Alvorens tot een rapport te komen achtte de deskundige het noodzakelijk om vast te stellen hoe het bedieningssysteem van de kraan functioneerde. Dat aspect zal thans, bij gebrek aan belang voor de thans te nemen beslissingen, buiten beschouwing blijven.
4.8
Het oorspronkelijk rapport luidt, voor zover van belang, in het kader van de voorgelegde
hoofdvraag
1. Wat is de oorzaak van het omvallen van de kraan?
a. Indien u dat niet met zekerheid kunt vaststellen, wilt u dan aangeven
wat waarschijnlijk de oorzaak is en daarbij de mate van waarschijnlijkheid
aangeven (ook als er meerdere waarschijnlijke oorzaken zijn)?
b. Als er meerdere oorzaken zijn aan te wijzen, wilt u die dan elk bespreken
en daarbij toelichten welke rol elk van die oorzaken heeft gespeeld?
c. Kunt u bij de beantwoording in elk geval ingaan op de mogelijke invloed van
het feit dat de kraan hoger is opgebouwd dan de standaardconfiguratie?
als volgt:
“(…)
De oorzaak van het omvallen van de kraan is gelegen in vermoeiing (voortschrijdende scheurvorming door wisselende belasting met breuk tot gevolg) van de trekankers waarmee het onderste mastdeel van de kraan is verbonden aan de instortstukken die in het beton zijn gestort.(…) Om vermoeiing te voorkomen dienen dergelijke trekankers te worden voorgespannen. (…) Bij voldoende voorspanning worden uitwendige wisselende
belastingen door wind en het gebruik van de kraan hoofdzakelijk overgebracht door verandering van de klemkracht en nauwelijks door verandering van de voorspankracht zodat de spanningswisselingen in de trekankers beperkt van grootte zijn en vermoeiing geen kans krijgt. Dit is een gevolg van en wordt versterkt door het ontwerp van de verbinding. Het platenpakket is relatief stijf ten opzichte van het trekanker waardoor het platenpakket het merendeel van de uitwendige wisselende belastingen opneemt. De trekankers zijn bewust relatief slap gemaakt: ze zijn lang (en voorzien van 4 cm dikke vulblokken om de voorspankracht gespreid in het HE220M-profiel en de 4 platen te leiden) en relatief dun waardoor ze wisselende belastingen te verwerken krijgen die beperkt van grootte zijn.
Is de voorspanning in de trekankers onvoldoende en daarmee de klemkracht in het platenpakket te klein, dan komt de verbinding los onder een uitwendige belasting en dan kunnen uitwendige
wisselende belastingen niet worden opgenomen door verandering van klemkracht alleen en worden de trekankers substantieel wisselend belast met vermoeiingsschade tot gevolg.
De breukvlakken van de gebroken trekankers (…) vertonen de typische kenmerken van vermoeiing: initiatiepunten, striations, een vlak dof oppervlak en een (relatief klein) vlak waar restbreuk is opgetreden. De schade-oorzaak is dus vermoeiing en dit moet zijn ontstaan door de aanwezigheid van een te geringe voorspankracht in de verbinding.
Rijst de vraag hoe het mogelijk is dat de voorspankracht in de trekankers te gering was. Mogelijke oorzaken zijn de volgende:
1. de toegepaste trekankers M39 10.9 voldoen niet aan de toetsingsregels van de FEM-normen
(…) en zijn voor deze toepassing en kraanconfiguratie ongeschikt;
2. de trekankers M39 10.9 kunnen voor deze toepassing in onvoldoende mate worden voorgespannen ten opzichte van de uitwendige optredende belasting;
3. de voorspanmethode waarmee de trekankers zijn vastgezet is niet geschikt voor deze toepassing;
4. de trekankers zijn in onvoldoende mate op voorspanning gebracht.
Ad 1. De voorgeschreven voorspanning van de trekankers was volgens de handleiding van Terex
660 kN. Dit is de voorspanning die moet worden aangebracht, waarbij enig voorspanverlies door relaxatie acceptabel is omdat dit effect door veiligheidsfactoren in de FEM-normen wordt afgedekt.
Uit de in Bijlage XI gemaakte berekeningen blijkt dat het ontwerp bij deze voorspanning van de
verbinding voldoende veiligheid heeft volgens de FEM-normen. De verbinding is geschikt voor deze toepassing en kraanconfiguratie.
Ad 2. (…) blijkt dat de minimaal benodigde voorspankracht om loskomen van de
verbinding te voorkomen 558 kN (…) is.
De gemeten gemiddelde voorspankracht bij gebruik van een hydraulische voorspanner is voldoende om loskomen van de verbinding te voorkomen (…). Het gebruik
van een momentsleutel om de ankers voor te spannen leidt tot een te lage waarde van de gemeten gemiddelde voorspankracht (370 kN < 558 kN en 480 kN < 558 kN) en het is dan aannemelijk dat de verbinding loskomt met excessieve vermoeiingsschade tot gevolg.
De trekankers M39 10.9 kunnen voor deze toepassing in voldoende mate worden voorgespannen ten opzichte van de uitwendige optredende belasting indien de hydraulische voorspanner wordt gebruikt.
De trekankers kunnen niet met een momentsleutel op voldoende voorspanning worden gebracht.
