In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, betreft het de verdeling van een nalatenschap die onder meer aandelen en een woning in Frankrijk omvat. De erfgenamen, die in 2001 overeenstemming bereikten over de verdeling van de nalatenschap, hebben tot op heden geen uitvoering gegeven aan deze verdeling. De gedaagden, die dertien jaar na de overeenkomst in redelijkheid niet meer gehouden kunnen worden aan de in 2001 gehanteerde waardes, betogen dat de economische situatie en de huizenmarkt sindsdien aanzienlijk zijn veranderd. De rechtbank oordeelt dat het redelijk en billijk is om de verdeling te baseren op de huidige waardes, aangezien de uitvoering van de verdeling pas nu plaatsvindt.
De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis en proces-verbaal van comparitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfgenamen gelijkelijk delen in de nalatenschap, die onder andere een familiebedrijf en onroerend goed omvat. De eisers vorderen dat de nalatenschap wordt verdeeld zoals eerder overeengekomen, maar de gedaagden betwisten de geldigheid van deze overeenkomst en wijzen op de gewijzigde omstandigheden.
De rechtbank concludeert dat de primaire vordering van de eisers moet worden afgewezen, maar dat er overeenstemming is over de benoeming van notaris mr. E.J. van Leusden als onzijdig persoon voor de vereffening van de nalatenschap. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 20 augustus 2014.