In overleg hebben de medisch adviseurs van partijen dr. A.J.A. de Louw (hierna: dr. De Louw), neuroloog, een neurologische expertise gevraagd om de ongevalsgevolgen vast te stellen. Relevante passages van het door dr. De Louw op 23 december 2011 uitgebrachte rapport zijn:
“[…]
I.
ANAMNESE
[…]
Huidige klachten
De huidige klachten van betrokkene bestaan met name uit oorsuizen, vermoeidheid, herinnering- en concentratieproblemen. Tevens is er een volledig verlies van de reuk en smaak.
[…]
III. AANVULLEND ONDERZOEK
[…]
Ten behoeve van de expertise werd tevens het verslag van het neuropsychologisch onderzoek d.d. 11 oktober 2011 van het Rijndam Revalidatiecentrum opgevraagd.
Dit onderzoek werd verricht door mevrouw M. Meerveld, psychologe en mevrouw M. Vrijens, GZ-psycholoog.
Conclusie: meneer functioneert op een benedengemiddeld intelligentieniveau, zoals aangegeven door het WAIS-III, totaal IQ van 83. Dit is lager dan verwacht wordt aan de hand van opleidingsniveau (MAVO en Lagere Detailhandelsschool). Er is geen significant verschil tussen performale en verbale vermogens (PIQ is 87, VIQ is 79) en ook op indexniveau is het profiel vrij harmonisch. Op subtest niveau valt op dat meneer laag scoort op een test, waarbij verbaal abstract redeneren van belang is. Het basaal denktempo lijkt gemiddeld. In verder neuropsychologisch onderzoek worden geen aanwijzingen gevonden van problemen met het flexibel verdelen van de aandacht of voor een verhoogd afleidbeleid. Er is sprake van een zeer traag tempo van voorlezen en kleur benoemen. De prestatie op geheugentaken is wisselend. Op een van de symptoomvalidatietest wordt net te laag gescoord, terwijl op een ander duidelijk aangegeven geheugentaak juist wel goed gepresteerd wordt. Deze laatste taak werd afgenomen na een pauze, wat impliceert dat het geheugenpresteren beïnvloed wordt door een afgenomen belastbaarheid. De capaciteit van meertalige informatie op te nemen, op te slaan en op te halen lijkt beperkt. Problemen met de woordvinding kunnen ook een rol spelen bij het ophalen van informatie uit het geheugen. Bij het plannen en uitvoeren van taken is structuur van belang. Zonder structuur kunnen er zaken over het hoofd worden gezien. Wat van negatieve invloed zou kunnen zijn op het functioneren en het testresultaat is, dat meneer geneigd is problemen uit de weg te gaan en zich niet snel actief zal inzetten bij het oplossen ervan. Al met al lijken er cognitieve stoornissen te zijn op het gebied van geheugen voor talige informatie, verbaal abstract redeneren, voorleestempo en woordvinding. Klachten op het gebied van aandacht worden niet geobjectiveerd. De inspanning die het meneer kost om de testsessies vol te houden en de verbetering die optreedt na rust, wijzen op problemen met de volhoudaandacht en/of verminderde mentale belastbaarheid. Deze resultaten zijn overeenkomstig met het NPO uit 2010 (SFG) en kunnen passend zijn bij een contusio cerebri. Dat meneer geneigd is problemen te vermijden, zal hem niet in iedere situatie het beste resultaat opleveren.
[…]
Neuropsychologisch onderzoek d.d. 23 oktober 2010 door de heer drs. J. Molenaar, klinisch psycholoog/klinisch neuropsycholoog:
Patiënt is verwezen via dr. de Jong, neuroloog SFG, in verband met cognitieve klachten na een commotio cerebri.
Intelligentie: op de GIT-2 scoort patiënt een beneden gemiddeld intelligentieniveau. Dit is niet conform vooropleiding. De totale score wordt naar beneden gedrukt door de twee subtests die de fluency meten. Deze tests scoren zwak. Ook het cijferen is tamelijk laag.