Ad 3. De voorspanmethode die hier is gebruikt is het aandraaien van de moeren met behulp van een momentsleutel. Deze voorspanmethode is zoals hiervoor uiteengezet niet geschikt voor de
onderhavige trekankers. Wordt deze voorspanmethode toch gebruikt, dan moet in elk geval aan een aantal algemeen geldige randvoorwaarden worden voldaan:
o Het moment waarmee de ankers op voorspanning worden gezet moet nauwkeurig worden
vastgesteld. Dit gebeurt door zowel het moment benodigd om 660 kN voorspankracht te
verkrijgen als die voorspankracht zelf te meten. De voorspankracht kan bijvoorbeeld worden
gemeten door de verlenging van het anker te meten.
o Bij het aanspannen moeten telkens dezelfde condities worden gecreëerd door o.a. het smeren van de draad van anker en moeren met molybdeensulfide; hierdoor wordt beoogd telkens dezelfde wrijvingsverliezen te verkrijgen;
Ook het contactvlak onder de moer moet telkens zoveel mogelijk hetzelfde zijn om telkens
dezelfde wrijvingsverliezen te verkrijgen. Dat betekent dat het te prefereren is om aan de zijde
waar met de momentsleutel het anker op spanning wordt gedraaid, tussen moer en vulblok een
hardstalen onderlegring aan te brengen. Rechtstreeks de moer op het vulblok laten rusten is geen goede oplossing omdat de condities van het vulblok kunnen wisselen bij elke keer dat de kraan wordt opgebouwd en daarmee wisselt dan ook het wrijvingsverlies opgewekt tussen moer en vulblok en dus ook de bereikte voorspankracht.
Bij het opbouwen van de kraan is niet gemeten of het in de handleiding genoemde aandraaimoment (aantrekkoppel) van 3044 Nm inderdaad tot gevolg heeft dat de beoogde voorspankracht ter grootte van 660 kN wordt bereikt. Er is wel gesmeerd, waarschijnlijk inderdaad met molybdeensulfide (…), maar er zijn geen hardstalen ringen toegepast. De grootte van de wrijvingsverliezen is dus onbekend evenals de grootte van de op deze wijze aangebrachte
voorspankracht. De methode is derhalve ongeschikt voor deze toepassing.
Een betere en betrouwbaardere methode is het hydraulisch voorspannen van de trekankers waarmee op gecontroleerde verifieerbare wijze de voorspankracht kan worden aangebracht.
Belangrijk is ook nog de rol van eventuele hardstalen onderlegringen onder de moeren. Voor de goede orde: deze hardstalen onderlegringen zijn bij deze kraan niet toegepast in de verbinding van het onderste kraandeel aan de instortstukken. (…) Behalve een betere beheersing van het niveau van de voorspanverliezen dragen deze ringen ook bij tot een betere en meer gespreide inleiding van de voorspankracht in de vulblokken. (…)
Ad 4. Door Schielab (…) is vastgesteld dat na scheurinitiatie ongeveer 31000 wisselingen zijn
opgetreden tot breuk van ankerbout 3.3. Dit is een relatief laag aantal lastwisselingen tot breuk dat
alleen maar kan optreden indien de voorspanning veel te laag is geweest, zodanig laag dat de
verbinding loskomt. (…) De aanwezige voorspanning moet in elk geval kleiner
zijn geweest dan 349 kN. Dit is minder dan hetgeen haalbaar is door het aanspannen met een
momentsleutel (…).
Bij deze berekening is er van uitgegaan dat de windbelasting volledig aanwezig was. Maar voor
vermoeiing is dit uitgangspunt niet correct. Voor vermoeiing zijn veelvoorkomende
belastingswisselingen relevant. Maximale wind tijdens bedrijf en extreme haakbelasting komen
relatief weinig voor en kunnen buiten beschouwing blijven. De lastwisseling door het draaien in
onbelaste toestand van de kraan onder alleen eigen gewicht is representatief voor een
vermoeiingsberekening waarbij trek op de door vermoeiing bezweken ankers komt. (…)
Het is zeer waarschijnlijk dat de aanwezige voorspanning kleiner is geweest dan 187 kN en dat is aanzienlijk kleiner dan hetgeen haalbaar is door het aanspannen met een momentsleutel (…). Bij zorgvuldig aanbrengen van de voorspanning met een momentsleutel zou
voldoende voorspanning moeten zijn aangebracht om vermoeiing van de trekankers te voorkomen.
Het is dus zeer waarschijnlijk dat het voorspannen met de momentsleutel onzorgvuldig is uitgevoerd waardoor de trekankers in onvoldoende mate op voorspanning zijn gebracht.
(…)
De andere vragen en de beantwoording luiden voor zover van belang als volgt:
2. Was, naar uw deskundig oordeel, het ontwerp van deze torenkraan deugdelijk in die zin, dat dit voldeed aan de daaraan, gelet op het beoogde gebruik en de in de branche geldende regels en normen te stellen eisen van (onder meer) goed vakmanschap en veiligheid? Wilt u uw antwoord toelichten? Indien u deze vraag ontkennend beantwoordt: is het ontwerp (mede) oorzaak van het omvallen? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
In september 2002 is het ontwerp van de kraan gemaakt en is de beoogde kraanconfiguratie berekend.
Dit is gedaan volgens de FEM-normen die voor dergelijke torenkranen van toepassing zijn. Een
berekening voor de verbinding van de kraan aan de fundering behoort te bestaan uit twee delen: de berekening van de krachtsverdeling ter bepaling van de kracht op een kraanpoot enerzijds en de berekening van de trekankers op deze kracht anderzijds. Een berekening van de trekankers is in de stukken (..) niet aangetroffen. De kraanconfiguratie bestond voor het mastgedeelte
uit de volgende componenten: DA 212.2 TSK212 11xTS212.1 R31/31 IS 213.1.
Vervolgens is de kraan volgens een andere configuratie gebouwd waarbij de volgende componenten voor de mast zijn gebruikt: (…) Er is geen herberekening van de krachtsverdeling gemaakt in het ontwerpstadium. Omdat deze configuratie leidt tot een stijvere mast is dat ook niet nodig wat betreft de krachtsverdeling ter bepaling van de kracht op een kraanpoot: de kracht op de kraanpoot bij deze kraanconfiguratie zal gunstiger (kleiner) zijn dan bij de in september 2002 berekende kraanconfiguratie.
