ECLI:NL:RBROT:2014:8038
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing op vordering uitstel voorwaardelijke invrijheidstelling in een VI-zaak met meerdere opgelegde straffen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2014 uitspraak gedaan over de vordering van het Openbaar Ministerie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, die gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn. De veroordeelde had eerder verschillende gevangenisstraffen opgelegd gekregen, waaronder een gevangenisstraf van zes maanden, vijf jaar en acht jaar, voor verschillende delicten. De vordering tot uitstel werd ingediend op 8 augustus 2014, met als argument dat de veroordeelde zich niet bereid had verklaard om de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling te verbinden voorwaarden na te leven. De rechtbank heeft de zaak op 18 september 2014 behandeld, waarbij de officier van justitie en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, zijn gehoord. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie zich schuldig had gemaakt aan détournement de pouvoir, door druk uit te oefenen op de reclassering om bijzondere voorwaarden te formuleren die aanvankelijk niet waren geadviseerd. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden voor de vordering die was gegrond op de gevangenisstraf van zes maanden en de gevangenisstraf van acht jaar, maar verklaarde het Openbaar Ministerie voor het overige ontvankelijk. Uiteindelijk werd de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen en werd de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling vastgesteld op 11 september 2014.