ECLI:NL:RBROT:2014:8319

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2014
Publicatiedatum
10 oktober 2014
Zaaknummer
C/10/451672 / HA ZA 14-559
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake consumentenovereenkomst en vermogensbeheer

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident in het kader van een consumentenovereenkomst en vermogensbeheer. Eiser, die zowel in privé als als gevolmachtigde van een besloten fonds optreedt, vordert een verklaring voor recht dat gedaagden zich schuldig hebben gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken en vernietiging van twee Beheerovereenkomsten. Gedaagden, een Nederlandse beleggingsinstelling, betwisten de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en stellen dat de Zwitserse rechter bevoegd is op basis van een forumkeuzebeding in de Beheerovereenkomsten. De rechtbank moet beoordelen of dit forumkeuzebeding geldig is en of de bevoegdheidsregels inzake consumentenovereenkomsten van toepassing zijn.

De rechtbank overweegt dat, hoewel de Beheerovereenkomsten een forumkeuze voor de Zwitserse rechter bevatten, de artikelen 15-17 van het EVEX 2007 van toepassing zijn. Deze artikelen bieden bescherming aan consumenten en stellen dat de rechter van de woonplaats van de consument bevoegd is, tenzij de consument bij het aangaan van de overeenkomst niet als consument heeft opgetreden. De rechtbank concludeert dat eiser in deze zaak als consument moet worden beschouwd, omdat hij de Beheerovereenkomst heeft gesloten voor een gebruik dat niet beroepsmatig is. Bovendien blijkt dat gedaagde1 haar activiteiten heeft gericht op Nederland, wat de toepassing van de consumentenbevoegdheidsregels bevestigt.

De rechtbank verklaart zich bevoegd kennis te nemen van de vorderingen van eiser en wijst de vordering van gedaagden tot onbevoegdverklaring af. Gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiser zijn begroot op € 452,00. De zaak wordt verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/451672 / HA ZA 14-559
Vonnis in incident van 15 oktober 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J.W. Achterberg,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde1],
gevestigd te Rotterdam,
2.
[gedaagde2],
wonende te [woonplaats2],
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. A.M.B. Jacobs.
Eiser in de hoofdzaak/verweerder in het incident zal hierna [eiser] genoemd worden, gedaagden in de hoofdzaak/eisers in het incident gezamenlijk [gedaagden] en afzonderlijk [gedaagde1] respectievelijk [gedaagde2].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingsexploten van 8 respectievelijk 9 mei 2014, elk met dezelfde set producties;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring, met producties;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
[eiser] vordert - globaal gezegd - primair een verklaring voor recht dat [gedaagden] zich schuldig hebben gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk alsmede vernietiging van de twee Beheerovereenkomsten tussen [eiser] en [gedaagde1] van 16 september 2007, subsidiair een verklaring voor recht dat [gedaagden] zich schuldig hebben gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk alsmede schadevergoeding wegens oneerlijke handelspraktijken van [gedaagden], meer subsidiair een verklaring voor recht dat [gedaagden] tekort zijn geschoten in hun verplichtingen uit deze Beheerovereenkomsten en nog meer subsidiair schadevergoeding op grond van een onrechtmatige daad van [gedaagden]
2.2.