(…) Het ontwerp voldeed dus aan de daaraan, gelet op het beoogde gebruik en de in de branche geldende regels en nonnen, te stellen eisen van veiligheid.(…)
3. a. Wat was de ontwerpbelasting van deze torenkraan? Wilt u, voor zover voor u mogelijk, in kaart brengen hoe de kraan belast is geweest voorafgaande aan het omvallen daarvan en wilt u dat vergelijken met de ontwerpuitgangspunten?
b. Welke kraanpootbelastingen treden er voor de kwestieuze kraanconfiguratie op, die verder in de berekening van de voorspanbout (daarmee wordt in dit verband hetzelfde bedoeld als met trekanker, opm.rb.) aangewend moeten worden, indien de kraan uitgerekend wordt volgens de norm FEM 1.001, 1.004 en 1.005?
c. Wat is de invloed op de voorspanboutverbinding van het al dan niet gebruiken van hardstalen onderlegringen?
(ad a) De ontwerpbelasting is gebaseerd op de FEM-normen. (..)
(ad c) Hardstalen onderlegringen moeten bij voorkeur aangebracht worden bij voorspanboutverbindingen indien een momentsleutel wordt gebruikt voor het aanspannen van de voorspanbouten. (…) De functie van het gebruik van een hardstalen onderlegring is dan om ervoor te zorgen dat de wrijving die optreedt tussen moervlak en onderliggend materiaal beter gekend is zodat de spreiding in de voorspankracht, opgewekt bij een bepaald aandraaimoment, geringer zal zijn.
Door het toepassen van hardstalen onderlegringen is de voorspankracht dus nauwkeuriger aan te brengen hij het aandraaien van de moeren met een momentsleutel.
Worden voorspanbouten hydraulisch voorgespannen, dan zijn hardstalen onderlegringen niet nodig om de voorspankracht nauwkeurig aan te brengen (…) Onderlegringen hebben echter nog een tweede functie: ze zorgen voor een betere spreiding van de
voorspankracht over een groter oppervlak van de vulblokken en daarmee wordt de stijfheid van het op elkaar geklemde platenpakket groter, hetgeen bij correct aangebrachte en blijvend aanwezige voorspankracht de vermoeiingseigenschappen van de verbinding gunstig beïnvloed. Bovendien (…) de indrukking van de moer kleiner is en daarmee is ook het voorspanverlies door ‘het zetten’ van de moer kleiner. Het is om deze reden bij bouten en trekankers aan te bevelen om aan beide zijden hardstalen onderlegringen toe te passen.
4. Wilt u een omschrijving geven van de wijze waarop de kraan volgens de handleiding van Terex Peiner diende te worden gemonteerd en gecontroleerd? Is deze handleiding naar uw deskundig oordeel voldoende duidelijk voor het personeel van een bedrijf dat torenkranen monteert en onderhoudt? Zo neen, op welk(e) punt(en) niet? Wilt u daarbij aangeven of volgens u voor ter zake kundig personeel uit de handleiding duidelijk blijkt
a. of het al dan niet was toegestaan dan wel verplicht was om reeds eerder
gebruikte bouten, moeren, onderlegringen en vulblokken te hergebruiken
en/of hardstalen onderlegringen te gebruiken?
b. welk(e) gereedschap(pen) dienden te worden gebruikt bij het op
voorspanning brengen van de bouten van deze kraan?
c. op welke wijze controle diende plaats te vinden (waarbij mogelijk het
verschil moet worden betrokken in de wijze van controle bij gebruik van
nieuwe dan wel reeds eerder gebruikte bouten, moeren, onderlegringen
en vulblokken)?
Samenvatting en conclusies ten aanzien van de handleiding:
Een momentsleutel en tensometer en/of een hydraulische voorspanner wordt in de
gereedschapslijst van voor de montage en onderhoud benodigde gereedschappen niet genoemd.
Deze gereedschappen zijn nodig voor de montage van deze kraan. Voor de verbinding van het onderste torenstuk aan de instortstukken moet een hydraulische voorspanner worden gebruikt.
Een bedrijf dat torenkranen monteert en onderhoudt, behoort deskundig personeel in dienst te hebben met voldoende opleiding om de handleiding op correcte wijze te kunnen interpreteren.
Voor personeel van een bedrijf dat torenkranen monteert en onderhoudt hangt het van het
opleidingsniveau van het personeel af of verwacht mag worden dat zij uit de handleiding
zelfstandig kunnen opmaken dat beide gereedschappen voor deze kraan nodig zijn en voor welke verbindingen. Personeel met een opleiding Civiele Techniek of Werktuigbouwkunde op hogeschool en universitair niveau moet dit uit de handleiding kunnen opmaken na grondige bestudering hiervan. Van personeel met een lagere opleiding mag dit niet worden verwacht gezien de indirecte wijze waarop in de handleiding is aangegeven welk gereedschap moet worden gebruikt.
In tegenstelling tot HV-boutverbindingen worden trekankers niet omschreven in de handleiding en er wordt ook niet expliciet vermeld dat trekankers hydraulisch moeten worden voorgespannen. Telkens indirect, hetzij uit de lay-out van een tabel, hetzij uit een terloopse vermelding van een verwijzing naar een schroevenspanner, hetzij een vermelding van een trekanker M39 in een tabel in een paragraaf die gaat over hydraulische voorspanners, zou de lezer moeten afleiden dat een trekanker hydraulisch moet worden voorgespannen. De handleiding is op dit punt onduidelijk. Er had duidelijk in de handleiding moeten zijn vermeld dat trekankers hydraulisch moeten worden voorgespannen.
(…)
De handleiding is onduidelijk over wat de betrouwbaarste manier is om voor te spannen: de een keer is dat door middel van een momentsleutel, de andere keer is dat door middel van hydraulisch voorspannen.
De handleiding geeft aan dat onderdelen van HV-boutverbindingen die met het voorgeschreven aantrekkoppel worden vastgezet kunnen worden hergebruikt, mits niet beschadigd. Het belang van de juiste voorspankracht wordt benadrukt. Hoewel de handleiding hetzelfde niet vermeld voor trekankers, geldt dit ook voor trekankers.
