ECLI:NL:RBROT:2014:7709

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
ROT 14/2283
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete voor gebruik marifoon met onjuiste ATIS-code

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Economische Zaken, Agentschap Telecom, en een eiser die een bestuurlijke boete van € 250,- had ontvangen. De boete was opgelegd omdat de eiser op 22 augustus 2013 met een marifoon aan boord van zijn vaartuig een onjuiste ATIS-code uitzond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de toezichthouder van verweerder op die datum de overtreding heeft geconstateerd en dat de eiser de overtreding heeft erkend, maar de hoogte van de boete te hoog vond gezien de omstandigheden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wetgeving besproken, waaronder de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Telecommunicatiewet (Tw). De rechtbank oordeelde dat de hoogte van de boete in overeenstemming was met de gedragslijn die verweerder hanteert en dat deze voldoende gemotiveerd was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verweerder de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de eiser correct heeft ingeschat.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 14/2283

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2014 in de zaak tussen

[naam 1], te [woonplaats], eiser,
en

de minister van Economische Zaken, Agentschap Telecom, verweerder,

gemachtigden mr. F. de Jong en mr. S. Hamstra.

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een bestuurlijke boete van € 250,- opgelegd.
Bij besluit van 17 februari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2014. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1 Op grond van artikel 5:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt de wet de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd. Op grond van het tweede lid stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld.
1.2 Op grond van artikel 15.1 van de Telecommunicatiewet (Tw) zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren, voor zover het betreft de bepalingen die betrekking hebben op het gebruik van frequentieruimte.
1.3 Op grond van artikel 15.4 van de Tw is ACM bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete van ten hoogste € 450.000,- ter zake van overtredingen van de bij of krachtens de in artikel 15.1, eerste lid, bedoelde regels.
1.4 Op grond van artikel 10, aanhef en onder h, van de Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning 2008 dient bij gebruik van frequentieruimte met de bestemming maritiemmobiele communicatie in het werkingsgebied van de Regionale Regeling de marifoon en de portofoon te zijn voorzien van een systeem voor automatische zenderidentificatie en geprogrammeerd met de toegewezen combinatie van letters of cijfers.
2.1 Op 22 augustus 2013 heeft een toezichthouder van verweerder geconstateerd dat eiser aan boord van het vaartuig “[naam 2]” een marifoon in gebruik had dat terwijl deze een onjuiste, niet aan eiser toegewezen ATIS-code uitzond.
2.2 Op 16 september 2013 heeft verweerder aan eiser een voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete naar eisers oude correspondentieadres verzonden.
2.3 Bij het primaire besluit heeft verweerder eiser een bestuurlijke boete van € 250,- opgelegd.
2.4 Het primaire besluit, dat is verzonden op 18 oktober 2013, is op 24 oktober 2013 door verweerder retour ontvangen. Op 28 oktober 2013 heeft verweerder het primaire besluit vervolgens naar eisers woonadres verzonden.
3.
Eiser heeft de overtreding erkend, maar vindt de boete gezien de mate van schuld en verwijtbaarheid te hoog.
4.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het onderzoek, neergelegd in het Rapport van Bevindingen van 22 augustus 2013 van een toezichthouder van verweerder, gebaseerd op luisteronderzoek met de door verweerder verstrekte ontvang- en decodeerapparatuur, toereikend is om met voldoende zekerheid vast te stellen dat op 22 augustus 2013 om 12:49 en 12:52 uur de marifoon of portofoon aan boord van het vaartuig “[naam 2]” de ATIS-code [code 1] uitzond. De toezichthouder nam waar dat de marifoon of portofoon ook daadwerkelijk werd gebruikt doordat er op de marifoonkanalen 64 en 7 gesprekken werden gevoerd met medewerkers van de Volkeraksluis. De uitgezonden ATIS-code was niet aan eiser toegewezen voor gebruik bij dit vaartuig. De toezichthouder heeft na raadpleging van het gebruikersregister van verweerder geconstateerd dat[code 2] (radioroepnaam[naam 3]) de toegewezen ATIS-code is waaronder eiser is geregistreerd voor het gebruik van een marifoon/portofoon bij dit vaartuig.
5.
Bij de vaststelling van de hoogte van de boete is verweerder gebonden aan artikel 5:46, eerste lid, van de Awb waarin is bepaald dat de wet de bestuurlijke boete bepaalt die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd. Verweerder kan volgens artikel 15.4 van de Tw een boete opleggen van ten hoogte € 45.000,-. Volgens het tweede lid dient verweerder de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Verweerder houdt hierbij rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
6.
De vaststelling van de hoogte van de boete is gebaseerd op een vaste gedragslijn die verweerder al jaren hanteert. Verweerder houdt bij de vaststelling van het bedrag rekening met de verwijtbaarheid van de overtreder en de mate van ernst van de overtreding.
7.
In het geval van eiser heeft verweerder bij het primaire besluit op basis van de gedragslijn een boete opgelegd. Verweerder is uitgegaan van een boetehoogte van € 250,- vanwege het enkele gebruik van een onjuiste ATIS-code.
8.
De vaste gedragslijn is naar het oordeel van de rechtbank redelijk. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de mate van verwijtbaarheid en ernst van de overtreding juist en voldoende gemotiveerd heeft. Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd die verweerder aanleiding had moeten geven om af te zien van het opleggen van een bestuurlijke boete, dan wel deze te matigen.
9.
Het beroep is ongegrond.
10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Strien, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 september 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.