Aan deze vorderingen legt [eiser] - samengevat - de volgende stellingen ten grondslag:
- [eiser] treedt in deze procedure op in twee hoedanigheden, te weten in privé en als gevolmachtigde van het besloten fonds voor gemene rekening ‘[bedrijf1]’ (hierna: [bedrijf1]), een contractueel fonds zonder rechtspersoonlijkheid, waarin de deelnemende leden van de familie [eiser] het familievermogen hebben ingebracht, teneinde de deelgerechtigden te laten delen in de opbrengst van dit fonds;
- zowel [eiser] als andere leden van zijn familie zijn ‘consumenten’ in de zin van Richtlijn EG 2005/29 (Richtlijn oneerlijke handelspraktijken), Richtlijn EG 2011/83 (Richtlijn consumentenrechten) en artikel 6:193a BW (Wet oneerlijke handelspraktijken);
- [gedaagde1] is een Nederlandse beleggingsinstelling met statutaire vestiging in Rotterdam, die belegt in financiële activa;
- [gedaagde1] opereert (mede) vanuit Zwitserland en heeft vestigingen in Genève en Zürich; daarom valt [gedaagde1] in beginsel buiten het toezicht van de Nederlandse Autoriteit Financiële Markten (AFM); dit beginsel gaat evenwel in het onderhavige geval niet op, omdat [gedaagde1] in Nederland beleggingsdiensten verleent; gelet op de toepasselijke Nederlandse wet- en regelgeving is [gedaagde1] derhalve vergunningsplichtig in de zin van artikel 2:96 Wft (Wet financieel toezicht);
- na het overlijden van de ouders van [eiser] in 1993 respectievelijk 1994 is hun nalatenschap ondergebracht in [bedrijf1]; aanvankelijk belegde zowel [eiser] als [bedrijf1] gelden bij de Zwitserse bank Clariden Leu; medio 2007 is de account manager van [eiser] en [bedrijf1] bij deze bank, [persoon1] (hierna: [persoon1]), van werkgever gewisseld; [persoon1] is in dienst getreden bij [gedaagde1];
  • [persoon1] en de heer [gedaagde2] benaderden vervolgens [eiser] en bezoeken hem in 2007 in Nederland, om hem te informeren over de dienstverlening van [gedaagde1];
  • op grond van dit gesprek en andere gesprekken, die voor [eiser] positief verlopen, alsmede op grond van eerdere ervaringen die [eiser] en [bedrijf1] hebben met [persoon1], besluiten zij met [gedaagde1] in zee te gaan; vervolgens worden genoemde Beheerovereenkomsten gesloten;
  • in artikel 10 van de twee Beheerovereenkomsten, die identiek zijn, is een forumkeuzebeding opgenomen, op grond waarvan de rechtbank van de geregistreerde vestigingsplaats van [gedaagde1], de Beheerder, bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen; aangezien de statutaire zetel van [gedaagde1] gelegen is in Rotterdam, is deze Rechtbank derhalve bevoegd op grond van dit forumkeuzebeding;
  • mocht dit forumkeuzebeding niettemin ongeldig zijn of tot een andere uitkomst leiden, dan wordt teruggevallen op de EEX-Vo (Verordening (EG) Nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken), die in het onderhavige geval van toepassing is;
  • voor zover [gedaagden] de bevoegdheid van deze rechtbank zouden betwisten vanwege bevoegdheid van de Zwitserse rechter op grond van genoemd forumkeuzebeding, stellen [eiser] en [bedrijf1] zich op het standpunt dat zij beiden kwalificeren voor consumenten in de zin van de EEX-Vo; in dat geval geldt dat het forumkeuzebeding nietig is (art. 17 lid 1 EEX-Vo) althans dat de rechtbank van de woonplaats van [eiser] dan wel van [bedrijf1] op grond van artikel 15 lid 1 onder c juncto artikel 16 lid 1 EEX-Vo bevoegd is.

3.Het geschil in het incident

3.1.
[gedaagden] vorderen dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.2.
Hieraan leggen [gedaagden] de volgende stellingen ten grondslag - samengevat:
- de geregistreerde vestigingsplaats van [gedaagde1] als bedoeld in de Beheerovereenkomsten is gelegen in Zwitserland;
  • niet de EEX-Vo is van toepassing in het onderhavige geval maar het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van 30 oktober 2007 (hierna: EVEX 2007), bij welk verdrag naast Nederland ook onder meer Zwitserland partij is;
  • de bevoegdheidsregels inzake consumentenovereenkomst van EVEX 2007, namelijk artikelen 15-17 EVEX 2007, missen toepassing, zodat deze bepalingen niet in de weg kunnen staan aan genoemde forumkeuze voor de Zwitserse rechter.