5. Was de torenkraan, voor zover u dat kunt nagaan, deugdelijk gemonteerd in die zin dat deze voldeed aan de daaraan, gelet op het beoogde gebruik te stellen eisen van (onder meer) goed vakmanschap en veiligheid? Wilt u uw antwoord toelichten? Indien u deze vraag ontkennend beantwoordt: is de montage (mede) oorzaak van het omvallen? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
De torenkraan was deugdelijk gemonteerd behoudens het eerder aangegeven punt van de wijze van voorspannen van de verbindingen en de bereikte voorspanning (...). Omdat de gebruikte voorspanwijze (momentsleutel) niet met zekerheid leidt tot de benodigde
voorspanning voldeed de torenkraan niet aan de eisen van goed vakmanschap en veiligheid.
Bovendien moet de aangebrachte voorspanning veel lager zijn geweest dan met een momentsleutel kan worden bereikt, zie ook het antwoord op vraag 1. Een te lage voorspanning bij montage is de hoofdoorzaak van het omvallen van de kraan omdat daardoor vermoeiing van de trekankers met breuk tot gevolg kon plaats vinden.
Er zijn geen hardstalen onderlegringen toegepast; zie ook vraag 1 hiervoor. Bovendien zijn de
trekankers niet nagespannen na drie weken en zijn mogelijk oude reeds eerder vermoeide trekankers gebruikt.
6. Welke deskundigheid mag van een bedrijf dat torenkranen monteert en onderhoudt, worden verwacht, meer in het bijzonder ten aanzien van het voorspannen en hergebruiken van bouten? Maakt het daarbij verschil als dat bedrijf zelf ook (andere) kranen fabriceert?
Van een bedrijf dat torenkranen monteert en onderhoudt mag worden verwacht dat dat bedrijf
expertise heeft op het gebied van het voorspannen van verbindingen en dat men weet heeft van de verschillende voorspantechnieken en hun voor- en nadelen. Het bedrijf moet deze expertise in huis hebben en moet personeel met voldoende opleiding in dienst hebben en moet ook beschikken over de daarvoor benodigde gereedschappen, te weten momentsleutels en hydraulische voorspanners en over personeel dat daar op verantwoorde wijze mee om weet te gaan. Uit de stukken blijkt dat dat hier niet het geval was. Het montagebedrijf beschikte niet over een hydrau1isch voorspanner. De montageploeg was zich niet bewust van het feit dat de trekankers met een hydraulische voorspanner moesten worden aangespannen. (…) Het maakt daarbij niet uit als dat bedrijf zelf (ook) andere kranen fabriceert. Het maakt wel uit als dat bedrijf zelf (ook) andere kranen ontwerpt. (…)
7. Wanneer behoorden bij deze torenkraan de bouten en moeren van de verbinding tussen het instortstuk en het onderste SK 213-element op voorspanning gebracht te worden? Welk(e) gereedschap(pen) diende(n) te worden gebruikt bij het op voorspanning brengen van de bouten?
De voorgespannen trekankers van de verbinding tussen het torenstuk SK2 13 en de instortstukken behoren de eerste keer bij montage van de torenkraan op voorspanning te worden gebracht door middel van hydraulisch voospannen; zie ook de vragen 1 en 4 hiervoor. Dit kan gebeuren op de montagedag van de totale kraan maar kan ook gebeuren — zoals in dit geval - bij plaatsing van het onderste torendeel met instortstukken. (…) Omdat de instortstukken altijd nieuwe onderdelen zijn moet de verbinding worden nagespannen uiterlijk na drie weken. Met welk gereedschap dat moet gebeuren is niet voorgeschreven.
De handleiding heeft het bij controles alleen maar over momentsleutels. Zou de momentsleutel zijn gebruikt na drie weken dan is het maar de vraag of dit — gezien de onzekerheid ten aanzien van de te bereiken voorspanning — afdoende was geweest.(…)
8. In onderhavig geval, waarbij per kraanpoot 4 voorspanbouten werden gebruikt: welke minimum voorspankracht moet men in de praktijk, gelet op de te hanteren veiligheidsmarge, realiseren om met zekerheid een degelijke en betrouwbare voorspanboutverbinding te realiseren om de belasting op te kunnen vangen, en die tevens voldoet aan de bedoelde FEM-norm?
Uitgaande van de theoretische waarde (…) van de FEM-normen is de
voorspankracht van 660 kN voldoende om aan alle criteria van de FEM-normen te voldoen (..). De voorspankracht mag nog iets minder zijn, te weten 656 kN, en dan wordt nog steeds aan alle
criteria van de FEM-normen voldaan.
9. Welke maat en materiaal van voorspanbouten moet men gebruiken om, rekening houdend met de gangbare praktijk bij het opbouwen van kranen op werven en de niet te vermijden spreiding op de voorspankracht, die vereiste voorspankracht te kunnen realiseren?
Wil men de vereiste veiligheid volgens de FEM-normen bereiken, die rekening houdt met de gangbare praktijk bij het opbouwen van kranen en de niet te vermijden spreiding in bereikte voorspankracht, dan kan dat met het bij deze kraan gebruikte trekanker M39 10.9 mits hydraulisch voorgespannen (…)
10. Voldeed de voorspanboutverbinding van de kraan aan de daaraan te stellen eisen?
De voorspanverbinding van het onderste kraandeel aan de instortstukken door middel van een trekanker M39 10.9 met moeren en vulblokken voldeed aan de criteria die de FEM-normen stellen (...).
11. In welke mate en op welke wijze behoeft een torenkraan als deze controle? Wat
zijn de op dat gebied heersende regels, normen en gebruiken?
12. Heeft, naar uw deskundig oordeel en voor zover door u na te gaan, voldoende
controle plaatsgevonden?
(…)Bovenstaande controles zijn niet in overeenstemming met de handleiding en kwalitatief niet op het juiste niveau uitgevoerd. Alleen bij montage is een momentsleutel gebruikt (en niet een hydraulische voorspanner, wat eigenlijk had gemoeten). Bij geen enkele opvolgende controle is een momentsleutel of een hydraulische voorspanner (…) gebruikt. De ingebruikname controle door AIB Vincotte voldoet weliswaar aan de afspraken maar het is vreemd dat een controle op het niveau van de voorspanning kennelijk niet nodig wordt geacht. De controle uiterlijk 3 weken na montage heeft niet plaats gehad. Er is niet na een halfjaar gecontroleerd en van een eventuele jaarlijkse controle is het door het ongeval niet meer gekomen. (...)”
