ECLI:NL:RBROT:2014:8487

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2014
Publicatiedatum
16 oktober 2014
Zaaknummer
10/690293-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld op 72-jarige vrouw

Op 16 oktober 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten een woningoverval heeft gepleegd op een 72-jarige vrouw. De overval vond plaats in de nacht van 7 op 8 januari 2012, waarbij de verdachten zich toegang verschaften tot de woning door middel van braak en inklimming. Het doel was het stelen van een geldbedrag van € 50.000, dat de vrouw naar verluidt in haar woning zou bewaren. De verdachte heeft echter buiten op de uitkijk gestaan, terwijl de medeverdachten de vrouw met geweld hebben beroofd van een sleutelbos. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, waardoor de verdachte als medepleger kon worden aangemerkt.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. De rechtbank overwoog dat de verdachte en zijn medeverdachten de vrouw in haar eigen huis, een plek waar zij zich veilig zou moeten voelen, hebben overvallen. Dit feit is als zeer ernstig beoordeeld, vooral gezien de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de impact die dergelijke geweldsdelicten op slachtoffers hebben. De rechtbank nam ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging, waaronder zijn motivatie voor reclasseringstoezicht en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan diefstal met geweld, gepleegd in vereniging, en de rechtbank achtte de straf passend en geboden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/690293-14
Datum uitspraak: 16 oktober 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres
[adres en woonplaats],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. J. Verbeeke, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 oktober 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. T. Slieker heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met hieraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een locatieverbod (zonder elektronisch toezicht) en een contactverbod met de medeverdachten.
OVERWEGINGEN TEN AANZIEN VAN HET BEWIJS EN BEWEZENVERKLARING
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen wettig bewijs voorhanden is voor de diefstal van de sleutelbos en de sieraden nu dit bewijs enkel gebaseerd is op de verklaring van de aangeefster.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende:
De aangeefster heeft op 8 januari 2012, enkele uren na de woningoverval, verklaard dat de daders een sleutelbos hebben meegenomen. Zij heeft dit later, op 15 oktober 2012, nog eens bevestigd tegenover verbalisanten. Zij heeft toen tevens het vermoeden uitgesproken dat er ook enkele sieraden bij de overval zijn meegenomen.
De rechtbank ziet geen reden om aan de verklaringen van de aangeefster met betrekking tot de sleutelbos te twijfelen, te meer daar zij, ruim een week na de overval, bij de vermissing van deze sleutelbos blijft en bovendien dan aangeeft dat er aan deze sleutelbos een afstandsbediening zat van het alarm van de hobbyclub. Zij is, kortom, zeer stellig in het vermissen van die sleutelbos direct na de overval. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de diefstal hiervan wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Voor de diefstal van de sieraden is geen wettig bewijs voorhanden nu aangeefster bij de politie slechts verklaart te vermoeden dat er sieraden zijn gestolen.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger omdat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de twee medeverdachten. Het aandeel van de verdachte is beduidend kleiner geweest dan het aandeel van de twee medeverdachten. De verdachte is niet in de woning geweest en heeft enkel buiten de woning op de uitkijk gestaan terwijl de medeverdachten binnen zijn geweest en de geweldshandelingen jegens het slachtoffer hebben verricht.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om, indien het medeplegen wel bewezen kan worden, verdachte partieel vrij te spreken van de geweldshandelingen zoals in de tenlastelegging omschreven.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende:
Nadat de verdachten hadden gehoord dat er bij de hen bekende aangeefster € 50.000,- in huis zou liggen, is op enig moment, volgens medeverdachte [medeverdachte 1] een week voor de overval, het plan ontstaan om in te breken bij aangeefster. Zij zijn vervolgens enkele dagen voor de woningoverval op voorverkenning geweest bij het huis van aangeefster. In de nacht van 7 op 8 januari 2012 zijn de verdachten naar het huis van aangeefster gelopen waarbij ze een tussenstop hebben gemaakt bij de zus van verdachte [verdachte] om panty’s te halen met de bedoeling deze over hun hoofd te doen om niet herkend te worden.
Bij de woning van aangeefster aangekomen, hebben de verdachten een raam aan de achterkant van de woning opengebroken. Verdachte is met zijn medeverdachten naar binnen geklommen. Verdachte is vrijwel meteen weer naar buiten geklommen omdat hij bang was dat aangeefster hem zou herkennen aan zijn stem. Hij is daarop buiten op de uitkijk gaan staan.
