ECLI:NL:RBROT:2014:8739

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2014
Publicatiedatum
27 oktober 2014
Zaaknummer
453333 / HA RK 14-480
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2014 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de gemachtigde van verzoeker, mr. M.S. Hansildaar, tegen rechter mr. C.H. Kemp-Randewijk. Het wrakingsverzoek volgde op een comparitie van partijen die op 11 juni 2014 had plaatsgevonden in een civiele procedure tussen verzoeker en [naam eiseres] B.V. Tijdens deze comparitie heeft verzoeker gesteld dat de rechter onvoldoende ruimte had gegeven om zijn standpunt naar voren te brengen en dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechter heeft echter betwist dat er sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid en heeft aangegeven dat de comparitie bedoeld was om inlichtingen te verkrijgen en niet om de zaak te bepleiten.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van verzoeker dat de rechter vooringenomen was. De rechter had de gemachtigde van verzoeker voldoende gelegenheid gegeven om zijn standpunt te verduidelijken, en de wrakingskamer oordeelde dat de rechter zich op een actieve en kritische manier had opgesteld tijdens de comparitie. De wrakingskamer benadrukte dat het aan de rechter is om de procedure te leiden en dat de comparitie niet bedoeld is voor het pleiten van de zaak, maar voor het verkrijgen van informatie en het verkennen van schikkingsmogelijkheden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij de beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters. De uitspraak benadrukt het belang van de onpartijdigheid van de rechter en de voorwaarden waaronder een wrakingsverzoek kan worden toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer/rekestnummer: 453333/ HA RK 14-480
Beslissing van 21 juli 2014
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde mr. M.S. Hansildaar,
strekkende tot wraking van:
mr. C.H. Kemp-Randewijk, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team Kanton I (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij dagvaarding van 7 november 2013 is verzoeker gedagvaard te verschijnen ter openbare terechtzitting van 3 december 2013 van deze rechtbank in de procedure van [naam eiseres] B.V. tegen verzoeker. Bij vonnis van 2 mei 2014 is door de rechter een comparitie van partijen gelast.
Deze procedure draagt als kenmerk 2585963 CV EXPL 13-60273.
Ter gelegenheid van de op 11 juni 2014 gehouden comparitie van partijen heeft verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier met zaaknummer 2585963 CV EXPL 13-60273, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de op 11 juni 2014 gehouden comparitie van partijen.
Verzoeker, diens gemachtigde, [naam eiseres] B.V. alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mail van 26 juni 2014.
Ter zitting van 9 juli 2014, waar het wrakingsverzoek is behandeld, is verschenen de gemachtigde van verzoeker, mr. M.S. Hansildaar. Hij heeft aan de hand van een pleitnota het standpunt nader toegelicht.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft mr. M.S. Hansildaar namens verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter gebruikte twijfelwoorden en de rechter is tijdens de comparitie van partijen voorbijgegaan aan hetgeen in het verweerschrift en de conclusie van dupliek namens verzoeker naar voren is gebracht. De gemachtigde werd daarbij overvallen door productie 13, over welk stuk hij niet beschikte en welk stuk hij dus niet heeft kunnen bestuderen voorafgaand aan de comparitie van parijen. De rechter hield slechts een selectieve vragenronde waarin geen ruimte werd gegeven aan de gemachtigde van verzoeker om de zaak in de gebruikelijke twee rondes te bepleiten. Door deze gang van zaken is bij verzoeker en diens gevolmachtigde het beeld ontstaan dat de rechter een vooringenomenheid koestert jegens hen en dat het recht van verzoeker op een eerlijk proces geschonden is.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
De rechter heeft, zoals is neergelegd in het proces-verbaal van van de comparitie van partijen van 11 juni 2014, aangegeven dat [naam eiseres] B.V. zal dienen aan te tonen op welke werkzaamheden de litigeuze nota’s betrekking hadden. De rechter geeft aan kenbaar te hebben gemaakt dat het haar voorshands voorkwam dat er voor de werkzaamheden betreffende het jaar 2012 in het jaar 2012 nog niet was betaald, reeds daarom niet omdat het maken van jaarstukken niet in datzelfde jaar geschiedt maar pas na afloop.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Uit het proces-verbaal van de op 11 juni 2014 gehouden comparitie van partijen blijkt dat de gemachtigde van verzoeker de gelegenheid heeft gekregen een verklaring af te leggen, in welke verklaring de gemachtigde van verzoeker onder meer naar voren heeft gebracht dat hij niet bekend was met productie 13. Ook heeft de gemachtigde van verzoeker zich kunnen uitlaten over productie 13, immers, hij heeft te kennen gegeven het overzicht van deze productie niet te accepteren. Blijkens het proces-verbaal heeft de gemachtigde van verzoeker – kennelijk in antwoord op vragen van de rechter – het standpunt van verzoeker nader toegelicht.
Uit het proces-verbaal blijkt dan ook niet dat de gemachtigde van verzoeker onvoldoende ruimte zou hebben gekregen om het woord te voeren.
Vooropgesteld wordt dat het tot de taak van de (kanton)rechter behoort om naar aanleiding van de stellingen van de partijen nader onderzoek te doen en zo nodig kritische vragen te stellen. Een comparitie van partijen heeft tot doel het verkrijgen van inlichtingen en het beproeven van een schikking. De rechter kan zich hierbij actief opstellen. De comparitie is niet bedoeld om partijen de gelegenheid te geven hun zaak te bepleiten. Dit is reeds in de conclusies van de voorafgaande schriftelijke ronde gebeurd. Ter comparitie kan een rechter een voorlopig oordeel geven, doch hiermee staat nog niet vast wat het definitieve oordeel zal zijn. Dit oordeel wordt pas in het vonnis gegeven. Pas in dit vonnis zullen alle argumenten van partijen uitvoerig gewogen en beoordeeld worden. In dit vonnis zal voorts worden beslist in hoeverre acht geslagen wordt op producties die door partijen in het geding zijn gebracht.
In dit licht bezien, geeft hetgeen de gemachtigde van verzoeker naar voren heeft gebracht geen aanleiding om aan te nemen dat er zich omstandigheden hebben voorgedaan die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens (de gemachtigde van) verzoeker een vooringenomenheid koesterde, althans dat de bij (de gemachtigde van) verzoeker dienaangaande bestaande vrees, objectief gerechtvaardigd was.
Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.

4.De beslissing

wijst afhet verzoek tot wraking van mr. C.H. Kemp-Randewijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter, mr. M. Fiege en mr. P.C. Santema, rechters en bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter uitgesproken door mr P.C. Santema ter openbare terechtzitting van 21 juli 2014 in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier.
Verzonden op:
aan:
- S.J. Gosepa
- mr. M.S. Hansildaar
- mr. C.H. Kemp-Randewijk
- [naam eiseres] B.V.
- mr. S.J. Nauta