4.9
Het aanvullend rapport van 16 november 2013 luidt voor zover van belang als volgt:
“(…) Inderdaad geven de berekeningen (…) aan dat bij een beoogde voorspanning van 660 kN het ontwerp van de verbinding voldoende veilig is volgens de FEM-normen.
Uit de proeven van laboratorium Soete blijkt dat met een hydraulische voorspanner de beoogde voorspankracht niet wordt bereikt maar dat wel voldoende voorspankracht wordt bereikt om loskomen van de verbinding te voorkomen. Een verbinding die loskomt is uitermate gevoelig voor vermoeiing terwijl een verbinding die niet loskomt nauwelijks gevoelig is voor vermoeiing. (…) De door Arcomet gebruikte voorspanmethode, te weten het op voorspanning brengen van de trekankers met een momentsleutel, is niet geschikt voor deze trekankers M39 10.9 omdat de beoogde voorspanning van 660 kN niet wordt behaald, ook niet bij benadering en vooral ook omdat de bereikte voorspanning lager is dan wat volgens de FEM-normen nodig is om loskomen van de verbinding te voorkomen. Er moet worden benadrukt dat het bij deze beschouwingen gaat om berekeningen uitgevoerd met de FEM-normen en dat deze berekeningen conservatief zijn ten opzichte van de werkelijkheid doordat ze impliciet veiligheidsfactoren bevatten.
(…) Het schadebeeld dat is vastgesteld op het breukvlak van de trekankers, te weten een relatief groot deel vermoeiingsbreuk en een klein deel restbreuk, duidt er op dat in de werkelijkheid vermoeiing onder lage belasting is opgetreden. (…) Dat is het belastinggeval ‘eigen gewicht, kraan onbelast in bedrijf, geen wind’. Dat is een variant op belastinggeval LCO. De berekeningen op basis van de FEM-normen dienen volgens deze FEM-normen te zijn gebaseerd op andere belastinggevallen, te weten LCI, LC2 en LC3 (…). Bovendien bevatten de FEM-normen impliciet veiligheidsfactoren. (…) Om onder die realistische omstandigheden loskomen van de verbinding — en daarmee vermoeiingsproblemen in de trekankers — te voorkomen is een voorspanning van 187 kN voldoende.
Met een momentsleutel is een dergelijk lage voorspanning haalbaar. Als de voorspanning met een momentsleutel was aangebracht op een correcte wijze, dan zou loskomen van de verbinding zijn voorkomen. Gezien het schadebeeld (vermoeiing van de trekankers) is het zeer aannemelijk dat de benodigde voorspanning, om onder realistische omstandigheden loskomen te voorkomen, niet aanwezig is geweest. Vandaar dat het waarschijnlijk is dat het voorspannen met de momentsleutel onzorgvuldig is uitgevoerd.
(…) Er is 558 kN aan voorspanning nodig om het loskomen van de verbinding volgens de FEM-normen te voorkomen en dat getal is inderdaad gebaseerd op LC2. Maar zoals (…) vraagt LC3 om ten minste 449 kN aan voorspankracht om loskomen bij dat belastinggeval te voorkomen. Met een momentsleutel is ook dat voorspanniveau niet haalbaar. (…) Dat de onderhavige trekankers met een momentsleutel in onvoldoende mate kunnen worden voorgespannen om te voldoen aan de veiligheidseisen van de FEM-normen is gebaseerd op de belastinggevallen LC2 en LC3.
Met een momentsleutel is het wel mogelijk voldoende voorspanning aan te brengen om loskomen van de verbinding te voorkomen voor het door de FEM-normen voorgeschreven belastinggeval LC 1 en voor het belastinggeval LCO en voor de hiervan afgeleide realistische vermoeiingsbelasting.(…)”
4.1
Tenslotte is de deskundige nog ter zitting gehoord en heeft hij, voor zover van belang, verklaard:
“(…)
Ik heb als deskundige een rapport opgemaakt aan de hand van het totale dossier dat ik van partijen heb ontvangen. Er waren ook nog resten van de kraan beschikbaar bij Schielab. Die heb ik zelf bekeken. Daarop heb ik mijn conclusies over het breukvlak gebaseerd. Mij zijn aan die resten geen bijzonderheden opgevallen aan de kwaliteit van het staal. (…) Kranen zijn staalconstructies en de kraan is gebouwd op basis van proven technology. (…) Voor wat betreft de regelgeving is het zo dat voor kranen de FEM-codes van belang zijn. De FEM-code is de industry standard in Europa. (…) In dit geval was het zo dat de eisen die de handleiding stelde voor de controle van de kraan strenger waren dan de eisen die uit regelgeving voortvloeiden. De handleiding schreef voor dat afhankelijk van het precieze gebruik van de kraan gecontroleerd moest worden, maar bevatte op dat punt wel de onduidelijkheden/tegenstrijdigheden die ik in mijn rapport heb besproken.
(…)Mij wordt gevraagd naar het scenario van de realistische situatie dat ik in het aanvullende rapport heb besproken. Ik bedoel daarmee dat er in de FEM-code wordt uitgegaan van eisen die rekening houden met een gebruikelijke veiligheidsmarge en met diverse gebruiksscenario’s. Zo wordt daar uitgegaan van het gebruik van de kraan met een bijna maximale lading. In dit geval werd de kraan op een andere wijze gebruikt, namelijk vaak met een heel beperkte lading of zelfs onbelast. Op basis van de gegevens in het dossier en de breukvlakken die ik zelf gezien heb kan ik dat vaststellen. Uit die breukvlakken blijkt dat er een groot relatief glad oppervlak is en maar een klein ruw oppervlak waar op de dag in kwestie daadwerkelijk een breuk is opgetreden. Dat wijst op vermoeiing van het metaal die is ontstaan door langdurig en veelvuldig gebruik van de kraan met weinig lading of onbelast. Alleen dan ontstaat een dergelijk beeld. Het realistische situatiebeeld dat ik bespreek in het rapport gaat uit van dat feitelijke gebruik. Ik heb berekend wat de minimale voorspanning had moeten zijn in dat realistische scenario. Ik kom dan grofweg in de buurt van 180 kN, dat is dus aanmerkelijk lager dan de waarden uit de gebruiksaanwijzing en ook aanmerkelijk lager dan de FEM-code voorschrijft; die 180 kN is het absolute minimum. Het is bovendien een voorspanning die ook met een momentsleutel gehaald had kunnen worden. Zelfs die voorspanning is kennelijk niet gehaald. Zoals uit de rapporten blijkt is mijn overtuiging dat de oorzaak van het instorten van de kraan is gelegen in die veel te lage voorspanning. (…) Het is juist dat ik mij voor wat betreft de ontwerpgegevens heb gebaseerd op hetgeen Terex c.s. heeft aangeleverd. Dat kan ook niet anders, dat zijn gegevens die alleen de ontwerper van de kraan kan aanleveren. Ik kan die gegevens niet rechtstreeks controleren en dat heb ik dus ook niet gedaan. Ik heb wel de berekeningen van Terex c.s. op basis van die gegevens gecontroleerd, (…) Ik heb geen aarzeling over de juistheid van die gegevens. De berekeningswijze vloeit voort uit de regelgeving en algemeen bekende formules en de berekeningen heb ik dus nagelopen.
(…) Mijn opmerkingen over de handleiding en de mate van scholing die nodig is om te begrijpen in welke gevallen een hydraulische voorspanner moet worden gebruikt baseer ik op mijn eigen indruk. Ik heb dat niet op enigerlei wijze nader onderzocht, ik heb mij ook niet verdiept in het gebruikelijke opleidingsniveau van mensen die deze kranen in de praktijk opbouwen en onderhouden. De handleiding was lastig te begrijpen, het was moeilijk om te onderkennen dat de hydraulische voorspanner gebruikt moest worden, dat moest worden afgeleid uit de lay-out van een tabel. (…)
Voor wat betreft de stalen ringen ben ik van oordeel dat het toepassen daarvan zou hebben geholpen, omdat daardoor de belasting beter en meer gelijkmatig gespreid zou zijn en de voorspanning met meer nauwkeurigheid kan worden aangebracht. Het is echter, op basis van mijn onderzoek, mijn overtuiging dat als er in dit geval stalen ringen waren gebruikt en alles verder hetzelfde was geweest, de kraan toch was omgevallen.
Ik kan niet zeggen of een tekort aan voorspanning op enkele trekankers verantwoordelijk zou kunnen zijn voor het omvallen van de kraan, (…) Er waren meerdere trekankers, elk vastgemaakt met meerdere moeren. Ik kan wel zeggen dat als het slechts een enkele moer was die onvoldoende was aangedraaid de kraan niet om die reden omgevallen zou zijn.
Als met een hydraulische voorspanner op ordentelijke wijze de voorspanning was aangebracht zou de kraan niet zijn omgevallen; dat geldt evenzeer voor een momentsleutel. Als er gecontroleerd was op voorspanning met een hydraulische spanner of een momentsleutel had het omvallen van de kraan voorkomen kunnen worden, mits dat goed gedaan was. (…)”
4.11.1
Van productaansprakelijkheid in eigenlijk zin (zowel naar Europees als naar nationaal recht) zoals aanvankelijk door Quaker en FM als grondslag van haar vordering genoemd, is geen sprake, nu aan de daarvoor geldende voorwaarden niet is voldaan. Het gaat dus om een onrechtmatige daad die Terex c.s. gepleegd zou hebben jegens Quaker als eigenaar van een gebouw vlakbij de kraan. De positie van FM is die van gesubrogeerd, regresnemend verzekeraar.
Vast staat dat geen sprake was van enig van buiten komend element zoals storm en evenmin van een bijzondere manoeuvre met de kraan of een andere uitzonderlijke omstandigheid. Het ongeval is veroorzaakt doordat de kraan onder normale omstandigheden is omgevallen. Aangenomen moet worden dat de oorzaak van het ongeval in de kraan zelf gelegen is.
Quaker als gelaedeerde behoeft geen onderscheid te maken tussen de rollen van Arcomet en Terex c.s. bij het ontstaan van het ongeval. Het gaat hier immers om een gevaarzettende situatie die door Arcomet en/of Terex c.s. in het leven is geroepen, waarna het gevaar zich heeft verwezenlijkt. Voor de vaststelling of jegens Quaker onrechtmatig is gehandeld moet de gehele gang van zaken rond de kraan voor zover die Terex c.s en Arcomet aangaat -ontwerp, constructie, montage, controle en onderhoud- aan de kelderluikcriteria worden getoetst.
Omdat partijen een beslissing wensen die louter ziet op het aandeel van Terex c.s. dient vervolgens onderscheid tussen Terex c.s en Arcomet gemaakt te worden opdat kan worden beslist of en in hoeverre handelen en/of nalaten van Terex c.s. heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval.
4.11.3
Deze kraan werd, zoals gebruikelijk voor kranen van deze omvang, ter plaatse opgebouwd. Terex c.s. leverde dus niet een complete, kant-en-klare kraan, maar de elementen daarvoor. Haar verantwoordelijkheid als producent brengt in die situatie mee, dat zij verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het materiaal, deugdelijke constructie (en de bijbehorende berekeningen) en deugdelijke instructies voor het opbouwen en controleren van een werkende kraan.
Voor het daadwerkelijk opbouwen en monteren en voor het uitvoeren van de controles en het onderhoud ligt, naar tussen partijen in confesso is, de verantwoordelijkheid bij Arcomet.
