ECLI:NL:RBROT:2014:8419
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Schorsing van een last onder dwangsom opgelegd door de gemeente Rotterdam wegens geur- en stankoverlast
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 oktober 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een franchisenemer van een bedrijf in Utrecht. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, dat op 14 augustus 2014 een last onder dwangsom had opgelegd vanwege overtredingen van milieuregels. De last hield in dat verzoekster binnen vier weken moest voldoen aan bepaalde eisen, anders zou een dwangsom van € 15.000 per overtreding worden opgelegd, met een maximum van € 45.000.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de last onder dwangsom was gebaseerd op overtredingen die in mei 2014 waren vastgesteld, maar dat er sindsdien aanpassingen aan de installatie waren gedaan. De rechter oordeelde dat er ten tijde van het besluit op 14 augustus 2014 geen vastgestelde overtredingen waren, omdat de laatste inspectie op 16 juni 2014 geen overtredingen had aangetoond. De rechter concludeerde dat het besluit van de gemeente niet deugde, omdat er geen recente controle was uitgevoerd voor het nemen van het besluit en dat de belangen van verzoekster niet adequaat waren afgewogen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en belangenafweging bij handhaving van milieuregels.