch afhaken heeft de heer [gedaagden] aan de kopers een notitie verstrekt met daarop het bedrag, de bankgegevens en een factuurnummer, benodigd voor de betaling. De volgende dag, op 30 oktober 2013 heeft Pelegrat op haar bankrekening de hele koopsom van € 92.010,07 ontvangen. Het ging om een spoedbetaling. Met die betaling was de koopovereenkomst volmaakt. Bij de overboeking hebben de kopers het factuurnummer overigens onjuist vermeld: B01705 i.p.v. BO1745, maar dat was een kennelijke verschrijving. De heer [gedaagden] heeft vervolgens de levering van de versnellingsbakken aan de kopers goedgekeurd. Deze zijn de dag van de betaling, 30 oktober 2013 gekomen met een grote bestelbus/kleine vrachtwagen met daarachter een grote aanhanger waarin de versnellingsbakken in aanwezigheid van de heer [gedaagden], de heer [persoon3] en de heer [persoon4] zijn geladen en door de kopers zijn afgevoerd. De factuur is aan de kopers overhandigd. [gedaagden] stelt zich op het standpunt, dat zij door de spoedbetaling van 30 oktober 2013 heeft mogen afgaan op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de betrokkenen. De rechtbank is het hiermee eens. De betaling werd immers gedaan van de bankrekening van Pelegrat. Daarmee hadden de kopers zich tegenover [gedaagden] voldoende gelegitimeerd. Dat bij die betaling misbruik is gemaakt van een gestolen bankpas van Pelegrat en dat de daders kennelijk ook de beschikking hadden over de pincode, kan niet aan [gedaagden] worden tegengeworpen. Dat is voor risico van Pelegrat. [gedaagden] hoefde met die mogelijkheid geen rekening te houden en van haar hoefde onder deze omstandigheden niet te worden verlangd dat zij ook nog eens het handelsregister raadpleegde.
4.5.
Daarmee is in wezen ook het lot van de subsidiair aangevoerde gronden voor de vordering bezegeld. Pelegrat heeft de stelling betrokken dat [gedaagden] zich aan een onrechtmatige daad heeft schuldig gemaakt door het bedrag van € 92.097,10 zonder rechtsgrond te ontvangen en vervolgens te weigeren het bedrag terug te storten. Die stelling is feitelijk niet juist. Er lag aan de betaling immers een koopovereenkomst ten grondslag. Ook de stelling dat [gedaagden] onrechtmatig heeft gehandeld door mee te werken aan de transactie zonder te controleren of de personen die zich voordeden als vertegenwoordigers van Pelegrat, daadwerkelijk bevoegd waren, gaat niet op. Zoals gezegd mocht [gedaagden] als gevolg van de spoedbetaling van de bankrekening van Pelegrat ervan uitgaan dat ze dat wel waren. Het enkele feit dat Pelegrat nooit zaken heeft gedaan met [gedaagden] maakt dat niet anders.
4.6.
Het voorgaande kan mutatis mutandis ook worden gezegd voor de stelling van Pelegrat, dat [gedaagden] ongerechtvaardigd is verrijkt. Ook dat is niet juist omdat aan de betaling een overeenkomst ten grondslag lag en [gedaagden] voor het ontvangen bedrag 103 versnellingsbakken heeft geleverd.
4.7.
Dat Pelegrat eventueel zou hebben gedwaald, omdat zij bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst nimmer zou hebben gesloten gaat niet op, omdat zij überhaupt ontkent de overeenkomst te hebben gesloten. Bovendien is duidelijk, dat zowel [gedaagden] als de kopers het oog hadden op de verkoop/koop en levering van 103 versnellingsbakken. Van dwaling bij het aangaan van deze koopovereenkomst is dan ook sowieso geen sprake geweest.
4.8.
De voorgaande overwegingen zouden uiteraard geheel anders zijn indien zou komen vast te staan, wat Pelegrat (deels expliciet en anders impliciet) heeft gesteld, dat [gedaagden] met de ‘kopers’ en/of de inbrekers heeft samengespannen, hetzij dat zij op een of andere wijze bij de inbraak betrokken is geweest, hetzij dat de verkoop en levering van de versnellingsbakken in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden en met een gefingeerde rechtshandeling achteraf een grondslag is gezocht voor de overboeking van het bedrag.
4.9.
