ECLI:NL:RBROT:2014:8545
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende controle over verslaving
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, een alleenstaande man met een WWB-uitkering, had op 8 mei 2014 een verzoekschrift ingediend. Tijdens de zitting op 30 juni 2014 werd hij gehoord, samen met twee maatschappelijk werkers van het Leger des Heils. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden voor toelating tot de schuldsaneringsregeling, met name vanwege zijn verslavingsproblematiek en het ontbreken van goede trouw in het ontstaan van zijn schulden. De verzoeker had een aanzienlijke schuld aan de Belastingdienst van € 47.800,00, die was ontstaan door het niet indienen van belastingaangiften gedurende zijn periode als zelfstandig ondernemer van 2009 tot oktober 2013. De rechtbank concludeerde dat deze schuld niet te goeder trouw was ontstaan, aangezien de verzoeker zijn verplichtingen jegens de Belastingdienst niet naar behoren was nagekomen.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat zijn verslaving al enige tijd onder controle was. De rechtbank verwees naar de landelijke beoordelingscriteria voor toelating tot de schuldsaneringsregeling, waarin staat dat een verzoeker met verslavingsproblemen alleen kan worden toegelaten als aannemelijk is dat de verslaving al minimaal één jaar onder controle is. De verzoeker had weliswaar een behandelovereenkomst van Bouman GGZ overgelegd, maar er ontbrak een recente verklaring die bevestigde dat zijn verslaving onder controle was. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker ter zitting had verklaard dat hij nog niet abstinent was van alcohol.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De rechtbank gaf de verzoeker echter de mogelijkheid om in de toekomst opnieuw een verzoek in te dienen, mits hij kan aantonen dat zijn verslaving minimaal één jaar onder controle is en dat hij actief op zoek is naar werk. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. Zwanenburg, griffier.