ECLI:NL:RBROT:2014:8161

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2014
Publicatiedatum
6 oktober 2014
Zaaknummer
C/10/12/909 R
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens onterecht ontvangen kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2014 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De schuldenares had over de jaren 2009 en 2010 een bedrag van € 33.000,- aan kinderopvangtoeslag ontvangen, terwijl zij dit bedrag ten onrechte had verkregen. Tijdens de toelatingszitting was het terugvorderingsbesluit nog niet ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat de schuldenares had moeten begrijpen dat zij dit bedrag op enig moment zou moeten terugbetalen. De schuldenares had het geld niet gereserveerd en had geen deugdelijke verklaring kunnen geven over de besteding van het bedrag. Dit leidde tot een verdubbeling van haar totale schuldenlast door de terugvordering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er feiten en omstandigheden waren die op het moment van de indiening van het verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling reeds bestonden en die reden zouden zijn geweest om het verzoek af te wijzen. De rechter-commissaris had op 14 april 2014 een voordracht gedaan om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen, en na het horen van de schuldenares en de bewindvoerder op 3 juli 2014, is de uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het ernstig verwijtbaar was dat de schuldenares de kinderopvangtoeslag voor andere doeleinden had aangewend.

De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder f, van de Faillissementswet. Tevens is het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op € 886,37, dat voor zover niet uit de boedel kan worden voldaan, ten laste van de schuldenares komt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
tussentijdse beëindiging schuldsaneringsregeling
insolventienummer:[nummer]
uitspraakdatum: 17 juli 2014
Bij vonnis van deze kamer van 1 november 2012 is de definitieve toepassing van de
schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],[woonplaats],
schuldenares,
bewindvoerder: C. van der Velde.

1.De procedure

De rechter-commissaris heeft op 14 april 2014 een voordracht gedaan om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen. De schuldenares en de bewindvoerder zijn gehoord ter terechtzitting van 3 juli 2014. De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Voor de standpunten van de bewindvoerder en de rechter-commissaris verwijst de rechtbank naar de desbetreffende processtukken en het verhandelde ter zitting.
Ter terechtzitting heeft schuldenares erkend dat zij over de jaren 2009 en 2010 ten onrechte € 33.000- aan kinderopvangtoeslag heeft ontvangen. Schuldenares heeft verklaard dat zij met de kinderopvangtoeslag schulden heeft afbetaald. Schuldenares heeft betwist dat zij de terugvordering opzettelijk heeft verzwegen tijdens de toelatingszitting. Schuldenares heeft verklaard dat zij het terugvorderingsbeschikking op het moment van de toelatingszitting nog niet had ontvangen. Schuldenares heeft verklaard dat zij het niet was vergeten maar dat het vanwege het tijdsverloop tussen de onterecht ontvangen kinderopvangtoeslag en het terugvorderingsbesluit naar de achtergrond was gezakt.
Schuldenares heeft verklaard dat zij al enige tijd bezig is om orde op zaken te stellen. Schuldenares is één keer per week onder behandeling bij PsyQ en schuldenares heeft een verzoek tot beschermingsbewind ingediend. Schuldenares heeft ter terechtzitting stukken overgelegd waaruit het vorenstaande blijkt.

3.De beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van feiten en omstandigheden die op het tijdstip van de indiending van het verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling reeds bestonden en die reden zouden zijn geweest het verzoek af te wijzen overeenkomstig artikel 288, eerste lid, van de Faillissementswet. Schuldenares heeft immers over de jaren 2009 en 2010 ten onrechte voor een bedrag van € 33.000,- aan kinderopvangtoeslag ontvangen.
De rechtbank acht het aannemelijk dat schuldenares onder de door haar aangevoerde omstandigheden de vordering niet opzettelijk heeft verzwegen tijdens de toelatingszitting, temeer nu schuldenares op het moment van de toelatingszitting nog niet bekend was met het terugvorderingsbesluit. Verder acht de rechtbank het in het belang van schuldenares en haar crediteuren dat zij beschermingsbewind heeft aangevraagd. Uit de overgelegde stukken en uit de verklaring van schuldenares ter terechtzitting blijkt dat schuldenares zich de afgelopen periode heeft ingespannen om orde op zaken te stellen.
Echter, de rechtbank is van oordeel dat het in ernstige mate verwijtbaar is aan schuldenares dat zij de kinderopvangstoeslag heeft aangewend voor andere doeleinden. Daarbij had schuldenares weliswaar het terugvorderingsbesluit nog niet ontvangen, maar wist zij of behoorde zij te begrijpen dat zij de onterecht ontvangen kinderopvangtoeslag op enig moment zou moeten terugbetalen. Schuldenares heeft het geld niet gereserveerd of op een andere manier getracht het bedrag terug te betalen. Verder kon schuldenares ter terechtzitting geen deugdelijke verklaring geven omtrent de besteding van het bedrag. Daarnaast is de totale schuldenlast van schuldenares door de terugvordering verdubbeld.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt daarom beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder f, Faillissementswet.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.
De rechtbank stelt het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vast conform het bepaalde in het Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op € 886,37 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag, voor zover dit niet uit de boedel kan worden voldaan, ten laste van schuldenares.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2014. [1]