Dit scenario is echter niet aannemelijk gemaakt, laat staan bewezen. Het lijkt immers nogal gezocht dat [gedaagden] zich willens en wetens en open en bloot laat betalen met geld dat diezelfde dag is verduisterd. Tegenover de opmerking van Pelegrat dat het toch wel merkwaardig is dat er zomaar 103 versnellingsbakken uit voorraad kunnen worden geleverd heeft [gedaagden] met verwijzing naar haar website gesteld dat zij een van de grootste auto (de)montagebedrijven in Europa is en uit dien hoofde over een bijzonder grote en diverse voorraad van meer dan 3.500.000 onderdelen beschikt, zowel nieuw als gebruikt en dan ook nog veel meer versnellingsbakken op voorraad heeft. Voor zover Pelegrat met haar stelling dat de kopers de versnellingsbakken in een bestelauto met aanhanger met een Oost-Europees kenteken (zwarte tekens op een wit vlak) kwamen halen, de suggestie heeft willen wekken van Oost-Europese criminaliteit - iets wat zij overigens niet stelt - , heeft [gedaagden] er met juistheid op gewezen dat de directeur van Pelegrat, van wiens ontvreemde bankpas misbruik zou zijn gemaakt, in Finland woont en dat Finse kentekens ook een wit vlak met zwarte tekens hebben. Die auto’s kunnen dus ook zeer wel uit Finland, waar twee van de directeuren van Pelegrat woonachtig zijn, afkomstig zijn geweest, aldus [gedaagden].
Hier komt bij dat Pelegrat niet heeft verklaard, hoe het kon gebeuren, dat de inbrekers, behalve de bankpassen, kennelijk ook de pincodes konden stelen, te meer nu Pelegrat heeft gesteld, dat die niet bij elkaar bewaard werden.
4.10.
Pelegrat heeft ook niet vermeld hoe zij haar stelling dat [gedaagden] met de inbrekers heeft samengespannen zou kunnen bewijzen en wat ze dan precies zou willen bewijzen. Ze heeft wel bewijs van “al haar stellingen” aangeboden, maar dat is in het licht van het voorgaande een onvoldoende concreet en relevant bewijsaanbod. De rechtbank zal dan ook aan dat bewijsaanbod voorbijgaan.
4.11.
Gelet op het voorgaande behoeft de stelling van Pelegrat dat er bij de inbraak op 30 oktober 2013 ook bankpassen zijn ontvreemd geen nader bewijs. De vordering moet hoe dan ook worden afgewezen en Pelegrat dient in de proceskosten te worden veroordeeld. Deze zullen worden begroot op € 3624, - (salaris 2 punten à € 894, - + € 1836, - griffierecht).
In reconventie
4.12.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat zij schade heeft geleden door de beslagen van Pelegrat, onder meer daaruit bestaande dat zij over een langere periode, niet de beschikking heeft gehad over haar gelden die benodigd zijn voor de bedrijfsvoering. Zij heeft daardoor andere bronnen moeten aanspreken om middelen te verkrijgen waarvoor ze kosten heeft moeten maken.
4.13
Pelegrat heeft hiertegen ingebracht dat [gedaagden] de gestelde schade niet heeft onderbouwd en dus niet aan haar stelplicht heeft voldaan. De rechtbank is het daarmee eens. Meer dan dat zij andere bronnen heeft moeten aanspreken en daarvoor kosten heeft moeten maken, heeft zij niet gesteld. Dat is niet voldoende. De rechtbank zal de schadevordering dan ook afwijzen.
4.14.
Wel toewijsbaar is de vordering tot opheffing van het beslag. Op de voet van het bepaalde in artikel 705 Rv. zal de rechtbank het beslag zelf opheffen.
4.15.
De rechtbank ziet, nu in reconventie geen van beide partijen geheel in het ongelijk wordt gesteld aanleiding de proceskosten te compenseren, aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank,
in conventie
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Pelegrat in de proceskosten aan de zijde van [gedaagden], tot op heden begroot op € 3624, - , te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de 14e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
in reconventie
wijst de vordering tot schadevergoeding van [gedaagden] af;
heft op het ten onder 2.7. genoemde laste van [gedaagden] door Pelegrat onder ING Bank gelegde beslag;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt en wijst af het meer anders gevorderde;
In conventie en in reconventie
verklaart dit vonnis uitvoer bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H. Veling en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2014. [1]
53/2053/2309/2085

Voetnoten

1.type: