Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.De standpunten
3.De beoordeling
De beslissing
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 juli 2014 uitspraak gedaan over de schuldsaneringsregeling van twee schuldenaren, die beiden de Nederlandse taal niet goed beheersen. De rechter-commissaris had op 10 april 2014 voorgesteld om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenaren herhaaldelijk alleen mondeling hadden gesolliciteerd, ondanks waarschuwingen van de bewindvoerder. Tijdens de zitting op 3 juli 2014 werd de bewindvoerder gehoord, evenals de schuldenaren, die bijgestaan werden door hun advocaat en een maatschappelijk werkster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaren, ondanks herhaalde waarschuwingen, niet voldeden aan de schriftelijke sollicitatieverplichting. De advocaat van de schuldenaren voerde aan dat de man niet in staat was om schriftelijk te solliciteren, omdat hij niet kan lezen en schrijven, en dat de sollicitaties die hij had gedaan door het UWV werden geaccepteerd.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de tekortkomingen in de sollicitatieverplichtingen niet ernstig genoeg waren om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, de schuldenaren wel aan bepaalde voorwaarden moesten voldoen. De rechtbank besloot dat de man, gezien zijn lees- en schrijfproblemen, in de toekomst mondeling mocht solliciteren, mits hij de contactgegevens van de vacatures en de personen met wie hij sprak, documenteerde. Voor de vrouw werd bepaald dat zij schriftelijk moest solliciteren en haar sollicitatieactiviteiten maandelijks aan de bewindvoerder moest rapporteren.
De rechtbank benadrukte dat de schuldenaren zich gedurende de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling aan de richtlijnen van de bewindvoerder moesten houden en minimaal vier keer per maand moesten solliciteren. De rechtbank weigerde de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling, maar stelde wel voorwaarden voor de toekomst.