3.3.
[eiser] voert verweer in zijn incidentele conclusie van antwoord. Voor zover zijn argumenten in deze incidentele conclusie van belang zijn, zullen zij hieronder worden behandeld.
4. De beoordeling
in het incident
4.1.Aangezien de twee Beheerovereenkomsten identiek zijn, zullen deze overeenkomsten hierna gezamenlijk worden aangeduid als de Beheerovereenkomst.
In het onderhavige incident verschillen partijen van mening over de vraag of - zakelijk weergegeven - de forumkeuze in de Beheerovereenkomst een keuze inhoudt voor deze rechtbank dan wel voor een rechter buiten Nederland. Stel dat deze forumkeuze toepassing mist. Dan is sprake van een intern geval, aangezien zowel eiser, [eiser], als gedaagden, [gedaagden], woonplaats hebben in Nederland. In dat geval is deze rechtbank zonder meer bevoegd. Immers, hoewel alleen [gedaagde1], gedaagde sub 1, woonplaats heeft binnen het rechtsgebied van deze rechtbank en dus alleen ten aanzien van deze gedaagde bevoegdheid bestaat op grond van de hoofdregel van artikel 99 lid 1 Rv, is de rechtbank dan tevens bevoegd kennis te nemen van de vordering tegen [gedaagde2], gedaagde sub 2, aangezien [gedaagden] geacht moeten worden slechts de
internationalebevoegdheid van de Nederlandse rechter, waaronder deze rechtbank, te betwisten, en niet mede de
relatievebevoegdheid van deze rechtbank.
4.2.Zoals onder meer volgt uit rov. 4.1 hierboven, is deze rechtbank bevoegd kennis te nemen van de vorderingen tegen [gedaagden] indien niet komt vast te staan dat de forumkeuze in de Beheerovereenkomst een keuze inhoudt voor een rechter buiten Nederland. Deze forumkeuze in de Beheerovereenkomst luidt als volgt:
“Alle wettelijke relaties tussen de Cliënt en de Beheerder vallen onder Zwitsers recht en zullen vallen onder de jurisdictie van de bevoegde Rechtbank van de geregistreerde vestigingsplaats van de Beheerder, zonder voorbehoud van een beroep op het Federaal Hooggerechtshof.”
Volgens [gedaagden] is hier sprake van een exclusieve forumkeuze voor de Zwitserse rechter omdat de in deze overeenkomst bedoelde “geregistreerde vestigingsplaats” van [gedaagde1], de beheerder, in Zwitserland is gelegen. Dit wordt door [eiser] betwist, die van mening is dat met de “geregistreerde vestigingsplaats” van [gedaagde1] bedoeld is de plaats van de statutaire vestiging van [gedaagde1], Rotterdam derhalve.
Het gaat hier om een vraag van uitleg van een contractuele bepaling. Reeds omdat de Beheerovereenkomst een rechtskeuze voor ander recht dan Nederlands recht inhoudt, te weten Zwitsers recht, doet dat de vraag rijzen aan de hand van welk recht deze uitleg moet plaatsvinden. Van belang is het EEG-Overeenkomstenverdrag van 19 juni 1980 (hierna: EVO), niet EU-verordening nr. 593/2008 (hierna: Rome I-Vo), aangezien de Beheerovereenkomst gesloten is op 16 september 2007, derhalve voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van de Rome I-Vo, 17 december 2009. Daarnaast is het EVO in het onderhavige geval materieel en formeel (geografisch) toepasselijk. Uit artikel 10 lid 1 onder a EVO volgt dat de uitleg van een overeenkomst onderworpen is aan het recht dat van toepassing is op die overeenkomst. Bij de bepaling van het toepasselijke recht op een overeenkomst als de onderhavige staat voorop de rechtskeuze in de zin van artikel 3 EVO. In dit bevoegdheidsincident is geen geschil gerezen over de geldigheid van genoemde rechtskeuze voor Zwitsers recht in de Beheerovereenkomst, zodat de rechtbank in dit incident van die geldigheid zal uitgaan. De vraag hoe het begrip ‘geregistreerde vestigingsplaats’ in de forumkeuzebepaling van deze overeenkomst moet worden uitgelegd wordt dus beheerst door Zwitsers recht.