4.12
Uit het deskundigenbericht blijkt dat het omvallen zonder twijfel te wijten is aan vermoeiing van het metaal van de trekankers. De verbinding van die trekankers met het onderste kraandeel (basiselement TS 213) had teveel speling. Door de vele wisselende belastingen is het metaal uiteindelijk gescheurd met het omvallen van de kraan als gevolg. Duidelijk is, dat de oorzaak gelegen is geweest in het niet deugdelijk bevestigd zijn van de moeren, waardoor onvoldoende voorspanning op de trekankers stond.
4.12.1
Het ontwerp van de kraan was, naar blijkt uit het rapport, deugdelijk, en ook de afwijkende configuratie van door Terex c.s. geleverde delen voor gebruik in de kraan voldeed op zichzelf aan de normen. Een fout is hierin niet gelegen.
4.12.2
Er is veel aandacht besteed aan de kwestie van de hardstalen onderlegringen, die niet waren voorgeschreven en evenmin zijn toegepast. De rechtbank begrijpt de visie van de deskundige zo, dat deze ringen een extra zekerheid hadden kunnen bieden, vanwege de door hem beschreven functies daarvan. Ook zonder deze ringen voldeed de kraan echter, als zij naar behoren was opgebouwd en gemonteerd, aan de daaraan te stellen eisen. Ze waren dus niet noodzakelijk voor de veiligheid van de constructie van de kraan. Van regelgeving die verplicht tot het gebruik van ringen is geen sprake.
Evenmin is sprake van een extra beveiliging, die desnodig het niet nageleefd zijn van andere maatregelen kan compenseren. Als er ringen waren aangebracht en al het overige was gelijk gebleven was de kraan toch omgevallen.
Dat betekent, dat het niet voorschrijven van ringen (en het niet aanbrengen daarvan) geen fout van Terex c.s. (of Arcomet) oplevert.
4.12.3
Voor de vraag aan welke eisen de kraan moest voldoen zijn in beginsel de geldende regels van de FEM-normen doorslaggevend. Uit veiligheidsoverwegingen zijn daarin marges ingebouwd en wordt rekening gehouden met scenario’s van zware belasting. Uit het deskundigenrapport blijkt dat, om aan de FEM-normen te voldoen, de trekankers op voorspanning moesten worden gebracht met een hydraulische voorspanner. Met een momentsleutel was de vereiste ca. 660kN niet haalbaar. Bij de kraandelen werd echter geen hydraulische voorspanner meegeleverd. De gebruiksaanwijzing maakte ook geen melding van de noodzaak een hydraulische voorspanner te gebruiken.
Een impliciete instructie via de lay-out van een tabel, die volgens de deskundige alleen duidelijk was voor iemand met een technische universitaire of HBO-opleiding volstaat voor een dergelijk cruciaal onderdeel van de montage niet. Een gebruiksaanwijzing dient aan te sluiten bij het niveau van degenen die haar gebruiken en meer in het algemeen zo ondubbelzinnig mogelijk te zijn, juist op het gebied van veiligheidsmaatregelen. Verdere instructies op dit punt ontbraken.
4.12.4
Terex c.s. stelt, terecht, dat het erom gaat of de gemiddelde gebruiker van het product, behorend tot de door de fabrikant te verwachten gebruikersgroep, het product in beginsel juist zou hebben gebruikt, rekening houdend met de bestemming.
Nu Terex c.s. niet heeft gesteld en niet is gebleken dat een dergelijke gemiddelde gebruiker voor het monteren van kranen personeel in dienst heeft dat tenminste een HBO-opleiding heeft genoten en evenmin dat voor een gemiddeld kranenmontagebedrijf ook zonder gebruiksaanwijzing en zonder dat een hydraulische voorspanner werd meegeleverd helder was dat een hydraulische voorspanner gebruikt moest worden voldoet de gebruiksaanwijzing in zoverre niet aan de daaraan te stellen eisen.
Van Terex c.s. kon in redelijkheid worden verwacht, ook als er rekening mee wordt gehouden dat zij een in het buitenland gevestigde producent van een kraan was die in Nederland door een professioneel bedrijf werd gemonteerd en die ingezet zou worden in wisselende situaties, dat zij een, voor het montagebedrijf, duidelijke handleiding schreef en benadrukte wat het belang van de juiste voorspanning was. Uit het rapport van de deskundige blijkt, dat in de handleiding veel aandacht wordt besteed aan verbindingen en voorspanning en dat een dergelijke waarschuwing wel wordt gegeven bij boutverbindingen, maar niet bij trekankers. Terex c.s. heeft met name nagelaten duidelijk te maken dat een hydraulische voorspanner moest worden gebruikt. Een verbetering van de handleiding zou een weinig kostbare en van Terex c.s. alleszins te vergen voorzorgsmaatregel zijn geweest, ter voorkoming van het zeer grote gevaar voor derden dat een ondeugdelijk gemonteerde kraan vormde. Meer of andere maatregelen behoefde zij in redelijkheid niet te nemen, doch deze van haar te vergen maatregel heeft zij niet genomen. Daarin is een fout gelegen.
4.12.5
De kraan is niet naar behoren opgebouwd omdat door personeel van Arcomet niet voldoende voorspanning was aangebracht. Uit het deskundigenbericht volgt, dat, als de verbindingen hydraulisch waren voorgespannen, (met 660 kN, maar ook met 558 of 449kN) het ongeval zou zijn uitgebleven. In de verhouding tussen Quaker en FM enerzijds en Terex c.s. anderzijds moet voorshands worden aangenomen, bij toepassing van de omkeringsregel ten gunste van Quaker, dat een duidelijke instructie om een hydraulische voorspanner te gebruiken en daarmee de vereiste spanning aan te brengen, zou zijn opgevolgd. Voor zover Terex c.s. dat heeft willen betwisten met haar verwijzing naar de processen-verbaal van getuigenverhoor bij de arbeidsinspectie, waaruit volgt dat het personeel dat de verbinding aanbracht niet beschikte over de handleiding, is dat niet voldoende. De handleiding bood immers geen duidelijkheid. Een heldere handleiding was wellicht wel meegenomen door de monteurs en/of verwerkt in het daartoe ontworpen formulier dat Arcomet verschafte.
