ECLI:NL:RBROT:2014:8255

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2014
Publicatiedatum
9 oktober 2014
Zaaknummer
10/680013-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het aanranden van een minderjarige jongen op een schip

Op 9 oktober 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam een 65-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een werkstraf van 180 uren voor het aanranden van een toen 14-jarige jongen. De aanranding vond plaats op het schip van de verdachte, waar het slachtoffer regelmatig met de verdachte en diens vrouw op uit varen ging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen door hem bij de enkels vast te pakken en zijn penis vast te pakken. De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie bevestigd dat hij de penis van het slachtoffer heeft vastgepakt en daarin heeft geknepen. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsvrouw van de verdachte, die pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs en het argument dat de handelingen als stoeien konden worden gekarakteriseerd. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte overtuigend en concludeerde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De opgelegde straffen zijn bedoeld om de verdachte te doordringen van de ernst van zijn handelen en om het recidiverisico te minimaliseren. De rechtbank legde geen bijzondere voorwaarden op voor behandeling, maar stelde wel een langere proeftijd vast.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/680013-13
Datum uitspraak: 9 oktober 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres en woonplaats],
raadsvrouw mr. E.J. van Pelt, advocaat te Hendrik-Ido-Ambacht.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte een ambulante behandeling bij het Dok moet volgen, alsmede veroordeling van de verdachte tot een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
primair
hij in
of omstreeksde periode van 14 maart 2008 tot en met 31 december 2011
te Krimpen aan den IJssel,
in ieder geval in Nederlanddoor geweld
en/of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door
bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)iemand, te weten [slachtoffer]
, heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige
handeling
(en
), namelijk het vastpakken van
en/of vasthouden vanen
/oftrekken
aan de penis van die [slachtoffer], het geweld
en/of een andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met
andere feitelijkhe(i)d(en)heeft
/hebbenbestaan uit het onverhoeds benaderen
van die [slachtoffer] en
/ofhet naar beneden trekken van de onderbroek van die
[slachtoffer] en
/ofhet vastpakken van de
/een voet(en)/enkel
(s
)van die [slachtoffer]
.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
NADERE BEWIJSOVERWEGING
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs zou zijn. Zij heeft daartoe betoogd dat alleen het slachtoffer – eerst in het kader van zijn verhoor bij de politie - heeft verklaard over het tegenstribbelen en het vastpakken van de enkels terwijl verdachte en zijn vrouw beiden spreken over stoeien. Daarnaast zou het volgens de raadsvrouw onmogelijk zijn om een jongen van 13 a 14 jaar met één hand te bedwingen door zijn enkels vast te pakken zodat er geen sprake is van voldoende dwang waaraan geen weerstand kon worden geboden. Ten slotte heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte de penis van het slachtoffer in een stoeipartij onbedoeld heeft vastgegrepen zodat er geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit de verklaring van het slachtoffer volgt dat verdachte de slaapruimte van het slachtoffer (aan de voorzijde van het schip) is binnengekomen en met twee handen, met kracht, zijn onderbroek probeerde uit te trekken. Het slachtoffer heeft toen tegengestribbeld en geroepen dat verdachte weg moest gaan, hetgeen verdachte ook deed. Enige minuten daarna is verdachte wederom de slaapruimte binnengekomen waarop hij weer probeerde de onderbroek van het slachtoffer uit te trekken. Toen het slachtoffer tegenstribbelde heeft verdachte hem met één hand bij de enkels gepakt en is hij met zijn andere hand in de onderbroek van het slachtoffer gegaan en heeft hij de penis van het slachtoffer vastgepakt.
De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij de penis van het slachtoffer heeft vastgepakt en daarin heeft geknepen en/of daaraan heeft getrokken. Verdachte heeft voorts bevestigd dat hij twee keer in de slaapruimte is geweest: hij is teruggekomen nadat het slachtoffer zich aanvankelijk had verzet. Uit de verklaring van verdachte volgt ten slotte dat hij de voeten van het slachtoffer heeft vastgepakt en een hand in de onderbroek van het slachtoffer heeft gestoken. Gevraagd naar de reden waarom hij de penis van het slachtoffer vastpakte heeft verdachte verklaard dat hij het aantrekkelijk vond.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande voldoende vaststaan dat verdachte de (gewelds)handelingen zoals opgenomen in de bewezenverklaring heeft verricht en daarmee een situatie voor het slachtoffer heeft gecreëerd waarin hij moest dulden dat verdachte zijn penis vastpakte. Van een situatie waarin verdachte de penis van het slachtoffer ‘per ongeluk’ zou hebben vastgepakt (en er aldus geen opzet bij verdachte was op de ontuchtige handeling) is naar het oordeel van de rechtbank – gelet op de verklaring van verdachte dat hij de penis vastpakte omdat hij het aantrekkelijk vond – geen sprake. Dat verdachte en zijn raadsvrouw het vastpakken van de enkels en het vastpakken van de penis van het slachtoffer stelselmatig duiden als stoeien doet evenmin af aan het ontuchtige karakter van het handelen van verdachte. De rechtbank verwerpt het verweer.