De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben de benedenverdieping doorzocht en zijn daarna de trap naar boven opgelopen en onder het roepen van de woorden “Geld, geld, geld! Ik wil geld!” de slaapkamer van aangeefster binnengegaan die daar op dat moment lag te slapen. Medeverdachten hadden hierbij een panty over hun hoofd en medeverdachte [medeverdachte 1] had een nijptang vast. Toen de aangeefster om hulp riep door het geopende raam is zij beetgepakt door medeverdachte [medeverdachte 1] en vervolgens is zij gedwongen om naar beneden te lopen en in een stoel te gaan zitten. Terwijl medeverdachte [medeverdachte 1] de bovenverdieping doorzocht heeft medeverdachte [medeverdachte 2] aangeefster in de gaten gehouden. Hij heeft haar daarbij vastgepakt en -gehouden. Met medeneming van een sleutelbos zijn zij vervolgens door het eerder opengebroken raam weer naar buiten geklommen en samen met verdachte, die zich buiten bevond, weggegaan.
Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zowel door vóór de overval handelingen ter voorbereiding van de overval te verrichten (het plannen, voorverkennen, regelen van panty’s), als tijdens de overval uitvoeringshandelingen te verrichten (het (mede) openbreken van het raam, het naar binnen klimmen en het op de uitkijk staan), bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn medeverdachten zodat sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van de subsidiair verzochte partiële vrijspraak ten aanzien van de geweldshandelingen overweegt de rechtbank het volgende:
Op grond van de algemene ervaringsregels kan worden aangenomen dat de kans dat de aangeefster thuis is op het tijdstip waarop de overval heeft plaatsgevonden, te weten omstreeks 4.00 uur, zeer aanmerkelijk is. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat mensen niet zo maar hun eigendommen zonder slag of stoot afgeven. Verdachte en zijn medeverdachten moeten zich hier redelijkerwijs van bewust zijn geweest. Door aan de inbraak in de woning deel te nemen op dat tijdstip, met een panty over zijn hoofd om niet herkend te worden door aangeefster en zich er niet van te distantiëren, heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat er geweld jegens aangeefster zou worden gebruikt ook aanvaard, zeker nu van het tegendeel niet is gebleken. Er is dus sprake van voorwaardelijk opzet op het geweld tijdens de overval.
Wettig en overtuigend is derhalve bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks 08 januari 2012 te Ridderkerk om
(ongeveer
) 04.00 uur
, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,in een woning gelegen aan de[adres slachtoffer], alwaar verdachte zich
buiten weten oftegen de wil van de rechthebbende bevond,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een sleutelbos
en/of een ring en/of (een) ketting(en), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft
en/of dat/die sleutelbos en/of ring en/of ketting(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
, verbrekingen
/ofinklimming en
/of
welke diefstal werd
voorafgegaan en/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin bestond
(en)dat verdachte
en/of zijn mededaderstezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
- die
(slapende
)[slachtoffer]
(onverhoeds
)heeft benaderd (met gereedschap in zijn, verdachtes, hand en/of een panty over zijn, verdachtes, hoofd) en
/of
- naar die [slachtoffer] heeft geroepen: "Geld, geld, geld! Ik wil geld! Ik weet dat je geld hebt!"
althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekkingen
/of
- die [slachtoffer] heeft gedwongen
, althans tegen die [slachtoffer] heeft gezegd,naar beneden te lopen en
/ofin een stoel plaats te nemen en
/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en
/ofvastgehouden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
STRAFBAARHEID FEIT
Het bewezen feit levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn twee medeverdachten in de nachtelijke uren een woningoverval gepleegd. Zij hebben een panty over hun hoofd getrokken om niet herkend te worden door de bewoonster. Om de woning binnen te komen hebben de drie mannen een raam opengebroken waardoor zij naar binnen zijn geklommen. Verdachte, alsnog bang om door de bewoonster herkend te worden, is vervolgens weer naar buiten geklommen, zodat hij op de uitkijk kon gaan staan. De medeverdachten hebben de bewoonster, een alleenstaande 72-jarige vrouw, vervolgens met geweld overvallen, waarbij een van de medeverdachten gereedschap in zijn hand had. De bewoonster lag in bed en zij werd wakker doordat de twee medeverdachten ineens in haar slaapkamer stonden en om geld vroegen. Daarna is zij gedwongen om mee naar beneden te gaan en op een stoel te gaan zitten en is zij stevig vastgepakt waardoor zij ook letsel heeft opgelopen. Bij de overval is uiteindelijk ‘slechts’ een sleutelbos ontvreemd.