Nu de kraan is omgevallen ingevolge het niet naar behoren op voorspanning brengen door personeel van Arcomet en de fout van Terex c.s. voorshands geacht moet worden daaraan te hebben bijgedragen zijn Terex c.s. en Arcomet tezamen uit onrechtmatige daad jegens Quaker en FM aansprakelijk voor de schade.
4.13
Voor wat betreft de positie van Terex c.s. geldt, dat het, in haar verhouding tot Quaker en FM, aan haar is om aan te tonen dat haar fout niet heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval.
4.13.1
Terex c.s. heeft in dat verband aangevoerd dat uit haar handleiding wel duidelijk werd dat met een momentsleutel moest worden voorgespannen en dat buiten kijf staat dat Arcomet ook feitelijk een momentsleutel heeft gebruikt. Nu met die momentsleutel voldoende voorspanning bereikt had kunnen worden om het omvallen van de kraan te voorkomen, maar Arcomet desniettemin die voorspanning niet heeft aangebracht is het louter die fout die het ongeval heeft veroorzaakt en heeft de fout van Terex c.s. niet bijgedragen aan het ongeval, aldus Terex c.s.
Vast staat dat de door het personeel van Arcomet met de momentsleutel bereikte voorspanning op meerdere trekankers zeer laag was. Het vastzetten met een dergelijke lage voorspanning wordt door de deskundige als onzorgvuldig werk aangemerkt. Vast staat ook, dat Terex c.s. voor nalatigheid van Arcomet in het behoorlijk voorspannen met de momentsleutel niet verantwoordelijk of aansprakelijk is.
4.13.2
De discussie, en het nader bevragen van de deskundige, heeft zich dan ook uiteindelijk toegespitst op de vraag wat de mogelijkheden waren om met de momentsleutel voldoende voorspanning te bereiken. Uit het antwoord van de deskundige blijkt, dat het afhangt van de vraag wat in deze context
voldoendeis. De spanning die volgens de FEM-normen noodzakelijk was (660, 558 dan wel 449 kN), was zonder hydraulische voorspanner niet haalbaar. Een spanning van 187 kN zou echter in de omstandigheden waarin de kraan realiter gebruikt werd volgens de deskundige voldoende geweest zijn. Die spanning was met een momentsleutel wel haalbaar.
4.13.3
Op basis van het rapport van de deskundige acht de rechtbank inmiddels bewezen, dat het aanspannen van alle trekankers met een momentsleutel tot een voorspanning van tenminste 187 kN het ongeval zou hebben voorkomen. Uit de rapporten en met name het verhoor ter zitting blijkt, dat die voorspanning bij meerdere trekankers niet was bereikt.
Vast staat tussen partijen dat dit te wijten is aan fouten van (het personeel van) Arcomet, althans een persoon voor wiens handelen Arcomet in de verhouding tot Terex c.s. verantwoordelijk en aansprakelijk is.
4.14
De directe oorzaak van het omvallen van de kraan en daarmee van de schade van Quaker is derhalve in elk geval gelegen in het niet goed op voorspanning brengen van de trekankers door Arcomet.
4.15
Een indirect, maar mogelijk wel rechtens relevant oorzakelijk verband met het ongeval zou gelegen kunnen zijn in de fout van Terex c.s. in die zin, dat de nalatigheid van Arcomet, het (met de momentsleutel) niet aanbrengen van voorspanning van minstens 187 kN, (tenminste mede) is veroorzaakt door de onduidelijkheden in de handleiding.
Concrete aanknopingspunten daarvoor ontbreken, terwijl Quaker en FM op dat punt ook geen duidelijke stellingen hebben ingenomen, laat staan onderbouwd. Dat had, in deze situatie, op hun weg gelegen, gelet op de invulling van hun positie als eiseressen.
Quaker en FM vorderen immers uitdrukkelijk een veroordeling voor het gedeelte dat Terex c.s. aangaat, gelet op art. 6:10 jo. 6:101/102 BW. Die invalshoek wordt verklaard vanuit de schikking die Quaker en FM met Arcomet hebben bereikt. Als Terex c.s, vanwege de fout in de handleiding, aansprakelijk wordt gehouden kan zij immers regres nemen op Arcomet. De afspraken die Quaker en FM in het kader van de schikking hebben gemaakt met Arcomet houden in, dat Quaker en FM Arcomet vrijwaren voor een eventueel door Arcomet aan Terex c.s. in het kader van dat regres te betalen schadevergoeding. Quaker en FM hebben dus in zoverre in deze procedure feitelijk de positie van Arcomet overgenomen. De in 4.12.4 bedoelde omkeringsregel (in de verhouding tussen Quaker als gelaedeerde en Terex c.s./Arcomet als veroorzakers van de schade) geldt niet tussen Terex c.s en Arcomet (als mogelijke schadeveroorzakers onder elkaar).
Dit brengt mee, dat de rechtbank bij gebreke van duidelijke en behoorlijk onderbouwde stellingen van Quaker en FM op dat punt van oordeel is dat ook een dergelijk indirect verband tussen de fout van Terex c.s. en het ongeval ontbreekt.
4.16
Dat betekent, dat Terex c.s. niet aansprakelijk is voor de schade van Quaker en FM.
Dit oordeel zou normaliter tot het afwijzen van de vordering en een kostenveroordeling ten laste van Quaker en FM leiden. Gelet op de met partijen gemaakte regie-afspraken is de rechtbank van oordeel dat dit een verrassingsbeslissing zou opleveren. De zaak zal daarom naar de rol worden verwezen voor uitlatingen van partijen, met name over de vraag of de zaak geroyeerd kan worden of dat zij een eindvonnis wensen.
De rechtbank ziet, gelet op deze situatie, geen aanleiding om het verzoek tot het openstellen van tussentijds appel toe te wijzen.