STRAFBAARHEID FEIT
Het bewezen feit levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte – die ten tijde van het strafbare feit rond de 60 jaar was - heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van een toen 14-jarige jongen die regelmatig met verdachte optrok en met verdachte en zijn vrouw op hun schip uit varen ging. Verdachte heeft het slachtoffer op een ochtend – toen het slachtoffer nog in bed lag – onverwacht benaderd en heeft daarna – terwijl hij het slachtoffer in bedwang hield bij zijn enkels – met zijn andere hand de penis van het slachtoffer vastgepakt.
Verdachte heeft daarmee het recht op lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan de kennelijk bij hem bestaande behoefte aan intimiteit en daarbij geen rekening gehouden met de mogelijke impact daarvan op het slachtoffer. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
Bij het bepalen van de duur en de modaliteit van de op te leggen straf is in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 september 2014 niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt d.d. 11 november 2013. Uit dit rapport volgt onder meer dat verdachte op geen enkele manier gewend is om over emoties en gevoel te spreken, hetgeen blijkt uit het feit dat verdachte ongemakkelijk gaat zitten draaien op zijn stoel indien er persoonlijke vragen aan hem worden gesteld. Het lijkt erop alsof verdachte nauwelijks schuldbesef heeft terwijl verdachte zich tevens geen houding weet te geven als het gaat om de emotionele gevolgen voor het slachtoffer en zijn omgeving. De reclassering acht het recidiverisico laag en adviseert om verdachte in het kader van een voorwaardelijk strafdeel een behandelverplichting bij het Dok op te leggen, waarbij de kanttekening wordt gemaakt dat – vanwege de belemmeringen van verdachte op gevoelsmatig en emotioneel gebied – moeilijk is in te schatten of verdachte in staat zal zijn de voorwaarden tot het einde na te leven.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte in de periode van 25 november 2013 tot en met 7 februari 2014 in behandeling is geweest bij de forensisch psychiatrische polikliniek ‘het Dok’ te Rotterdam. Uit de ontslagbrief volgt dat verdachte (en zijn echtgenote) van mening is dat het verkeerd is wat hij heeft gedaan maar dat er verder geen hulpvraag is en motivatie om aan een forensisch psychologische behandeling mee te werken ontbreekt. De behandelaar heeft aangegeven dat hij zich hierin kan vinden en op grond van de beschikbare informatie geen grote risico’s ziet.
Om verdachte te doordringen van de ernst van zijn handelen zal de rechtbank aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van twee maanden. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank daaraan niet de bijzondere voorwaarde verbinden van een behandeling bij ‘het Dok’. De rechtbank ziet in de ten aanzien van verdachte opgemaakte rapportages echter aanleiding om aan de voorwaardelijke straf een langere proeftijd te verbinden dan door de officier van justitie geëist. De omstandigheid dat bij verdachte belemmeringen zijn waargenomen op gevoelsmatig en emotioneel gebied, alsmede de constatering van de reclassering dat er bij verdachte nauwelijks sprake is van enig schuldbesef, zijn daarvoor redengevend. Ook het feit dat een behandeling niet aangewezen wordt geacht is aanleiding om gedurende langere tijd een stok achter de deur te hebben, teneinde het recidiverisico zo gering mogelijk te doen zijn. Naast de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt aan de verdachte een werkstraf van 100 uren opgelegd.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden,

bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 3 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
96 (zesennegentig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 48 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.J. Schiffers-Hanssen, voorzitter,
mr. P. Putters en mr. B.M.R.M. Edelhauser-van Vlijmen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 oktober 2014.
De voorzitter en de jongste rechter zijn wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I bij vonnis van: 9 oktober 2014
TEKST TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Primair
hij in of omstreeks de periode van 14 maart 2008 tot en met 31 december 2011
te Krimpen aan den IJssel, in ieder geval in Nederland door geweld en/of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door
bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer]
, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), namelijk het vastpakken van en/of vasthouden van en/of trekken
aan de penis van die [slachtoffer], het geweld en/of een andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met
andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het onverhoeds benaderen
van die [slachtoffer] en/of het naar beneden trekken van de onderbroek van die
[slachtoffer] en/of het vastpakken van de/een voet(en)/enkel(s) van die [slachtoffer]
;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 maart 2008 tot en met 13 maart 2011 te
Krimpen aan den IJssel, in ieder geval in Nederland met iemand beneden de
leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2]
1995), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het
vastpakken van en/of vasthouden van en/of trekken aan de penis van die [slachtoffer]
.