Beleid en conclusie: uit het afgenomen neuropsvchologisch materiaal blijkt dat er sprake is van cognitieve stoornissen. Voornamelijk de subtests gericht op verbale functie, semantische geheugen en het verbaal geheugen tonen een beneden gemiddelde tot zwakke score. Deze scores komen overeen met de door patiënt ervaren klachten.
Brief van G. Amzand, psychotherapeute en D. Huzen, GZ-psycholoog i.o., d.d. 4 mei 2011:
Op 28 april en 4 mei 2011 zagen wij de heer[verzoeker], bovengenoemd, voor intake. Hij werd door u naar ons verwezen in verband met klachten als gevolg van licht traumatisch hersenletsel.
Conclusie: de klachten imponeren als klachten ten gevolge van hersenletsel en vermoeidheids- en spanningsklachten ten gevolge van overbelasting en een arbeidsconflict, bij een introverte 43-jarige man.
Diagnostische classificatie volgens DMS-IV TR:
As I: 300.82 ongedifferentieerde somatoforme stoornis.
As II: 799.9: persoonlijkheidsdiagnose uitgesteld.
As III: Commotio cerebri.
As IV: Psychosociale stressfactoren:
Privé: geen
Werk: arbeidsconflict.
As V: Niveau van psychisch en sociaal functioneren: huidige GAF: 50, beste GAF afgelopen jaar: 55
[…]
V. SAMENVATTING
Ik zag betrokkene op uw verzoek in verband met een medische expertise na een doorgemaakt ongeval waarbij betrokkene van 2,5 meter op zijn hoofd is gevallen. Aansluitend was er een bewustzijnsverlies van onbekende duur en een post traumatische amnesie van eveneens onbekende duur (waarschijnlijk ongeveer 15 minuten aangezien betrokkene weer herinnering heeft in de wachtkamer van de huisarts).
Nadien zijn er klachten van hoofdpijn, duizeligheid en een pieptoon. Tevens is er verlies van smaak en reuk.
Momenteel zijn er met name klachten van oorsuizen, vermoeidheid, herinnering- en concentratieproblemen. Tevens is er een persisterend volledig verlies van de reuk en smaak.
Aanvullende beeldvormende diagnostiek bestaande uit een X-schedel, CT hersenen en MRI hersenen laat geen afwijkingen zien, met name geen post traumatische parenchymateuze laesies of schedel fractuur.
Bij herhaald (neuro) psychologisch onderzoek zijn er aanwijzingen voor cognitieve stoornissen.
Bij het huidige neurologisch onderzoek werden geen afwijkingen geconstateerd.
VI. CONCLUSIE
Status na licht traumatisch hoofd/hersenletsel met posttraumatisch cognitieve stoornissen, anosmie en ageusie.
BEANTWOORDING VAN DE SPECIFIEKE VRAAGSTELLING
1.
De situatie met ongeval.
[…]
l: Kunt u aan de hand van de laatste richtlijnen van uw wetenschappelijke vereniging
aangevuld met de AMA-guide 6e editie, aangeven of er sprake is van een percentage blijvende invaliditeit op uw vakgebied en wil u dit uitvoerig motiveren. […]
Antwoord:
[…] Op grond van bovenstaande overwegingen bepaal ik het gecombineerde verlies van reuk en smaak bij betrokkene op 3%
BIGP.
Beoordeling van de posttraumatische cognitieve stoornis vindt plaats aan de hand van tabel 13-8 op pagina 331 van de 6e editie van de “Guides to the Evaluation of Permanent Impairment” van de American Medical Association. Betrokkene dient hierbij ingedeeld te worden in Class 1. Hierop is 1-10% verlies voor de gehele persoon van toepassing. Ik bepaal het percentage op 5%
BIGP.
In totaal is er sprake van 3% + 5% = 8%
BIGP.