ECLI:NL:RBROT:2014:7772
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening inzake tegemoetkoming in kosten kinderopvang op sociaal-medische indicatie
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de aanvragen om een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang voor twee kinderen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R. Zantman, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van deze aanvragen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. L.A. Bouter. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de kinderen niet bij de verzoeker woonden, maar bij hun grootouders, en dat zij daarom niet als thuiswonend konden worden beschouwd volgens de Verordening kinderopvang Rotterdam 2012.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de wetgeving vereist dat de kinderen thuiswonend zijn om aanspraak te maken op de tegemoetkoming. Echter, gezien de sociaal-medische problematiek van de verzoeker en de omstandigheden waaronder de kinderen bij hun grootouders verblijven, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het college in redelijkheid toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule in de Verordening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een risico bestaat op een ernstige ontwikkelingsachterstand bij de kinderen zonder de tegemoetkoming.
Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, waardoor de verzoeker met ingang van de datum van de uitspraak recht heeft op de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Tevens is bepaald dat het college het door verzoeker betaalde griffierecht moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten wordt veroordeeld tot een bedrag van € 974,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.