4.3. Stel dat ingevolge Zwitsers recht onder de ‘geregistreerde vestigingsplaats’ van [gedaagde1] als bedoeld in het forumkeuzebeding in de Beheerovereenkomst moet worden verstaan de plaats van de statutaire vestiging van [gedaagde1]. In dat geval is sprake van een forumkeuze voor deze rechtbank, de rechtbank Rotterdam. Uit hetgeen hierboven is overwogen volgt dat in dat geval deze rechtbank bevoegd is en de incidentele vordering derhalve moet worden afgewezen.
Maar stel, daarentegen, dat onder de ‘geregistreerde vestigingsplaats’ van [gedaagde1] als bedoeld in de Beheerovereenkomst moet worden verstaan de plaats waar [gedaagde1], naar het lijkt, kantoorhoudt, namelijk Genève - zie het in de Beheerovereenkomst vermelde (kantoor)adres “3 rue Ami-Lullin, CH-1207 Genève”. Dan is sprake van een forumkeuze voor de Zwitserse rechter en kan deze rechtbank, de rechtbank Rotterdam, aan de forumkeuze in beginsel geen bevoegdheid ontlenen. Met het oog op dat geval voert [eiser] in dit incident subsidiair echter aan dat de forumkeuze afstuit op het bepaalde in de artikelen 16-17 EEX-Vo, de kennelijk volgens [eiser] toepasselijke internationale bevoegdheidsregeling. [gedaagden] betwisten de toepasselijkheid van deze consumentenbevoegdheidsregels, omdat volgens hen geen sprake is van de in artikel 15 van het volgens hen toepasselijke EVEX 2007 genoemde noodzakelijke omstandigheden voor materiële toepasselijkheid van de bevoegdheidsregels van de artikelen 16 en 17 EVEX 2007. Zo betwisten [gedaagden] dat [eiser] bij het aangaan van de Beheerovereenkomst is opgetreden als consument als bedoeld in artikel 15 EVEX 2007.
4.4. Zwitserland is als niet-EU-lidstaat niet gebonden aan de EEX-Vo. Zwitserland is echter, net zoals Nederland, wél partij bij het EVEX 2007, dat voor Nederland in werking is getreden op 1 januari 2010 en voor Zwitserland op 1 januari 2011. Aangezien in het onderhavige geval sprake is van een burgerlijke- of handelszaak, is dit verdrag materieel van toepassing. Temporeel is dit verdrag van toepassing, nu de onderhavige zaak aanhangig is gemaakt na bovengenoemde datum 1 januari 2011. Gelet op de vermeende forumkeuze in de Beheerovereenkomst voor de Zwitserse rechter (art. 23 EVEX 2007), is dit verdrag in het onderhavige geval ten slotte ook formeel van toepassing.
4.5. Op grond van artikel 16 lid 1 EVEX 2007 zijn zowel de gerechten van de verdragsstaat op het grondgebied waarvan de consument woonplaats heeft als die van het grondgebied van de wederpartij internationaal bevoegd. De vermeende consument, [eiser], heeft woonplaats in Nederland evenals zijn wederpartij bij de Beheerovereenkomst, [gedaagde1]. Die woonplaats van [gedaagde1] als bedoeld in de EVEX 2007 volgt (onder meer) uit artikel 60 lid 1 onder a van dat verdrag. Zie het eerste lid van dit artikel 60:
Artikel 601. Voor de toepassing van dit verdrag hebben vennootschappen en rechtspersonen woonplaats op de plaats van:a) hun statutaire zetel, ofb) hun hoofdbestuur, ofc) hun hoofdvestiging.