Dit is een buitengewoon ernstig feit. Verdachte heeft enkel gedacht aan zijn eigen geldelijk gewin en niet stilgestaan bij het leed dat zijn handelen bij het slachtoffer zou kunnen veroorzaken. Het slachtoffer heeft de gebeurtenis als zeer angstaanjagend ervaren. De overval vond in de nacht plaats in haar woning, een plaats waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Het is bekend dat de negatieve psychische gevolgen van dergelijke gewelddadige feiten voor een slachtoffer nog lang kunnen aanhouden. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor maatschappelijke onrust en versterken zij de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf is rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde woningoverval, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Bij de beoordeling van de ernst van het feit zijn mede de omstandigheden betrokken dat (enerzijds) het feit in vereniging en gedurende de nacht is gepleegd en dat aangeefster een kwetsbaar slachtoffer was, en dat (anderzijds) het lichamelijk geweld, hoe ernstig het gebruik van lichamelijk geweld ook is, beperkt is gebleven tot het vastpakken en -houden van het slachtoffer.
Dat de buit beperkt is gebleven tot “slechts” een sleutelbos doet niets af aan de ernst van het feit.
In het kader van de straftoemeting is ook acht geslagen op het op verdachtes naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 september 2014 en op het over de verdachte uitgebrachte advies van de reclassering d.d. 22 augustus 2014. Dit advies houdt het volgende in.
Er zijn geen aanwijzingen voor psychische problemen en of gedragsproblemen bij verdachte gevonden. Wel lijkt er sprake van een laag/matige intelligentie. Op het gebied van sociale omgeving zijn problemen geconstateerd. Het sociaal netwerk van verdachte is delictgerelateerd. Hij lijkt in zekere mate beïnvloed te zijn geweest door de medeverdachten maar hij is ook verantwoordelijk voor het feit dat het delict heeft plaatsgevonden. Hij lijkt dit te beseffen. Positief is dat verdachte een stabiele relatie heeft en oprecht probeert dingen in zijn leven te veranderen. Hij staat positief in het leven. Hij toont zich gemotiveerd voor reclasseringstoezicht.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met reclasseringstoezicht en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, contactverbod en een locatieverbod en –gebod op te leggen.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies en het advies van de Reclassering en neemt deze (gedeeltelijk) over. De rechtbank zal een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen met de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in voornoemd reclasseringsadvies, met uitzondering van het contactverbod en het locatiegebod met elektronisch toezicht. Voor deze voorwaarden wordt geen aanleiding gezien.
Op grond van het vorenstaande wordt, alles afwegende, na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich niet bevinden op de [straat] te Ridderkerk, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.J. Schiffers-Hanssen, voorzitter,
mrs. P. Putters en S.R.B. Walther, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 oktober 2014.
De jongste rechter is wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 08 januari 2012 te Ridderkerk om (ongeveer) 04.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de[adres slachtoffer], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een sleutelbos en/of een ring en/of (een) ketting(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die sleutelbos en/of ring en/of ketting(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
- die (slapende) [slachtoffer] (onverhoeds) heeft benaderd (met gereedschap in zijn, verdachtes, hand en/of een panty over zijn, verdachtes, hoofd) en/of
- naar die [slachtoffer] heeft geroepen: "Geld, geld, geld! Ik wil geld! Ik weet dat je geld hebt!", althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking en/of
- die [slachtoffer] heeft gedwongen, althans tegen die [slachtoffer] heeft gezegd, naar beneden te lopen en/of in een stoel plaats te nemen en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 januari 2012 te Ridderkerk, om (ongeveer) 04.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de[adres slachtoffer], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het/de door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf/misdrijven om met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten den dele toebehorend aan [slachtoffer], in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of te dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s), en deze diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, heeft gehandeld als volgt:
hij, verdachte, en/of (een) mededader(s) is/zijn/heeft/hebben
- door middel van braak/verbreking/inklimming die woning binnengedrongen en/of
- die (slapende) [slachtoffer] (onverhoeds) benaderd (met gereedschap in de hand(en) en/of een panty over het hoofd) en/of
- naar die [slachtoffer] geroepen: "Geld, geld, geld! Ik wil geld! Ik weet dat je geld hebt!", althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking en/of
- die [slachtoffer] gedwongen, althans tegen die [slachtoffer] gezegd, naar beneden te lopen en/of in een stoel plaats te nemen en/of
- die [slachtoffer] vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- die woning doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht