In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een bevoegdheidsincident tussen Samskip Multimodal B.V. en Samskip Multimodal S.R.L. (hierna gezamenlijk aangeduid als Samskip c.s.) en Stante S.R.L. De rechtbank diende te beoordelen of zij bevoegd was om kennis te nemen van de vorderingen van Samskip c.s. tegen Stante. De vorderingen waren gebaseerd op raamovereenkomsten voor het vervoer van goederen, waarbij Stante het vervoer van cosmetica artikelen had geboekt bij Samskip SRL. Samskip c.s. vorderden betaling van een bedrag van € 111.646,98, terwijl Stante zich op haar beurt onbevoegd verklaarde om van de vordering kennis te nemen.
De rechtbank overwoog dat, voor zover het ging om vervoer waarop de CMR van toepassing was, de in de 'Rate Proposals' opgenomen jurisdictieclausule in strijd was met artikel 31 CMR en derhalve nietig. Voor het vervoer waarop de CMR niet van toepassing was, diende onderzocht te worden of er een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht was gesloten, zoals bedoeld in artikel 23 lid 1 EEX-Vo. De rechtbank concludeerde dat Samskip c.s. niet voldoende had aangetoond dat er een forumkeuze was gemaakt, en dat Stante de algemene voorwaarden van Samskip SRL niet stilzwijgend had aanvaard.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om van de vorderingen van Samskip c.s. kennis te nemen en veroordeelde zij Samskip c.s. in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 20 augustus 2014 door mr. P.C. Santema.