In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een subsidieaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Eiseres had op 30 mei 2013 een aanvraag ingediend voor een structurele subsidie van € 49.920,- voor het Ankerproject, gericht op de begeleiding van cliënten met ernstige problemen. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen op basis van een bereikt subsidieplafond, maar in het bestreden besluit werd de afwijzing gemotiveerd met de stelling dat de activiteit niet paste binnen het beleid van de deelgemeente Delfshaven, omdat vergelijkbare diensten al door andere zorginstellingen werden aangeboden.
De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de subsidieaanvraag niet zorgvuldig was voorbereid. Eiseres was niet in de gelegenheid gesteld om te reageren op de nieuwe grondslag voor de afwijzing, wat in strijd was met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Dit betekent dat de afwijzing van de subsidieaanvraag formeel bleef bestaan, maar dat de rechtbank de gemeente verplichtte om het door eiseres betaalde griffierecht van € 328,- te vergoeden en de proceskosten tot een bedrag van € 974,- te betalen.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming van bestuursorganen, vooral wanneer nieuwe argumenten worden ingebracht die de oorspronkelijke afwijzing ondermijnen. De rechtbank bevestigde dat de gemeente een ruime beleidsvrijheid heeft bij de beoordeling van subsidieaanvragen, maar dat deze vrijheid niet onbeperkt is en dat de rechtszekerheid van aanvragers gewaarborgd moet blijven.