4.6. De toepasselijkheid van de bevoegdheidsregels van de artikelen 16 en 17 EVEX 2007 is allereerst geregeld in artikel 15 EVEX 2007. De rechtbank wijst in dit verband op het eerste lid van artikel 15 EVEX 2007:
Artikel 151. Voor overeenkomsten gesloten door een persoon, de consument, voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, wordt de bevoegdheid geregeld door deze afdeling[artt. 15-17 EVEX 2007
; Rechtbank]
, onverminderd artikel 4 en 5, punt 5, wanneera) het gaat om koop en verkoop op afbetaling van roerende lichamelijke zaken,b) het gaat om leningen op afbetaling of andere krediettransacties ter financiering van de verkoop van zulke zaken,c) in alle andere gevallen, de overeenkomst is gesloten met een persoon die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de door dit verdrag gebonden staat waar de consument woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op die staat, of op meerdere staten met inbegrip van die staat, en de overeenkomst onder die activiteiten valt.Van koop/verkoop of leningen op afbetaling dan wel vorenbedoelde andere krediettransacties is in deze zaak geen sprake. Waar partijen in ieder geval wél over twisten is of [eiser] de Beheerovereenkomst voor een gebruik heeft gesloten dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, zoals [eiser] stelt en [gedaagden] betwisten.
4.7. Om te bepalen of een persoon de hoedanigheid heeft van consument moet aansluiting worden gezocht bij de positie van deze persoon in een bepaalde overeenkomst, rekening houdend met de aard en het doel van deze overeenkomst, en niet bij de subjectieve situatie van deze persoon, omdat eenzelfde persoon voor sommige verrichtingen als consument en voor andere verrichtingen als marktdeelnemer kan worden beschouwd. Zie HvJ EG 3 juli 1997, nr. C-296/95, NJ 1999, 681 (
Benincasa/Dentalkit) met betrekking tot de met de artikelen 15-17 EVEX 2007 vergelijkbare artikelen uit het EEX-Verdrag.
4.8.
Voor hun standpunt dat [eiser] (bij het sluiten van de Beheerovereenkomst) niet zou zijn opgetreden als consument wijzen [gedaagden] onder meer op genoemd familiefonds [bedrijf1]. Het gaat hier, zo is in dit incident niet in geschil, om een contractueel fonds voor gemene rekening, niet om een rechtspersoon. Het mag dan wel zo zijn, zoals evenmin in geschil is, dat [eiser] gevolmachtigde is van dit fonds, dat neemt nog niet weg - zie de hierboven in rov. 4.7 aangehaalde jurisprudentie van het HvJ EG - dat deze omstandigheid (op zichzelf genomen) niet van belang is voor de vraag of [eiser] is opgetreden als consument bij het sluiten van de Beheerovereenkomst. Het uitgangspunt bij de beantwoording van deze vraag wordt immers slechts gevormd door de aard en het doel van deze overeenkomst, niet door andere factoren.
4.9.
Het gaat hier, globaal gezegd, om een overeenkomst waarin enerzijds is geregeld dat een partij, de Beheerder, een dienst verleent ten behoeve van de andere partij, de Cliënt, in de vorm van het naar eigen inzicht op naam en voor rekening van deze Cliënt beheren van diens vermogen, en anderzijds dat de Cliënt de Beheerder hiervoor een vergoeding is verschuldigd waarvan de hoogte afhankelijk is van de omvang van genoemd vermogen. Tot zover de aard van de Beheerovereenkomst. Wat het doel van de Beheerovereenkomst betreft, geldt - globaal gezegd - dat de Cliënt met het sluiten van deze overeenkomst binnen zekere grenzen (uiteindelijk) beoogt een zo hoog mogelijk financieel rendement te behalen met zijn vermogen en de Beheerder voor zijn beheerderswerkzaamheden een (zo hoog mogelijke) vergoeding beoogt te ontvangen.
4.10.
Gelet op deze aard en dit doel van de Beheerovereenkomst is de positie van [eiser] bij (het sluiten van) van die overeenkomst uitsluitend die geweest van een betalende ontvanger van de dienst die door zijn professioneel opererende wederpartij aan hem is verstrekt. Zélf hoefde [eiser] op grond van de Beheerovereenkomst geen enkele werkzaamheid uit te voeren ter zake van het beheer van zijn vermogen; sterker nog, [eiser] diende zijn wederpartij [gedaagde1] na volmachtverlening geheel de vrije hand te laten bij het beheer van zijn vermogen.
De conclusie luidt dan ook dat [eiser] bij het sluiten van de Beheerovereenkomst is opgetreden als consument als bedoeld in de artikelen 15-17 EVEX 2007.
4.11.
Vervolgens rijst de vraag of [gedaagde1] haar activiteiten onder de overeenkomst in Nederland, het land van de woonplaats van consument [eiser], heeft ontplooid dan wel deze activiteiten heeft gericht op Nederland. Is aan geen van deze beide voorwaarden van artikel 15 lid 1 onder c) EVEX 2007 voldaan, dan geniet [eiser] niet de bescherming van de artikelen 15-17 EVEX 2007 en is een eventuele, in artikel 10 van de Beheerovereenkomst besloten liggende, forumkeuze voor de Zwitserse rechter derhalve niet verboden op grond van deze artikelen.
4.12.
Het EVEX 2007 is in de plaats gekomen van het oorspronkelijke EVEX, het Verdrag betreffende de bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, van 16 september 1988 (hierna: EVEX 1988). In het EVEX 1988 was (is) de bevoegdheid inzake door consumenten gesloten overeenkomsten geregeld in de artikelen 13-15. Deze drie artikelen van het EVEX 1988 zijn (nagenoeg) gelijkluidend aan de, als gezegd, voor de onderhavige zaak relevante artikelen 15-17 van het EVEX 2007, met uitzondering van onderdeel 3) van het eerste lid van artikel 13 EVEX 1988, welke bepaling de voorloper is van onderdeel c) van het eerste lid van artikel 15 EVEX 2007. Dit onderdeel 3) van het eerste lid van artikel 13 EVEX 1988 luidde (luidt) als volgt:
3. voor elke andere overeenkomst die betrekking heeft op de verstrekking van diensten of op de levering van roerende lichamelijke zaken indiena. de sluiting van de overeenkomst in de Staat waar de consument woonplaats heeft, is voorafgegaan door een bijzonder voorstel of reclame en indien,b. de consument in die Staat de voor de sluiting van de overeenkomst noodzakelijke handelingen heeft verricht.
Anders dan in deze ‘consumentenbepaling’ van het EVEX 1988 wordt in onderdeel c) van het eerste lid van artikel 15 EVEX 2007 geen verband verlangd tussen bepaalde noodzakelijke omstandigheden en de totstandkoming van de aan de orde zijnde overeenkomst. Deze in onderdeel c) van het eerste lid van artikel 15 EVEX 2007 vermelde noodzakelijke omstandigheden zijn van algemene aard, in die zin dat zij geen betrekking hoeven te hebben op de concrete omstandigheden die vooraf zijn gegaan aan de sluiting van de overeenkomst. Voorwaarde is echter nog wél - zie het slot van onderdeel c) - dat de overeenkomst onder de commerciële of beroepsactiviteiten valt van de wederpartij, die zijn ontplooid in of gericht op de staat waar de consument woont.
