In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2014, betreft het een beroep van eiseres tegen verschillende besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake opgelegde boetes onder de Werkloosheidswet (WW). Eiseres had een boete opgelegd gekregen wegens schending van de inlichtingenplicht, die zij betwistte. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde boete van 100% van het benadelingsbedrag onterecht was, omdat de wetgever verzuimd had tijdig een AMvB vast te stellen met nadere regels over de hoogte van de boete. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en stelde de boete vast op € 1020,--, waarbij rekening werd gehouden met de periode van overtreding. Daarnaast werd het beroep in een andere zaak niet-ontvankelijk verklaard en in een derde zaak werd de boete vastgesteld op € 140,--. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet volledig verwijtbaar was voor de overtredingen, maar dat er wel sprake was van een schending van de inlichtingenplicht. De rechtbank veroordeelde het UWV tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.