Vast is komen te staan in dit incident dat voorafgaande aan het sluiten van de Beheerovereenkomst een bespreking in Nederland ten huize van [eiser] heeft plaatsgehad tussen [eiser] enerzijds en [persoon1] en [gedaagde2], beiden van [gedaagde1], anderzijds. Had deze bespreking niet plaatsgehad, zo mag geconcludeerd worden, dan zou [eiser] niet overgegaan zijn tot het aangaan van de Beheerovereenkomst met [gedaagde1]. Waar partijen in dit incident over debatteren, is de vraag op wiens initiatief deze bespreking heeft plaatsgehad: op initiatief van [gedaagde1] (bijvoorbeeld in de persoon van [persoon1] en/of [gedaagde2]), zoals [eiser] stelt, dan wel op initiatief van [eiser], zoals [gedaagden] stellen. Partijen twisten dus over de concrete omstandigheden die vooraf zijn gegaan aan de sluiting van de overeenkomst. Was genoemd onderdeel 3) van het eerste lid van artikel 13 EVEX 1988 nog van toepassing, dan zou deze vraag wellicht van belang zijn geweest. Thans geldt echter onderdeel c) van het eerste lid van artikel 15 EVEX 2007, op grond van welke bepaling deze aspecten niet meer van belang zijn.
4.13.
Bij dagvaarding onder 2.17 stelt [eiser] dat [gedaagde1] zich duidelijk richt op “(onder meer) Nederlandse particulieren (getuige onder meer het feit dat de documentatie in het Nederlands beschikbaar is)”. [gedaagden] hebben deze stelling niet betwist, zodat zij is vast komen te staan. Er is derhalve sprake van commerciële en/of beroepsactiviteiten van [gedaagde1] die gericht zijn op het land waar de consument, [eiser], woonplaats heeft. Dat lijkt overigens ook te volgen uit het gebruik door [gedaagde1] van een standaardmodel-Beheerovereenkomst, dat is opgesteld in de Nederlandse taal. Deze overeenkomst valt onder de hiervóór bedoelde commerciële en/of beroepsactiviteiten van [gedaagde1]. Op grond van het bepaalde onder c) van het eerste lid van artikel 15 EVEX 2007 is dan ook sprake van een consumentenovereenkomst in de zin van dit verdrag, zodat het bepaalde in artikel 17 EVEX 2007 in de weg staat aan een forumkeuze voor de Zwitserse rechter, voor zover de onderhavige forumkeuze in artikel 10 van de Beheerovereenkomst al als zodanig moet worden uitgelegd.
Afwijken van de bevoegdheidsregels van artikel 16 EVEX 2007 door middel van het sluiten van een forumkeuzebeding kan enkel in de onder 17 EVEX 2007 genoemde gevallen, te weten, kort weergegeven, het aangaan van een overeenkomst ná het ontstaan van het geschil, door middel van het sluiten van overeenkomsten die aan de consument de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten aanhangig te maken dan de in de artikelen 15-17 EVEX 2007 genoemde of het maken van een forumkeuze voor het gerecht van de verdragsstaat waar beide partijen op het moment van het sluiten van de forumkeuze hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats hebben. Nu geen van deze gronden in deze zaak van toepassing is, kan niet van de bevoegdheidsregels van artikel 16 EVEX 2007 worden afgeweken.
4.14.
Deze rechtbank is dan ook bevoegd kennis te nemen van de vorderingen van [eiser] tegen [gedaagden], zodat de incidentele vordering zal worden afgewezen.
4.15.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [gedaagden] in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
-
salaris advocaat € 452,00 (1 punt x tarief € 452,00)totaal € 452,00.
in de hoofdzaak
4.16.
De zaak zal naar de rol worden verwezen voor conclusie van antwoord.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
verklaart zich bevoegd kennis te nemen van de vorderingen van [eiser] tegen [gedaagden];
wijst de vordering van [gedaagden] af;
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, die aan de zijde van [eiser] zijn begroot op
€ 452,00;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van
12 november 2014voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2014.
901/32